Mulisch & de bezwering van een psychose

Wie gedesoriënteerd of ontworteld raakt, wie zijn toekomst verliest of zijn geloof is niet direct geneigd om de toevalligheid te erkennen die de werkelijkheid in al zijn registers doordringt. Men gaat dan op zoek naar een wetmatigheid die houvast kan bieden en die het ‘toeval van de werkelijkheid’ misschien enigszins kan elimineren. Als die wetmatigheid niet direct voorhanden is, kan in de patstelling die dan voor de geest dreigt te ontstaan ook de illusie van almacht opdoemen. Maar voor die almacht moet men dan wel zijn toevlucht nemen tot het rijk van de fictie. En wie zijn eigen fictie als werkelijkheid kan aantonen, zal er uiteindelijk naar streven om de hele wereld onder controle te krijgen. Eenmaal op het pad van de waan komt men dan letterlijk van kwaad tot erger. De waan staat uiteindelijk voor de keuze tussen alles of niets. En met de keuze voor het alles is de waan ‘totalitair’ te noemen. De waan neemt de werkelijkheid dan letterlijk ‘in zijn totaliteit’ in bezit. 

Bovenstaande schreef ik in de inleiding van mijn boek Het algoritme van de waan.  Deze zinnen zijn van toepassing op mensen die gaandeweg geestelijk uit balans raken, maar in plaats van in een psychose te schieten, worden zijn een wereldhervormer, een wrede tiran of een waanzinnige geleerde die denkt dat hij niet alleen de gehele mensheid kan genezen, maar ook het universum kan doorgronden. Er zijn twee mensen op wie zo’n kwalificatie bij uitstek van toepassing is: Adolf Hitler en Wilhelm Reich. Je zou daar nog een derde aan toe kunnen voegen: Jezus van Nazareth. 

Harry Mulisch had niet zoveel belangstelling voor Jezus van Nazareth, maar des temeer voor Adolf Hitler en Wilhelm Reich. Over de laatste schreef hij in zijn boek Het seksuele bolwerk (1973):

‘Nu en dan had ik het gevoel, dat ik hem beter begreep dan mijzelf. In elk geval begrijp ik mijzelf beter, nu ik hem begrijp. Hij viel mij toe.’

Dat had Mulisch ook over Hitler kunnen schrijven. Zowel Reich als Hitler waren gestoord, en wisten daar op bijzondere wijze een vorm voor te vinden. Beiden raakten ook verdwaald in de vitalistische stroom van het leven.  Wie de stroom van het leven zelf ten volle beleeft heeft geen transcendentie meer nodig. Het leven zelf is dan een transcendente stroom geworden. Het fascisme was volgens Wilhelm Reich een kankergezwel dat het leven afhoudt van het ware orgasme en wegvoert naar de dood. De emancipatie van de mens, zo beweerde hij, ligt louter in zijn seksuele bevrijding. Dat adagium, dat zijn oorsprong vindt in de Romantiek, zou overigens pas in de jaren zestig volop worden ontdekt, misschien wel vanuit een diepe afkeer tegen elke vorm van ‘leven-ontkennend vitalisme’ dat in het fascisme hoogtij vierde. Totale ontkenning en totale aanvaarding van de oerdrang van de seksualiteit, dat is de lijn die Hitler verbindt met Wilhelm Reich. 

Vaak wordt beweerd dat Hitler in seksueel opzicht primair een voyeur is geweest. In dat perspectief is het nog maar de vraag of hij ooit een echt orgasme heeft gehad in de zin zoals Wilhelm Reich dat beschreven heeft. Overigens was Reich zelf ook een voyeur, die in zijn beroepspraktijk jarenlang copulerende echtparen bespiedde. Wellicht leed Hitler aan wat Reich de ‘de emotionele pest’ heeft genoemd. Dat is een hardnekkige blokkade van het vegetatieve zenuwstelsel, die tot allerlei eigenaardigheden in het gedrag kunnen leiden. Maar leed Reich daar zelf ook niet aan? Sinds de ‘sleutelgat-scene’, waarbij hij als veertienjarige jongen zijn moeder zag copuleren met de huismeester, leed hij aan een ernstige vorm van eczeem.

