School voor journalistiek

 

Ik liep stage bij Frits Barend vannacht. Ik zat op de school voor journalistiek. Frits was bezig met een artikel over een schandaaltje in de voetballerij. Wonderbaarlijk hoe snel hij de zaak had opgelost. Eén telefoontje met een speler van AZ en alles was glashelder. Daarna interviewde hij nog Jan Mulder. Die zat opeens voor ons aan tafel. Het ging over een algemeen oordeel over de affaire. Toen Frits bijna klaar was, gaf hij de microfoon aan mij. ‘Maak jij het maar af’, zei hij. Ik had me niet voorbereid en begon zomaar een vraag te stellen. ‘Wat is volgens u de meest basale code, waaraan een voetballer zich in de kleedkamer heeft te houden?’ Mulder dacht even na en haalde toen een herinnering op aan een medespeler in de tijd toen hij nog als amateur voetbalde. Die collega speelde linksback en heette Jan Draper. In de kleedkamer vertelde hij altijd dikke verhalen over zijn vader die de beste speler zou zijn geweest van heel Noord-Nederland. Dit vertelde hij vaak op zo’n onaangename manier, dat het hele elftal ervan in een dip raakte. ‘Pas op, nooit opscheppen dus’, zei Mulder, ‘anders word je een Draper!’ Vervolgens vroeg ik hem, wat de meest basale code is, waaraan een journalist zich te houden heeft. Tegelijk verbaasde ik me over het feit, dat ik onvoorbereid zulke slimme vragen wist te stellen. Mulder kaatste terug: ‘Wat vind je zelf?’ Ik aarzelde geen moment en gaf op goed geluk een voorzet: ‘Schrijf niet over een ander, wat je niet over jezelf geschreven wilt hebben.’ Terwijl ik dit zei, realiseerde ik mij dat dit een fout antwoord was. Mulder trok ook een heel vies gezicht. ‘Zo wordt het nooit wat met jou als journalist!’, hoorde ik hem nog roepen, terwijl Frits de microfoon overnam. Frits ging staan en had opeens een dirigentstokje in zijn hand. Het orkest zette in. Daarna zong iedereen uit volle borst het Halleluja van Händel: ‘King of King and Lord of Lords. And He shall reign for ever and ever!’ Ja, ja, het is nog altijd Pasen, al ligt er dan sneeuw in de tuin.