Het kwaad als de geest ontspoort

Nadat ik bedloten heb om in een geschrift terug te komen op mijn psychiatrische ervaringen in 1960 tik ik op Google de titel van mijn boek over die episode in. (Waar was de dood nog meer)  Dat levert een onverwacht resultaat op. De titel staat boven een tekst die gaat over radicale veranderingen in de katholieke kerk in de jaren zestig van de vorige eeuw en de verslag daarvan op de katholieke psychiatrische inrichting Sint Willibrordus in Heiloo,.In die inrichting werd de auteur can deze tekst, Huub Mous, in 1966 op 18-jarige leeftijd opgenomen.

In de tekst noemt hij mijn boek, waarvan de omslag als afbeelding in de tekst is opgenomen. Ik neem contact op met de mij tot dan toe onbekende Huub Mous. Dat levert de ontvangst van een tekst in wording op, een ontmoeting met hem , en een zeer waardevolle begeleiding bij het verdere werk aan dit geschrift. We werken beiden ver de aan onze teksten en besluiten later ze in een gemeenschappelijke publicatie samen te brengen. 

Dat schrijft Egbert Tellegen in zijn bijdrage aan het boek Tegen de tijdgeest, terugzien op een psychose (2011). Zo is dit boek ontstaan. De uitgave zou uiteindelijk door Ed Brand van uitgeverij Candide tot stand komen. Hij bracht ons ook in contact met Daan Muntjewerf ( 1979-2023). De tekst die ik Tellegen destijds toestuurde was de eerste versie van mijn eigen bijdrage aan dit boek, een tekst die toen nog verpakt zat in een beschouwing over de geestelijke crisis van Gerard Reve, die ook in het jaar 1966 zijn beslag kreeg. Na ons. telefoongesprek zocht ik Tellegen op in zijn woning in Sloten, nabij Amsterdam, en daarna volgde er een reeks gesprekken over de ontsporingen van de geest en de onmacht van de hedendaagse psychiatrie om daar adequaat op te reageren.

Dit alles speelde zich af in de winter van het jaar 2011. Een paar maanden later, in juli 2011 werd de wereld opgeschrikt door een waanzinnige terreurdaad van Anders Breivik. Bij een een bomaanslag in de regeringswijk van Oslo en daaropvolgend een schietpartij op een politiek jeugdkamp op het eiland Utøya vielen tezamen 77 doden. Kort daarop verschenen twee boeken: Simon Baron-Cohen Nul empathie- een theorie van de menselijke wreedheid en Antoine de Kom, Het menselijke brein, over het kwaad in onszelf. In beide gevallen betrof het een studie op het terrein van de forensische psychiatrie.

Deze tak van wetenschap staat doorgaans met lege handen als het gaat om ontsporingen van de geest, waarbij een vorm terreur komt kijken die een relatie heeft met (fundamentalistische) religie. Anders Breivik leek een  uitzondering te zijn op alle theorieën, ook die op het terrein van ‘de psychologie van de terreur’. Hij was ‘the lonely wolf ‘. De psychiatrie kon hier niets mee. Zelfs zijn ontoerekeningsvatbaarheid was voor psychiaters moeilijk aan te tonen. 

Het onderwerp interesseerde destijds in hoge mate, niet alleen vanwege mijn eigen psychose in 1966, die iets met godsdienstwaanzin van doen heeft gehad, maar ook vanwege mijn belangstelling voor ‘de psychologie van terroristen’ en het mogelijk verband tussen terreur en het verdwijnen van transcendentie. Vaak stoor ik mij aan het beperkte kader waarin dit soort manifestaties van het kwaad tegenwoordig wordt benaderd. Godsdienstwaanzin lijkt louter een zaak geworden voor de hersenwetenschap of de forensische psychiatrie.

Hoe relevant zijn de diagnoses van psychiaters eigenlijk als het gaat om uitzonderlijke omstandigheden? Of je nu daadwerkelijk stemmen hoort of niet, als je direct gehoor geeft aan de stem van God of andere demonen, beland je in het gekkenhuis of op het slagveld van een terreuraanslag. In het laatste geval kunnen sommige mensen in extreem afwijkende geestelijke condities het kennelijk heel ver schoppen. Ze handelen ook vaak met een summum aan zelfbeheersing. Alsof er iets groters is dat hun vrije wil heeft overgenomen, iets absoluuts dat hun handelingsperspectief bepaalt.   

De motieven van zo’n verschrikkelijke daad kun je afdoen als een psychotische waan, die veroorzaakt werd door een al dan niet tijdelijk hersendefect of het totaal ontbreken van het vermogen tot empathie. Maar daarmee weet je nog niets over de werkelijke oorzaak van zo’n sprong naar het absolute, een sprong die terroristen met sommige psychotici gemeen hebben. Het blikveld van psychiaters lijkt tegenwoordig  steeds beperkter te worden. Ook de psychose wordt zo gereduceerd tot een tijdelijk hersendefect en daarmee is het verhaal uit.

