Omzien in verwondering

Op 6 oktober 1945 werd de stichting Fryske Kultuerried opgericht als eerste gewestelijk cultureel orgaan. De plannen daartoe waren al gesmeed tijdens de laatste oorlogsjaren. In een cultuurrapport van de Friese beweging, dat in 1943 was opgesteld, werd gepleit voor de instelling van een Friese cultuurraad met commissies voor muziek, zang, schilderkunst en beeldhouwkunst, literatuur, volkskunst, toneel en film. Daarbij werd niet alleen aangedrongen op een sterkere Friese autonomie, maar ook op een ‘samenspel tussen de Friese en de algemeen Nederlandse cultuur’. Al snel na 1945 volgden vergelijkbare instellingen in vrijwel alle provincies.

In de naoorlogse emancipatie van de gewestelijke cultuur zat een cultuurkritisch element dat zich verzette tegen de uitwassen van de moderniteit. Het gewest had iets behouden wat in het centrum en de grote stad verloren dreigde te gaan. Van een Randstad was in die jaren nog geen sprake, wel van ‘randgewesten’. Dat waren alle provincies buiten Noord- en Zuid Holland en Utrecht. De Fryske Kultuerried heeft bestaan tot 1991. In dat jaar viel het doek voor deze organisatie als gevolg van de reorganisatie van de provinciale adviesraden, waarna een deel van de taken van de Fryske Kultuerried werd voortgezet door het Frysk Keunstynstitút, dat als provinciale organisatie voor kunst en cultuur de voorloper was van het huidige Keunstwurk, dat in 1993 werd opgericht.

Een maand na de oprichting van de Fryske Kultuerried, op 3 november 1945, werd het Boun fan Fryske keunstnersopgericht dat tot eind jaren zestig bleef bestaan en opgevolgd werd door het Frysk Skriuwersboun. Heel kort heeft nog even heeft het blad Eachweid bestaan dat in 1945 werd opgestart onder redactie van dr. W. Kok, J. Piebenga, Ype Poortinga, D. A. Tamminga, R. W. Walinga en niemand minder dan Fokke Sierksma. Er zijn slechts negen nummers van verschenen. Heel veel van wat in 1945 – zo kort na de bevrijding – van start ging was slechts een kort leven beschoren. De Fryske Kultuerried bleef 46 jaar bestaan. 

4 april, 1980(3)0001

1965: Kunstsintrum Prinsentún. Nei ôfrin fan de jiergearkomste prate in pear bistjûrsleden, leden 
fan de ried fan bystân en ynlieders noch efkes nei oer de tsien 
jier dy’t foarby binne. F.l.n.r .: drs. H. Oldenhof, pater H. Hettema o.f.m., J. Ypma-Wynia, 
G. G. Faber-Hornstra, dr. M. P. van Buytenen, Tsj. de Vries, 
ir. J. Swierstra, B. Tuinstra, ir. D. Tuinstra en dr. H. G. W. van der 
Wielen.

4 april, 1980(3)0001

1975: Dagelijks bestuur Fryske Kultuerried

4 april, 1980(3)0001

Schermafbeelding 2015-05-03 om 17.50.17

154527_120762d1cf15dbd7e88d1fd821061f37_large1

1985: 40 jarig bestaan van de Fryske Kultuerried in discotheek Vat ’69 te Leeuwarden. De onderste foto maakte deel uit van de ‘jubileum-clip’ van Cees Bijlstra. Twintig jaar daarvoor, in december 1965, vierde de Fryske Kultuerried haar twintigjarig bestaan en bij die gelegenheid werd haar voorzitter volop in de bloemetjes gezet. Dat was dr. H.G.W. van der Wielen, die bijna van het begin het voorzitterschap had bekleed.

Vanaf 1954 was het ‘Keunstsintrum Prinsentún’ begonnen met zijn activiteiten. Onder de bezielende leiding van mevrouw Faber-Hornstra (1911-2004) –‘Moeke Faber’ zoals ze later in volksmond werd genoemd –  zou dit podium vooral voor de beeldende kunst een stimulerende rol gaan vervullen. Deze dame met zwierige mantel en grote hoed was niet alleen een kleurige verschijning het grijze stadsbeeld van Leeuwarden, maar ze had ook een tomeloze energie die in de jaren van wederopbouw heel wat uitwegen kon vinden. Niet alleen binnen Friesland, maar ook ver daarbuiten in het groeiende netwerk van de gewestelijke cultuur.  Haar streven was altijd gericht op een goede samenwerking tussen het beroeps- en amateurveld, maar vooral op een optimale integratie van de kunst in de samenleving. Daarnaast had ze een ruime visie op waar het in de Friese cultuur om moest gaan. Mevrouw Faber was directeur van de Fryske Kultuerried vanaf 1952.

Terugkijkend bij haar afscheid in 1976 typeerde Piet Hemminga, die haar opvolgde als directeur van de Fryske Kultuerried, mevrouw Faber vooral als een bruggenbouwer. Vertegenwoordigers van de Friese en Hollandse cultuur dienden in haar optiek nauw met elkaar samen te werken, zodat dat nieuwe ontwikkelingen mogelijk werden en de eigen Friese identiteit zou kunnen blijven bestaan, niet door conservatisme, maar door in de tijd mee te groeien.  Door de jaren heen groeide zij zelf uit tot een spraakmakend figuur, met opvattingen die niet altijd  onbetwist en onbesproken bleven  Vooral later, in de roerige jaren zestig riepen haar ideeën ook weerstanden op. Josse de Haan noemde haar ooit een a-visionair figuur. In 1970, tijdens de hoogtijdagen van de maatschappelijke veranderingen, werd ze bekroond met de provinciale persprijs, waarbij zij in het juryrapport als volgt werd getypeerd: ‘Ze woont in een glazen huis en af en toe dreigt er een steen door de ruiten gegooid te worden, maar bang is ze niet.’

