Het eeuwig gelijk van Dawkins

‘Het is vrijwel geheel aan de atheïst en polemist Richard Dawkins toe te schrijven dat ik me de laatste tijd tot de religie voel aangetrokken,’ aldus de agnostische schrijver John Paul Flinthof kort voor de Kerst in een

artikel in The Sunday Times.

Deze woorden legde Floris van Straten voor aan Richard Dawkins tijdens zijn interview met hen dat staat afgedrukt in de bijlage van de NRC van zaterdag j.l. ‘Jezus zou nu atheïst zijn geweest’. Zo staat er als titel boven. Een wat wonderlijk statement, want de Zoon van God, kan moeilijk zijn Vader afvallen, zou je zo denken. Maar Dawkins is niet de eerste de beste. Deze Engelse wetenschapper heeft internationale bekendheid opgebouwd als propagandist van het atheïsme. Hij reageerde verrast op de uitspraak van Flinthof en wilde er meer van weten. Hoe kan het dat juist zijn woorden niet tot ongeloof, maar tot geloof aanzetten? Ik heb een paar boeken van Dawkins gelezen, vooral over het darwinisme. Boeken als ‘De zelfzuchtige genen’ (1976) en ‘De blinde horlogemaker’ (1986) zijn inmiddels klassiekers geworden. Twee jaar gelden verscheen ‘The God Delusion’ (God als misvatting) en ook dat werd een mondiale bestseller.

Toch kan ik me goed herkennen in de woorden van Flinthof. Hoe meer ik Dawkins tekeer hoor gaan tegen de domheid van de godgelover, hoe meer ik ga geloven dat er zoiets als een God moet bestaan. Het viel me op dat Dawkins zichzelf in het interview niet een honderd procent atheïst noemt. Dat zou in zijn optiek ook niet van een wetenschappelijke houding getuigen. Hij hanteert een soort glijdende schaal van (1) theïstsich, d.w.z. ‘volkomen overtuigd van het bestaan van God’, via (4) agnostisch, d.w.z: ‘ik weet het niet’, tot (7) ‘volkomen atheïstisch’. Hij plaatst zichzelf op (6) door te verklaren dat hij het bestaan van God zeer onwaarschijnlijk acht. Wie er honderd procent van overtuigd is dat God niet bestaat is zelf een gelovige. Niet alleen het bestaan van God valt niet te bewijzen. Ook zijn niet-bestaan is onbewijsbaar.

Waarom zou je dan zo druk maken? Dawkins maakt zich druk. Over de domheid van het creationisme bijvoorbeeld. Over mevrouw Maria van der Hoeven, onze voormalige minister van onderwijs die wetenschappers onderzoek wilde laten instellen over het creationisme. De recente discussie over Intelligent Design is Dawkins een gruwel. Darwin heeft gelijk en Darwin zal wat hem betreft voor altijd gelijk krijgen. Het moet voor Dawkins een panische gedachte zijn, dat er scheurtjes kunnen komen in Darwins evolutietheorie. In dat opzicht zou je Dawkins – ondanks zijn laatste slag om de arm – een fundamentalistisch Darwinist kunnen noemen. Hij is een drammer die als een stier op een rooie lap tekeer gaat tegen de domheid van het creationisme. Ik heb me vorig jaar een beetje proberen te verdiepen in de het huidige ID-debat, maar ik moest tot mijn ongenoegen constateren dat ik gewoon de wetenschappelijke kennis ontbeer, om hier ook maar iets zinnigs over te beweren.

De boeken die hierover verschijnen zijn doorgaans populair-wetenschappelijk van aard, zodat je nooit echt kunt checken wat er nu eigenlijk precies beweerd wordt. De wetenschappelijke betogen daarentegen zijn voor een leek niet te volgen. Het enige betoog dat aan dit dilemma probeert te ontsnappen is geschreven door de pionier van de ID-theorie, Michael J. Behe. Zijn boek ‘Intelligent Design, de zwarte doos van Darwin’ (1996) begeeft zich op twee niveaus. Een voor de leek begrijpelijk gedeelte wordt afgewisseld door passages in kleine lettertjes en met allerlei formules die een normale lezer zoals ik al gauw uit het raam doen staren.

Centraal in het ID-debat staat de vraag hoe het mogelijk is dat zeer complexe onderdelen van een organisme tot in detail op elkaar afgestemd kunnen zijn. Met name op het microniveau van de menselijke cel vinden processen plaats die de evolutietheorie van Darwin niet kunnen verklaren. De biochemie van de cel heeft iets holistisch. Er lijkt daar sprake te zijn van een uiterst complexe samenhang van simultaan verlopende microprocessen die ogenschijnlijk worden aangedreven door een collectieve doeloorzaak. Behe noemt dat ‘onherleidbaar complexe systemen’. Dergelijke systemen kunnen niet worden verbeterd door elkaar opvolgende, kleine veranderingen van een voorafgaand systeem, omdat het voorafgaande systeem per defintie een daarvoor noodzakelijk onderdeel mist.

