Juist toen ze de huiskamer binnenkwam, draaide zijn vader de radiomuziek, een fuga voor viool en klavecimbel, af. ‘Dat is gezeur,’ zei hij,’laten we een ogenblik rust hebben.’ (p.11)
Toen zijn ouders langzaam de trap waren afgedaald en hij de buitendeur had horen dichtslaan, zette hij de radio aan. De omroeper gaf de juiste tijd aan: zes minuten voor half één. (12)
Ze kwam nu binnen met thee. ‘U kunt nu gaan luisteren naar La Favorite van Couperin,’ zei de omroeper. Toen de muziek was begonnen zei mijn moeder: ‘Dat is geen viool, hè? Maar piano is het ook niet. Het is zeker klavecimbel. Is dat nu klavecimbel?’ ‘Een verschrikkelijk instrument, niet?’ zei hij. (p.16)
Frits zette de radio, die met een lezing begon, af en rolde een sigaret. (p.29)
Hij draaide de gaskachel, die hij voor het onderhoud had ontstoken, weer uit en zette in de huiskamer de radio aan. Een spreker hield een lezing over het in huis kweken van bloembollen. Ook op andere golflengten vond hij niets dat hem aanstond. Hij liet het toestel op een Engels station zacht afgestemd, staan. Zeurderige vioolmuziek was flauw hoorbaar. (p.63)
Hij floot het Franse volkslied, stempelde met de rechterhand vette vingerafdrukken op de spiegel en ging weer naar de radio; een Nederlands station gaf nieuwsberichten. ‘ U hoort de mar Koning Voetbal,’ zei daarop de omroeper. ‘Nu moet ik’, dacht hij, toen hij de knop had afgeschakeld. ‘de deur op de knip doen, me eerst op de grond wentelen, een tijd heel lang heel hard o! o! roepen en dan met een ijzeren staaf alle ramen stukslaan. En als ze van beneden en boven komen in zwijm vallen als ze de deur hebben ingetrapt. En dan fijn naar een inrichting’ . ‘Tieretjoeptjoepfaleri,’ zong hij zacht, ‘Tieretjoeptjoepfalera.’ (p.63)
En zo gaat het tot het tot het eind van het boek door:
Zodra Frits los was, nam hij zijn glaasje op. Zijn ouders volgden zijn voorbeeld. Ze brachten ze bij elkaar, lieten ze voorzichtig botsen en dronken. ‘Appelbessen,’ dacht Frits. ‘Het is voorbij.’ Zijn ouders gingen zitten. De radio zette een mars in.”
(p. 217)
De radio speelt een cruciale rol in De Avonden, zij het letterlijk op de achtergrond. Ik stel me zo voor dat het een bakbeest van een apparaat moet zijn geweest. Zo één waar je helemaal in weg kon kruipen, met zo’n kleine piano van witte knoppen voor de etherfrequenties, een geheimzinnig groen oog voor het scherp afstemmen op de zenders en een breed verlicht bruin paneel met schuin oplopende blokjes met alle steden van Europa. BBC ZDF, noem maar op.
De radio was in die eerste jaren na de oorlog alom tegenwoordig in de huiskamer. Het was een soort magisch tabernakel, van waaruit de grote wereld de beslotenheid van de huiskamer binnenkwam. Het op gezette tijden luisteren naar de nieuwsberichten was ook voor mijn vader een een bijna heilig ritueel. Iedereen moest dan absoluut stil zijn. Je wist ook maar nooit of de oorlog weer begonnen was. Of erger, misschien was de bom wel gevallen.
‘Hier zijn de nieuwsberichten, verzorgd door de radionieuwsdienst van het ANP’. Ik zie opeens mijn vader – in hemd en onderbroek met het scheerapparaat in de hand – ’s ochtends om acht uur staan luisteren naar de radio. De Berlijnse Muur werd opgericht. Augustus 1961. Maar ook de radioberichten over de opstand in Boedapest en zelfs de Watersnoodramp kan ik me nog vaag herinneren. Ik was toen vier jaar en kreeg behoorlijk op mijn donder, toen ik later alle rampfoto’s in ‘De Katholieke Illustratie’ met blauw kleurpotlood had ingekleurd.
.
Hoe vaak was er niet ruzie over welke zender op moest. Of af moest. ‘Kan die zenuwenmuziek ook af?’… ‘Kan ie wat zachter? Dat geluid gaat door mijn kop heen!’ Voor een kind bood de radio destijds een probaat middel een huisgenoot bij tijd en wijle eens goed te kunnen treiteren. Omdat een die ander altijd wel iets anders wilde horen. Of juist helemaal niets.
.
Ook Frits Egters wordt geregeld gevraagd of de nieuwsberichten al begonnen zijn. Soms pest hij zijn vader dan door ze stiekem voorbij te laten gaan. Sommige programma’s herken ik nog uit mijn jeugd. Andere niet meer. Waterstanden om half tien ‘s ochtends: ‘Lobith…plus twee… Krimpen beneden de IJssel… min drie’. Als ik ziek in bed lag probeerde ik die waterstanden altijd te voorspellen, vlak voordat ze werden genoemd
Daarna kwam ‘Moeders wil is wet’. ‘De muzikale fruitmand’ van de Zonnebloem met Alex van Wayenburg (‘Hou de zonzij!) En niet te vergeten de ‘Arbeidsvitaminen’. In ‘huize Egters’ is het vooral klassieke muziek die in alle toonaarden moet klinken. Tot verheffing van het volk. Marsmuziek hoor je ook nog al eens. En lezingen natuurlijk over de meest onzinnige onderwerpen. Ik zou nog wel eens een Radiobode van eind december 1946 antiquarisch op de kop willen tikken. Volgens mij heeft Reve het uitzendschema exact op het uur gevolgd.
Het geluid van de radio maakt de stilte van De Avonden hoorbaar. Stilte maar vooral ook een uitzichtloosheid die soms naar de keel grijpt en een ondergrondse drang oproept om heel hard te gaan schreeuwen. ‘Killing softly’, dat doet die radio. Zonder dat geluid op de achtergrond was die beklemmende sfeer er misschien niet geweest. In ieder geval niet zo indringend als nu. Voor mij is het dat telkens terugkerende, krakende geluid op de achtergrond van De Avonden een ‘déjà entendu’.