Ed Brand 1955-2021

Begin november 2021 ontving ik het bericht dat Ed Brand, oprichter van de voormalige uitgeverij Candide, zou gaan overlijden. Twee dagen later was het zover. De uitvaart vond plaats op de Oosterbegraafplaats in Amsterdam Watergraafsmeer. Voor mij was dat een vertrouwde omgeving. Mijn vader werd daar in 1966 begraven en in 2015 was hier de uitvaart van mijn zus Lucie. Bij de uitvaart trof ik Egbert Tellegen… en ook Daan Muntjewerf, voor het laatst.

Ed Brand was in 2011 de drijvende kracht geweest achter de uitgave van het boek Tegen de tijdgeest. Het boek heeft drie drukken gekend. Ed Brand had dit boek graag ‘een manifest’ willen noemen, maar dat ging ons als auteurs toch iets te ver. De titel Tegen de tijdgeest klonk al strijdbaar genoeg. Het was een aanklacht geworden tegen de ‘ontzielde psychiatrie’ van tegenwoordig. Maar vooral ook een pleidooi om de inhoud van een waan serieus te nemen, omdat vaak in de kern van de waan de sleutel verborgen ligt die de vreemde waanwereld kan ontsluiten. Die sleutel kan de ogenschijnlijk onredelijke revolte aan het licht brengen die vaak is gericht tegen iets ongrijpbaars, waartegen elk redelijk verzet niet tegen opgewassen is. Kortom, de inhoud van de waan kan ons iets wezenlijks te zeggen hebben. 

Naast uitgever was Ed Brand psycholoog en als zodanig was hij werkzaam geweest op de psychiatrische afdeling van de Bijlmerbajes. In zijn beroepspraktijk had hij veelvuldig te maken gehad met mensen die zelf in een psychose waren beland. Hij wist dan ook hoe voorzichtig je moet zijn met het idealiseren van het bijzondere karakter van een psychotische ervaring. De psychose wordt wel eens gezien als een mogelijkheid om tot uitzonderlijke of zelfs mystieke ervaringen te komen, buiten het spirituele kader van een religie of traditionele vormen van spiritualiteit. Na de verheerlijking van drugs en psychedelica in de jaren zestig heeft de antipsychiatrie van de jaren zeventig die spirituele mogelijkheden van de psychotische ervaring vaak mooier voorgesteld dan de weerbarstige praktijk laat zien.

Een psychose kan een stroom van waandenkbeelden losmaken, waarin de geest onherroepelijk wordt meegevoerd, en waarin een donkere onderaardse stroom van de geest aan het licht komt. Een van Brands patiënten had tijdens een psychose zijn vrouw vermoord. De waan had hem linea recta naar het kwaad geleid. Zover was het destijds in mijn psychose gelukkig niet gekomen. Ik heb destijds niemand kwaad gedaan, maar het had zomaar kunnen gebeuren. Als de maalstroom van de waan eenmaal is ontketend, is het hek van de dam. De waanzin is blind, net als de mateloze liefde en de mateloze haat. Maar ook uit het inferno, dat dan geopend wordt, valt een les te trekken. Sterker nog, soms kan de bizarre luciditeit, die de waan aan de geest kan meegeven, achteraf bezien een verhulde zegen zijn geweest.

Alles wat tijdens mijn psychose in 1966 op schrift heb gesteld – en dat was veel – moest ik bij het bij het schrijven van mijn bijdrage aan Tegen de tijdgeest uit mijn geheugen reconstrueren. Gelukkig was mijn patiëntendossier in Heiloo nog wel bewaard. Maar mijn ‘Manuscript met mijn boodschap aan de wereld’ was nadien verbrand  in een vuilverbrandingsoven van de firma Brandjes in Haarlem. In Tegen de Tijdgeest schreef ik:

‘Vaak heb ik mij afgevraagd wat de betekenis is geweest van mijn psychotische waan. Wat hadden die beelden te betekenen die destijds in mijn hoofd opkwamen? Kwamen ze van elders of diep uit mezelf? Zijn het brokstukken geweest van een eeuwige mythe, flarden misschien van oude archetypen die altijd al in de dromen van de mens hebben rondgespookt? Of was het slechts een weefsel van literaire reminiscenties of erger nog, een in elkaar geknutseld samenraapsel van vage indrukken in het hier en nu? Wat hebben dit soort messianistische grootheidswanen van doen met een plotseling breukvlak in de cultuur? Moet je dit alles alleen verklaren vanuit een verstoorde ontwikkeling van het individu, of is er ook een andere verklaring mogelijk, een verklaring die gezocht moet worden in dieptepsychologisch, sociologisch, theologisch of misschien wel antropologisch verband?’

