Levenstijdperken

“In het zeer fraaie proefschrift van H.R. Wijngaarden (Hoofdproblemen der volwassenheid, Bijleveld, Utrecht,1959) worden nog enkele andere indelingen vermeld. Waterink deelt het leven in periodes van telkens zeven jaar in. Hij beschrijft 0-7 jaar: de tijd van het fantasieleven; 7-14 jaar: voorstellingsleven; 14-21 jaar: puberteit en adolescentie; 21-28 jaar: tijd van de verovering van de levensbasis; 28-35 jaar; tijd van de beleving en verificatie van de gevonden levensbasis; 35-42 jaar: tweede puberteit, desoriëntatie ten aanzien van de beroepsvervulling; 42-49 jaar: ‘manisch depressieve’ periode (enerzijds de beleving ‘er te zijn’, anderzijds die van teleurstelling); 49-56 jaar; tijd van worsteling tegen de eigen ondergang; 56-63 jaar; bezonkenheid; 63-70 jaar: een tweede jeugd: de overgang is bewust aanvaard en voert nog eenmaal tot een hoogtepunt.

Opvallend in deze indeling is dat wordt aangenomen dat de drie fasen van 35-56 hoofdzakelijk gekarakteriseerd zijn door moeite en strijd. Deze indeling is zeker de overdenking waard. Uit het volgende zal echter blijken, dat ik de voorkeur geef aan de eerder genoemde indeling. Wijngaarden typeert de leeftijd van 0-18 jaar als een periode van kennismaking met de buiten- en binnenwereld, de volwassenheid, 18-42 jaar, als die van de aanvaarding daarvan, de rijpheid, 42- … als ede bezinning daarop.“

Uit: Prof. dr. H.C. Rümke, Levenstijdperken van de man, zesde druk, 1959

***

“Zelf heb ik ook indelingen en periodes ontworpen, echter meer gebaseerd op mijn levensloop dan op het werk. Een mensenleven valt in te delen in cycli van elk 7 jaren. Men beginnen na het eerstse levensjaar, als de persoon een ik, en een individu is geworden. Bij mij werden dan telkens kenteringen, omleggingen van de koers zichtbaar. Men moet steeds in mijn geval, twee jaren tegelijk nemen, omdat ik op de grens van het jaar geboren ben.

Aldus gerekend vanaf één jaar na de geboorte ontstaat het volgende schema:

Fase 1: 0 – 7 jaar (1924/25 – 1931/32): eerste schrijfsel
Fase 2: 7 – 14 jaar (1931/32 – 1938/39): eerste gedichten
Fase 3: 14 – 21 jaar (1938/39 – 1945/46): eerste proza
Fase 4: 21 – 28 jaar (1945/46 – 1952/53): eerste homorelaatsie
Fase 5: 28 – 35 jaar (1952/53 – 1959/60): eerste reisbrief
Fase 6: 35 – 42 jaar (1959/60 – 1966/67): voltooiing ‘Nader tot U’, rooms geworden.
Fase 7: 42 – 49 jaar (1966/67 – 1973/74): ‘Lieve Jongens’
Fase 8: 49 – 56 jaar (1973/74 – 1980/81): roman ‘Wat ik geloof’

Op het eind van elke cyclus vindt iets beslissends zijn beslag.

Uit een brief van Gerard Reve aan Sjaak Hubrechtse, 23 januari 1980
Gerard Reve, Brieven aan geschoolde arbeiders, 1985

Foto: Prof. dr. H.C. Rümke

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)