De vraag is natuurlijk: zijn dit soort onherleidbaar complexe systemen ‘principieel niet’ of ‘nog niet’ vanuit Darwins theorie te verklaren. Op dat punt lopen de meningen uiteen. Als je doorredeneert op de optie ‘principieel niet’, dan kom je hoe dan ook uit bij de aanname dat er sprake moet zijn geweest van een Intelligent Ontwerp vooraf. Dat wil nog niet zeggen, dat dit Intelligent Ontwerp van God afkomstig moet zijn. De ID- theorie spreekt duidelijk over een ‘Ontwerp’ en niet over een ‘Ontwerper’. Maar dat is natuurlijk uitstel van executie. Als er sprake is van een Intelligent Ontwerp, dan is het zeer waarschijnlijk dat er ook sprake moet zijn van een Intelligente Ontwerper. Maar wie heeft die Intelligente Ontwerper dan ontworpen? En volgens welk Superintelligent Ontwerp is dat allereerste ontwerpproces dan in zijn werk gegaan?

Dat is de ultieme vraag die ook Dawkins zich stelt: ‘Als er een God zou bestaan, wie heeft dan God ontworpen?’ Daarmee wordt elk godsgeloof voor hem een dwaling van het verstand. Precies op dat punt haak ik af in zijn redenering, net zoals John Paul Flinthof voel ik me dan opeens aangetrokken tot de religie. Als ik zie dat iemand de religie op zo’n botte manier reduceert tot een ultieme vraag naar causaliteit, dan gooi ik mijn kont in de krib. Het lijkt of Dawkins de hele problematiek van het godsbestaan eerst terugbrengt tot zijn eigen rationele wijze van redeneren en vervolgens afdoet als irrationeel. Daarmee verdwijnt er iets fundamenteels tussen wal en schip.

Juist ons hedendaagse godsbegrip is door de wetenschap in een eeuwenlang proces verschraald tot een abstracte notie, waarover je eindeloos kunt redetwisten. Wat God ooit geweest zou kunnen zijn, hebben we gedresseerd en gedrild binnen de strenge kaders van dit causale redeneren. Maar zo werkt het met met God. God is een berg van de buitencategorie. Als er zoiets als een God bestaat, dan moet Hij, Zij of Het iets te maken hebben met dat wat zich aan ons verstand onttrekt. Het is de God van overgave en het ontzag, de God van het beeld en het symbool, de God van de liefde en de barmhartigheid, de God van de ultieme eenheid in alles. Maar dat soort softe prietpraat is aan Dawkins niet besteed.

Er is iets raars aan de hand. Als ik een boek lees over de islam dan voel ik mij tot Dawkins aangetrokken en zie ik deze hardvochtige religie als een uiting van premodern denken, waarin veel middeleeuwse trekken van de mens bewaard zijn gebleven. Als ik Dawkins zelf lees, dan denk ik niet aan de islam, maar aan het christendom. Maar het christendom is eigenlijk een verwaterde religie. Er zijn tegenwoordig zelfs al praktiserende dominees die geloven dat God niet bestaat. Dus waar maak je je dan nog druk om? Het christendom is al eeuwenlang in een onomkeerbaar proces verwikkeld, dat niet alleen leidt tot ontmythologisering en secularisering, maar uiteindelijk ook tot het verdwijnen van het geprojecteerde godsbeeld.

Toch windt Dawkins zich niet zozeer op over de islam. Daar weet hij ook nauwelijks iets van af, zo verklaart hij zelf. Hij heeft de Koran nooit gelezen, terwijl hij met de Bijbel is opgegroeid. Hij verwerpt het islamitisch terrorisme, maar stoort zich toch vooral aan het simplistische christendom, dat in de Verenigde Staten nog altijd veel fundamentalistische aanhangers kent. Mensen die ondanks alles blijven denken dat de wereld slechts zo’n 10.000 jaar oud is. Mensen die de evolutieleer uit het onderwijs willen schrappen, abortus en homofilie verwerpelijk achten en menen dat hun president in de ene en ware God moet geloven. In hun God, die beter is dan alle andere en zelfs een kruistocht waard is.

Dat laatste valt natuurlijk niet goed te praten. Maar moet God dan maar worden weggegooid op de vuilnisbelt van de Verlichting? Ik heb het idee dat Dawkins maar in één ding gelooft. Dat is de wetenschap, dat wil zeggen: een vorm van menselijke kennis die superieur is aan alle andere vormen van kennis en dus ook een beschaving voortbrengt die een meerwaarde heeft boven alles wat met de wetenschap in strijd is of daar niet mee spoort. Dat is iets wat me irriteert. Wetenschap is niet heilig en het verstand evenmin. Niets is heilig, maar er zijn nu eenmaal zaken die het verstand en de wetenschap te boven gaan.

Die bescheidenheid mis ik bij Dawkins. Hij weet alles beter. Hij heeft eeuwig en altijd gelijk omdat hij ronddraait in zijn eigen redelijke cirkelredenering. Meten is weten, zo wordt vaak beweerd. Maar godsgeloof is volgens mij niet te meten en zeker niet op een schaal van (1) tot (7). Op die schaal schiet ik voortdurend heen en weer. Ik weet zeker dat ik niet alles beter zou weten, ook al zou ik alles weten wat Dawkins weet en ik niet. Nee, ik weet het niet beter. Ik weet het gewoon niet. En ook al denk ik het te weten, dan zou ik het nog niet beter weten. Ik heb ook niet eeuwig gelijk zoals hij.

 

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)