Tegen de tijdgeest werd gepresenteerd in oktober 2011 in het Het Dolhuys in Haarlem. Na afloop werd ik door meerdere mensen aangesproken over wat ik over mijn katholieke verleden had verteld. Er zat zelfs een psychiater in de zaal, die zelf ook op het Ignatiuscollege had gezeten. Het VPRO-tv-programma Boeken van Wim Brands, dat geheel aan Tegen de tijdgeest was gewijd, werd in 2011 twee keer herhaald en trok in totaal zo’n 150.000 kijkers. Ed Brand vertelde mij na de uitzending destijds dat hij zo’n duizend mailtjes in zijn mailbox binnenkreeg, voornamelijk van ex-pyschotici en familieleden van mensen die een psychose hadden of in het verleden hadden gehad.

Tegen de tijdgeest bij het programma Boeken van Wim Brands

Goede informatie over het fenomeen psychose voorziet kennelijk in een enorme behoefte. Daarnaast biedt de psychose in onze seculiere tijd wellicht een laatste uitzicht op de grondeloosheid van het bestaan. Wie van God los is stort zich maar al te graag in de ‘goddelijke’ afgrond van de waanzin. Nu wij geen spiritueel concept meer hebben om de waan te duiden, kunnen psychiaters on ook niet meer verder helpen. In de epiloog van Tegen de tijdgeest verwoordde Ed Brand het als volgt:

 ‘Mensen met psychotische ervaringen hebben behoefte die te plaatsten in een breder perspectief dan dat van een medische diagnose. Behandelaars zijn echter niet bezig met zijnsvragen, het zou hen door ziekenhuisdirecties en zorgkantoren niet in dank  worden afgenomen als zij dat wel deden: in het huidige tijd-registratiesysteem is voor existentiële handreikingen geen code, en dus geen vergoeding.’ 

Met de woorden sloeg hij de spijker op de kop. Daar ligt de kern van al het misverstand en het onbegrip. Waarbij gezegd moet worden dat er dingen in de menselijke geest zijn die altijd onbegrijpelijk zullen blijven. Zeker als het gaat om het kwaad dat begaan kan worden als de geest ontspoort.

Aan het slot van Polanski’s film Repulsion zoomt de camera in op een foto op het dressoir. Er zijn kinderen te zien. Een daarvan is de hoofdpersoon, gespeeld door Catherine Deneuve. Zij heeft dood en verderf gezaaid in het appartement dat haar was toevertrouwd toen de eigenaren op vakantie waren. Bij thuiskomst wordt de omvang van de ravage duidelijk. Ze is gek geworden, in een psychose geraakt. De foto op het dressoir toont aan dat de kiemen van die waanzin als kind al in haar zaten. Ze heeft op die foto een waanzinnige blik. De camera verdwijnt langzaam in de ogen van deze duistere afgrond. Oog in oog met de duisternis van het kwaad eindigt de film.

Deze slotsequentie van beelden roept de vraag op wanneer de waanzin geboren wordt. Of betere gezegd, wanneer ontstaat het kwaad in de mens? Is er eigenlijk wel sprake van kwaad, als iemand geboren wordt met deze demonische afwijking van zijn psyche die vroeg of laat naar buiten zal treden? Wordt het kind als een tabula rasa op de wereld gezet, of is het kwaad, dat hij in zijn leven zal aanrichten, al te zien in blik waarmee hij als kind de wereld in keek.

Heeft de psychiatrie eigenlijk wel iets te vertellen over de bronnen van het kwaad? De journalist Luuk Mulder volgde de processen tegen Anders Breivik. Over hem schreef Mulder het volgende: ‘In de rechtbank van Oslo keek Anders Breivik mij op een onbewaakt moment in de ogen. Het gaf me een onbehaaglijk gevoel. Ik ben er nog steeds niet uit wat ik precies zag in die blik. Zag ik de puurste vorm van het kwaad? Of zag ik een zieke man? Waarschijnlijk zag ik helemaal niets.’ 

Het is dan ook de vraag wat psychiaters hierover nog aan toe kunnen voegen. Het kwaad is niet een zaak van de wetenschap, maar een schaduw die schuil gaat in elke menselijke ziel. Maar juist die ziel is afgeschaft in de wetenschap. Het meest verontrustende is de onmacht van de psychiatrie om een verklaring te vinden voor de onbevattelijke daad van het kwaad. Breivik werd toerekeningsvatbaar verklaard en veroordeeld tot de zwaarst mogelijke gevangenisstraf. Het had er alle schijn van dat hij leed aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis en toch werd hij volledig verantwoordelijk gesteld voor zijn daden. Er kwam een gebied in zicht waar zelfs psychiaters geen woorden meer hebben. Kennelijk zijn er zaken waar de psychiatrie op zijn eigen grenzen stuit. 

