Najaar 1985 was ik op bezoek bij Albert Waalkens in Finsterwolde. De magere slungel voor op de foto ben ik zelf. Links loopt Waalkens. Kort tevoren had Gunnar Daan een nieuwe galerie annex woning en studio voor hem gebouwd. De redactie van het toenmalige architectuurtijdschrift BOUD wilde daar aandacht aan besteden. Waalkens ontving ons allerhartelijkst. Toen al was hij beroemd. Een boer die de kunstwereld had veroverd. Waalkens was de zoon van een rijke herenboer uit Groningen en zou zelf tot 1982 ook als boer actief blijven. Hij is nooit van de kunsthandel afhankelijk geweest. Ik heb hem nadien nog een paar keer ontmoet in commissies of jury’s en natuurlijk in zijn galerie, maar hij vertoefde in een andere wereld. Hij hoorde ook bij een andere generatie, een andere tijd.
Albert Waalkens had een naam opgebouwd sinds hij in 1962 in een stal in Finsterwolde met een galerie was begonnen. ‘Koeien eruit, kunst erin’, zo heette die eerste tentoonstelling. Aanvankelijk zou Siep van den Berg exposeren in het gemeentehuis van Finsterwolde, maar daar mochten geen spijkers in de muur worden geslagen. De vrouw van Waalkens stelde toen voor om een lege stal ter beschikking te stellen. Het was ook Siep van den Berg (1913-1998) die Waalkens op het spoor van de kunst heeft gebracht. Deze van oorsprong Friese kunstenaar heeft in de eerste decennia na de oorlog een sleutelfunctie vervuld voor het kunstklimaat van het noorden. Hij bracht niet alleen Waalkens op het spoor van de kunst, maar wees ook Gerrit Benner op het belang van het werk van Hendrik Werkman, met wiens dochter hij zelf was getrouwd. Waalkens was had grote bewondering voor het werk van Siep van den Berg. In en om zijn galerie stond nog altijd sculpturen van hem en zijn stal werd door Siep van den Berg in 1959 van grote abstracte schilderingen voorzien.
Na 1962 zouden er nog vele tentoonstellingen volgen in Finsterwolde van kunstenaars als Gerrit Benner, Peter Struycken, Ben Akkerman en Jef Diederen. Maar vooral het land-art werk van de Amerikaan Dennis Oppenheim, dat in 1969 op zijn boerenerf werd uitgevoerd in het kader van de manifestatie ‘Op losse schroeven’ trok internationale aandacht. In de jaren zestig werd ‘boer Waalkens’ stilaan een begrip. Galerie Mangelgang in Groningen was een tijdlang een dependence van Waalkens. Hij zette Groningen in die jaren op de wereldkaart van de kunst. In Finsterwolde streek zelfs een een echte kunstenaarskolonie neer. Zijn vriend Karl Pelgrom (1927-1994) stichtte op zijn erf het Instituut voor Creatief Werk (ICW) en deze commune voerde tal van projecten uit o.a rond het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Instituut voor Creatief Werk, Finsterwolde 1969
Midden jaren zestig bruist het van activiteit in het Noorden. In Friesland is dan Paul Panhuysen actief die in 1964 met een grote rel als directeur opstapt bij de Academie Vredeman de Vries en ‘De Bende van de Blauwe Hand opricht. Begin 1966 exposeert de Bende van de Blauwe Hand bij boer Waalkens in Finsterwolde. Even later gaat Karl Pelgrom bij Academie Minerva in Groningen doceren waar hem een vergelijkbaar lot treft als Panhuysen in Leeuwarden. Hij wordt ontslagen. De Bende van de Blauwe Hand sterft in Friesland een stille dood als Panhuysen naar den Haag vertrekt. In 1967 laat ‘de Bende’ nog even van zich spreken in het Gemeentemuseum in Den Haag. In Groningen echter gaat het vernieuwingsproces door onder aanvoering van Waalkens en Pelgrom. Zo leiden de beeldententoonstellingen bij Waalkens tot de tentoonstelling ‘Beeld en route’ in 1967 die landelijke aandacht trekt.
Rond 1965 liepen de stormachtige ontwikkelingen in Friesland en Groningen heel even parallel. Daarna was het in Friesland abrupt afgelopen. Het verschil is dat Waalkens in Groningen bleef en Panhuysen weer naar het zuiden vertrok. Van de week was ik op bezoek bij Paul Panhuysen in Eindhoven. Ik wilde van hem alles weten over die bruisende jaren, waarin ook in Friesland heel even van alles mogelijk leek. Panhuysen had een plan klaar liggen voor een geheel vernieuwde kunstacademie in Leeuwarden die weldra een dagopleiding zou gaan worden. Met een vrijwel geheel nieuw docentencorps zou in korte tijd een kunstopleiding ontstaan die ook Friesland op de kaart zou zetten. Zelfs Karl Pelgrom had zijn koffers al gepakt om maar Leeuwarden te vertrekken op hier les te gaan geven.
Het heeft allemaal niet zo mogen zijn. Bekrompenheid en kinnesinne – vooral van mr. dr. K. de Vries (destijds voorzitter van het academiebestuur namens de Fryske Akademy) – hebben Panhuysen het functioneren onmogelijk gemaakt. Friesland dommelde weer in tot een vredige provincie van boeren burgers en buitelui, dat het tevoren ook was geweest. Uiteindelijk ging er niets boven Groningen ook wat de kunst betreft. En zeker niet boven die prachtige kunstruimte in Finsterwolde, waar Boer Waalkens nog lang van zich heeft doen spreken. Tot afgelopen zondag, toen is hij overleden.