Chrétien Breukers is een slijmbal

Binnenkort verschijnt er een nieuw overzicht van 25 jaar Nederlandse poëzie (1980-2005), zo lees ik in de Volkskrant van vandaag. Het moet de opvolger worden van de zogeheten ‘Dikke Komrij’. De Utrechtse dichter Chrétien Breukers (1965) selecteerde 666 gedichten in alle categorieën. De uitgave, waar in het benauwde vaderlandse dichterswereldje met spanning naar wordt uitgezien, wordt nu al de ‘Vette Breukers’ genoemd.

Chrétien Breukers is een merkwaardig fenomeen. Hij is de spin in het web van poëtisch Nederland. Elke dag ververst hij zijn landelijke poëziesite ‘De Contrabas’ met nieuwtjes, roddels, ditjes en datjes uit het literaire wereldje. Hij weet alles eerder dan iedereen en is het grote schakelstation tussen dichters, uitgevers, jury’s van literaire prijzen, redacteuren van literaire tijdschriften, organisatoren van poëziefestivals en poëzierecensenten. Hij is aanwezig bij alle presentaties van nieuwe bundels en alle prijsuitreikingen. Kortom, hij is alom tegenwoordig. Als je een rijmpje schrijft in Nederland kun je niet om Breukers heen. Zelf schijnt hij ook niet onverdienstelijk te dichten, maar daar lees je niet zo veel over.

Tot voor kort had ik nooit van die jongen gehoord. Vorig jaar kreeg ik opeens een mailtje van hem. Hij wilde van mij weten hoe het nu precies zat met dat slepende conflict tussen Abe de Vries en Eeltsje Hettinga. Hij kwam op mij wat slijmerig over. Zo informeerde hij ‘of ik mezelf soms ook aan poëzie bezondigde’ en hij meende abusievelijk dat Eeltsje Hettinga hele mooie vertalingen van Chinese gedichten op zijn naam heeft staan.

Daarna is er iets mis gegaan. Chrétien Breukers bleek een nauwe relatie te onderhouden met Abe de Vries, de spin in het web van de Friese literatuur. Toen ik iets onvriendelijks had geschreven over dit vriendje van hem, begon de zo vriendelijke Chrétien een ware vendetta tegen mij. Op zijn Contrabas is hij al meerdere keren tegen mij uitgevaren. Zo noemt hij mij afwisselend een ’gevallen kunstpaus’ een ’literaire tuinkabouter’ en zou ik zelfs over een eigen ‘mestkar’ beschikken.

Al met al is het een benepen ventje, die Chrétien Breukers. Ik ken dat soort. Het likt zich overal in en nestelt zich blindelings in het epicentrum van de macht. Breukers is een literaire slijmbal. Het werk van Bourdieu is niet aan hem besteed. Hij kan het dromen. En zo’n gladde aal wil de nieuwe Komrij worden. Die ‘vette Breukers’ wordt een ‘vette paling in een emmer snot’, dat kun je nu al zien aankomen.