Met het verdwijnen van transcendentie,lijkt het onmogelijk geworden om een afdoende verklaring te vinden het kwaad in de wereld. Als ik met alles wat ik sindsdien beweerd heb terugzie op de wonderlijke waan die mij destijds overviel, verschuift het perspectief. Het kwaad in een zieke geest brengt iets aan het licht, wat ik mij eerder niet zo bewust was, misschien ook wel omdat mijn blik teveel was gericht op de kwalijke invloed die het orthodoxe katholicisme, waar ik bij de jezuïeten mee in aanraking kwam, op mij heeft gehad wat een belangrijke oorzaak was van mijn mislukte sprong naar de volwassenheid die eindigde in een psychose.  Als ik nu terugkijk op die tijd herinner ik mij ook dingen die ik vergeten was. Hoe was het ook al weer begonnen?

*

Pasfoto gemaakt in de Willibrordus-stichting in Heiloo, januari 1966

Lezend in het boek De mens in opstand van Camus had ik vernomen hoe Markies de Sade een aanslag op de schepping beraamde, de loop van de sterren wilde verstoren, het heelal zou verpulveren tot stof. Als er geen God is, dan zou de kosmos vernietigd moeten worden. Het toppunt van sadisme zou een God moeten zijn, die zelfs in zijn afwezigheid woede oproept, zo bedacht ik bij mezelf. Toen dat summum van absurditeit tot mij doordrong, heb ik de God, wiens bestaansgrond ik voor mijn ogen zag verpulveren, uit het diepst van mijn hart vervloekt en hem uit het niets nog eenmaal ter verantwoording geroepen voor al het kwaad dat hij in de wereld had achtergelaten.

Het Laatste Oordeel was een gotspe. Als iemand daar terecht zou moeten staan, dan zou het God zelf moeten zijn, ook al was een veroordeling bij verstek nog het enig haalbare. Als een advocaat van de Duivel zou ik op de laatste zittingsdag van het Laatste Oordeel vrijspraak hebben gepleit voor de grootste misdadigers die de mensheid had voortgebracht. Als er een Verlossing is, dan een Verlossing voor álle mensen. Al het overige zou een schertsvertoning zijn, zoals ook het katholicisme met zijn universele naastenliefde en gelijkheid van alle mensen niets anders was dan een farce. Zo leidde mijn woede ertoe dat de Zoon van God bij zijn terugkeer op aarde opnieuw gekruisigd moest worden. Ik zou dan niet alleen de advocaat van Hitler, maar ook de aanklager van Christus zijn. Ik zou de Antichrist zijn.

Ik was van hogerhand geroepen om Het Heilige Roomse Rijk van de ondergang te redden. Onderwijl dwaalde ik rond in een wereld die nog altijd in een diepe sluimer verkeerde, een soort dodenwereld waarin ik de enige levende was. Ik ging over het water lopen, kroop weer op de wal en belandde uiteindelijk op school, waar ik met mijn natte kleren op een verlaten bovenverdieping plat op de grond ben gaan liggen met mijn armen gespreid in een kruis.

Mijn waan was de droom van een gevangene die opgelost en zat in zichzelf. In mijn waanwereld werd mijn gevangenis letterlijk opgeblazen. Tegelijk was het een aanslag op alles wat mij als katholiek kind was bijgebracht en waarin ik niettemin bleef geloven. Sterker nog, mijn geloof werd absoluut. De seksualiteit was mij naar het hoofd gestegen en mijn waanwereld werd werkelijkheid. Alle beelden die in mijn hoofd opkwamen werden daadwerkelijk aanwezig gesteld. De werkelijkheid had plaats gemaakt voor de waan als een tweede werkelijkheid die nog echter was dan echt, en nog aanweziger was dan al het aanwezige. Wat je noemt een ‘presentia realis

De herinnering aan die ‘ware tegenwoordigheid’ in de schijnwereld van de waan is nooit geheel uit mijn geheugen verdwenen. Waar ligt de grens tussen het normale bewustzijn en de waanzin, tussen echt en onecht? Is die grens absoluut of wordt hij alleen bepaald door een relatief verschil in beleving van binnenuit en van buitenaf? Het proces van het langzaam wegglijden in de waan heb ik mogen ervaren als een openbaring. De verontrustende conclusie die ik daarbij moest trekken is dat er geen absolute verschillen bestaan tussen de waan en en welk geloof dan ook. Om de wrede God te kunnen begrijpen moet je zelf God zijn of waanzinnig worden. Weet God eigenlijk wel dat het kwaad in hemzelf zit? Als er zoiets als een God bestaat, kent Hij dan zichzelf, kent Hij zijn eigen bestaansgrond? Kan Hij zichzelf kennen zonder zelf waanzinnig te worden?

Reageren is niet mogelijk.