Hotel Fryslân

Rijdend op de Afsluitdijk
Een windvlaag in de flank
Rook ik de geur van rotte vis
Een lucht van stank voor dank
Ver aan de horizon zag ik
Een licht dat op mij wacht
Mijn ogen vielen bijna dicht
‘k moest stoppen voor de nacht

Ze stond daar in de open deur
Ik hoorde al de bel
En dacht nog bij me zelf
De hemel of de hel
Er klonken stemmen op de gang
Ze zongen zacht in koor

Welkom in Hotel Fryslân
Een fijne plek, een fijne stek
Plaats zat in Hotel Fryslân
Wanneer je wilt, ’t is echt te gek.

Ze had een vuurrood kapsel
Een rode cabriolet
En rooie rakkers om haar heen
Haar vriendjes voor de pret
Ze dansten in de patio
In het zoete zomer zweten
Soms om een herinnering
Soms om te vergeten

Ik tikte een ober op de rug
En vroeg: breng mij een berenburg
Hij zei: we hadden deze spirit niet
Sinds veertienachtennegentig
Wat een feest, wat een sfeer
Het houdt je wakker in de nacht
Om ze te horen keer op keer

Welkom in Hotel Fryslân
Een fijne plek, een fijne stek
Plaats zat in Hotel Fryslân
Wanneer je wilt, ’t is echt te gek

Aan elk plafond een spiegel
En een kroonluchter van ijs
Ze zei: we zitten hier gevangen
In ons eigen droompaleis
In stijlkamer en kabinet
Is het elke nacht een feest
En ook al slijpen we het mes
We slachten nooit het beest

Het laatste wat nog bovenkwam
Ik rende naar de poort
Wilde de uitgang vinden
De weg naar waar je hoort
Kalm aan, zei zacht de nachtportier
Welkom heten is mijn baan
Uitboeken kan op elk moment
Maar je komt hier nooit vandaan

Reageren is niet mogelijk.