Unweaving the rainbow

Ik heb iets met regenbogen. Altijd als ik er een zie, raak ik een beetje opgewonden. ‘Make my day’, denk ik dan even bij mijzelf. Afgelopen zondag, zo rond een uur of vijf, reden we langs het Tjeukemeer. Tussen de buien door waren we vanuit Utrecht teruggereden door de polder. Aangekomen in it heitelân zag ik opeens aan mijn rechterhand een regenboog zich spannen boven het water. Het was een wonderlijk gezicht want op de plek waar de regenboog het meer raakte leek het water in brand te staan. Ik had nog nooit water zien branden, maar nu wel. 

Is het niet wonderbaar? zo dacht ik bij mij zelf. Wat ik voor mijn ogen zich zag voltrekken leek wel een Nieuw Verbond zoals dat in de Bijbel staat omschreven. Alsof hemel en aarde zich gingen verzoenen in liefde zoals het staat geschreven in Jesaia 11:6-9: 

‘Een wolf zal bij een lam verblijven, een luipaard bij een geitenbok neerliggen, een kalf, een jonge leeuw en gemest vee zullen bij elkaar zijn, een kleine jongen zal ze drijven. Koe en berin zullen samen weiden, hun jongen zullen bij elkaar neerliggen. Een leeuw zal stro eten als het rund. Een zuigeling zal zich vermaken bij het hol van een adder, en in het nest van een gifslang zal een peuter zijn hand steken.’

Dat is misschien wel een diep verlangen van de mens: de verlossing van het kwaad dat niet alleen schuilgaat in de mens zelf, maar ook in de natuur als geheel. Een illusie misschien. Maar toch, je weet maar nooit. Liefde is een wederzijdse omsluiting die de grens van de dood overschrijdt. Ook die gedachte schoot even door mijn hoofd terwijl wij voortraasden langs het Tjeukemeer, met zicht op die gigantische regenboog.

Allemaal onzin natuurlijk. Zo’n Nieuw Verbond tussen hemel en aarde zou alleen mogelijk zijn als je uitgaat van een metafysica waarin de ultieme grens van de dood niet bestaat. Maar daarmee gaat de mens zijn boekje te buiten. Hij overschrijdt de grens die door het heldere denken is gesteld. De gedachte dat de liefde de grens van de dood ontkent is een sprong naar het onmogelijke, waarmee de mens het terrein van de mens verlaat.

En toch, als het niet meer mogelijk zou zijn om in een God te geloven, dan zou je toch op zijn minst moeten kunnen geloven in de liefde. Waarom blijft die ene, onmogelijke gedachte nog altijd spoken door mijn hoofd ? Waarom is de regenboog tegenwoordig de regenboog niet meer? Wat kan nu nog dienen als het ultieme symbool van een Nieuw Verbond, een teken van goddelijke liefde? Zijn alle wonderen voorgoed de wereld uit? Alle symbolen ook? Is er dan niets meer heilig? 

In zijn boek Unweaving the Rainbow gaat de wetenschapsfilosoof Richard Dawkins tekeer tegen de zweverige onbenullen die beweren dat de natuurwetenschap de schoonheid van de natuur kapot heeft gemaakt. De titel van zijn boek is ontleend aan een gedicht van John Keats. Toen Keats samen met zijn collega Wordsworth op bezoek was bij de schilder Benjamin Haydon gebeurde het volgende. De schilder wilde een toast uitbrengen op Newton, die figureerde op zijn laatste schilderij.

Maar Keats maakte bezwaar hiertegen, omdat Newton ‘de poëzie van de regenboog’ vernietigd zou hebben door deze terug te brengen tot een ‘suffe catalogus van droge feiten’. Newton had immers aangetoond dat een prisma het licht kon ontrafelen in een kleine regenboog. ‘Nu kennen we de schering en inslag van wat ooit een ontzagwekkend symbool was voor een verbond tussen en hemel en aarde’ zo riep Keats vertwijfeld uit. Later verwerkte hij deze woorden in zijn gedicht Lamia.

‘Do not all charms fly
At the mere touch of cold philosophy?
There was an awful rainbow once in heaven:
We know her woof, her texture; she is given
In the dull catalogue of common things.’

In ben bang dat Keats ongelijk heeft gehad.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)