Hoe dan ook, achteraf bezien is Hitler het tegenbeeld van het streven naar orgiastische bevrijding, zoals Reich dat propageerde. Hitler is de duistere keerzijde van de Romantiek, die paradoxaal genoeg ook in de Romantiek zelf is terug te vinden. Het is de Zwarte Romantiek, die de seksuele fantasmagorieën van Markies de Sade verbindt met de doodsdrift van de vernietigingskampen. De Verlichting had juist in Duitsland de verwachting gewekt dat het verstand de mens ooit voor de uitwassen van het kwaad zou kunnen behoeden. Maar ook dat was een misvatting die de Romantiek aan het licht heeft gebracht. Het tegendeel bleek waar te zijn. ‘De mens misbruikt zijn verstand,’ had Hitler tegen Rauschning gezegd. ‘Het verstand is niet de zetel van een bijzondere menselijke waardigheid, maar slechts een hulpmiddel in de strijd om het bestaan. Zo bezien is de weg naar de hel geplaveid met rationele argumenten. 

Ook het verstand kan gaan fabuleren en zelfs de creatieve daad van het schrijven is op zichzelf een vorm van fabuleren, waarbij de verbeelding wordt ingetoomd door processen van esthetische ordening en stilistische verfijning. Wat gebeurt er precies in het brein van een auteur die zich voor een witte pagina of een blanco beeld- scherm plaatst? In feite weten we heel weinig van het proces dat zich dan tussen de oren van de schrijver voltrekt, zoals we ook nog altijd onkundig zijn van de bron van waaruit een waan ontstaat en bezit neemt van het bewustzijn. Of misschien moet je zeggen, de kerker in het brein van waaruit de waan ontsnapt om de verloren vrijheid van het gevangen bewustzijn te heroveren. Door bij de weergave van de waan datgene te benadrukken wat in wezen niet is weer te geven, wordt de mogelijkheid van het onmogelijke opengelaten. Het is de via negativa van de mystiek, het grote zwijgen aan het einde van de nacht, als het vermogen van de taal om te betekenen of te verwijzen volledig is stil gevallen. 

Zo bezien heeft de creatieve daad van het schrijven iets gemeen met de drang naar vernietiging. ‘Die lust der Zerstörung ist zugleich eine schaffende Lust,‘ schreef de anarchist Bakounin. De vernietiging is niet alleen destructief, maar wonderlijk genoeg ook constructief. Elke scheppende daad begint immers met een vernietiging. ‘Destruam et aedificabo’ was het motto van die andere beroemde anarchist Proudhon: ‘Ik vernietig en bouw op.’ Of beter gezegd: ‘Mocht het mij gegeven zijn te vernietigen, dan zal ik opbouwen.’  Scheppen gaat altijd gepaard met vernietiging. Zelfs de grootse schepper – God – schiep er behagen in om zo nu en dan te dreigen met een totale vernietiging:

Als het vuur van mijn toorn is ontstoken
zal het branden tot in het diepste dodenrijk;
het zal de aarde verschroeien en alles wat daar groeit,
het zal de grondvesten van de bergen verteren.’

Deuteronomium, 32:22 

Zo bezien zijn schrijvers in wezen psychopaten die hun  drang naar vernietiging tijdig weten om te zetten in een drang om boeken te schrijven. Dit zal zeker niet voor alle schrijvers opgaan, maar er zijn er die naadloos aan dit profiel voldoen, Harry Mulisch bijvoorbeeld. In zijn artikel Mulisch’ verhouding tot de vernietiging (1969) schrijft H. Kaleis het volgende: 

Schrijvers zijn vaak mensen met een pathologische inslag. Voor Mulisch die bij herhaling beweerd dat hij niet bestaat buiten het geschrevene, geldt dit zeker. Voor Wolkers op een ander manier waarschijnlijk ook. Slecht in de werkelijkheid functionerende, defectueuze persoonlijkheden als zij zijn, en onmachtig om iets reëels aan zichzelf te veranderen, houden zij zich de psychose van het lijf door hun creativiteit. Magische bezweerders van innerlijke spoken zijn ze, maar niet in staat ze te temmen. Als de therapeutische werking die ze van de creatie ondervinden dan ook uitblijft, op een zeker moment, dan moet een andere oplossing geforceerd worden, die hierin kan bestaan dat ze de spoken, die van nature thuishoren op het imaginaire vlak van de literatuur, in romans, verhalen, gedichten, loslaten in de reële wereld van de politiek, waar ze niet thuishoren. 

Reageren is niet mogelijk.