Mevrouw Faber bleef directeur van de Fryske Kultuerried tot 1976. Bij haar vertrek kreeg ze een groot en feestelijk afscheid in De Harmonie in Leeuwarden, waar heel cultureel Friesland achte de présence gaf. (zie: hier)  Dit gebeuren zou de opmaat worden voor de oprichting van de stichting Frysk Festival in 1978 door Jaap Castelein (1946-2001), destijds adjunct-directeur van de Fryske Kultuerried. Het eerste Frysk Festival vond plaats in 1980. 

Mevrouw Faber- Hornstra in de jaren vijftig

Het bekende gebouw in de Pinsentuin, waar nu het restaurant De Koperen Tuin is gevestigd, had in 1954 naar twee kanten zijn vleugels uitgeslagen. Naar rechts met de kantoren van Bureau Culturele Zaken en vervolgens het nieuwe Museum Pier Pander. Naar links met het restaurant en de aangrenzende zaal. In het geheel gerestaureerde middendeel was een ontvangstzaal ingericht met op de verdieping een tentoonstellingszaal met atelier. In 1975 werd het Kunstcentrum in de Prinsentuin opgeheven. De Kunstuitleen (SBK) ging van start en de Kultuerried verhuisde naar de Grote Kerkstraat. Op 19 september 1977 kwam ik hier in dienst als stêfmeiwurker byldzjende keunsten, musea en útstallingssaken. 

We schrijven 1985. In de grote zaal van het bureau van de Fryske Kultuerried aan de Grote Kerkstraat vindt een stafvergadering plaats. Aan het hoofd van de tafel zit directeur Piet Hemminga. Rechts van hem Jaap Castelein. Vooraan op de rug gezien: Jimke Brandsma, stafmedewerker Fryske literatuer. De figuur links naast hem is mij onbekend. Aan de overzijde, v.l.n.r.: Sieb de Jong, hoofd Bureau Kultuerele Saken, Janny van der Luit, stafmedewerker vormings- en ontwikkelingswerk en Frederika Gepken stafmedewerker vrouwenemancipatie. Ondergetekende ontbreekt op de foto. Ik was weer eens de hort op. 

 Boud in 1984.

De sectie beeldende kunst en architectuur van de Fryske Kultuerried was een actief gezelschap van vooral kunstenaars en architecten. Veel initiatieven kwamen hieruit voort zoals het architectuurtijdschrift BOUD, architectuur en vormgeving in Friesland  dat in 1984 werd opgericht. Dit tijdschrift heeft vijf jaar bestaan, voordat het in 1989 ter ziele ging. Het waren de jaren tachtig, de tijd van grote bestuurlijke veranderingen. Zo was het Rijk druk bezig met het invoeren van de Kaderwet Specifiek Welzijn, waarmee de decentralisatie van overheidstaken definitief zijn beslag moest krijgen. Gemeenten mochten voortaan zelf plannen opstellen voor hun welzijnsbeleid, waarbij zij voor een periode van vier jaar konden aangeven hoeveel geld ze respectievelijk aan lantaarnpalen en kinderdagverblijven wilden besteden. Daarvoor werden dan weer speciale functionarissen aangetrokken die gemeentelijke ambtenaren moesten instrueren. Zo hielden we elkaar bezig in de nadagen van de verzorgingsstaat die overigens al flink aan het wankelen was.

Begin jaren tachtig moest er flink bezuinigd worden. Alles moest efficiënter en effectiever. Kortere lijnen en minder inspraak, dat was de nieuwe mantra. Alle onzin uit de tijd van Joop den Uyl moest op de helling, zo ook het ingewikkelde stelsel van sectorale adviesorganen dat ten behoeve van de provinciale overheid werkzaam was – en waar de Fryske Kultuerried deel van uit maakte. Ook daar werd door de Provincie een heel circus van ambtelijke voorbereiding opgezet, dat samen met de vertegenwoordigers van de betrokken instellingen moest zien te bereiken dat deze instellingen op een pijnloze wijze werden gesaneerd. Je mocht altijd meepraten, zelfs over je eigen sterfbed.

Op maandag 11 april 1988 werd besloten om de Fryske Kultuerried op te heffen. Het zou nog drie jaar duren voor het echt zo ver was, maar dit was een onheilsdag. Black Monday. De Fryske Kultuerried heeft bestaan tot 1991. Daarna werd een een deel van de taken van de Fryske Kultuerried voortgezet door het Frysk Keunstynstitút, dat als provinciale organisatie voor kunst en cultuur de voorloper was van het huidige Keunstwurk, dat in 1993 werd opgericht. Het adviseren van de overheid was voorbij. Voortaan alleen nog bemiddelen, ondersteunen en initiëren. Maar ook dat laatste mocht op den duur niet meer. Zo werd het takenpakket steeds verder uitgekleed. Die veranderingen gingen niet iedereen makkelijk af. Ik paste me aan met de blik op oneindig. Ik heb het nooit vervelend werk gevonden. Integendeel. Het was een dynamische baan en je stond midden in de maatschappij met al haar ontwikkelingen. Als ik nu terugkijk zie ik om in verwondering. Maar de jaren van de Fryske Kultuerried waren achteraf bezien de boeiendste. Die instelling stond nog ergens voor.   

 Documentatiecentrum Beeldende Kunst van de Fryske Kultuerried, Grote Kerkstraat 47 (1987)

Denkend aan de Fryske Kultuerried scheef ik ooit een gedicht als een ode aan de Grote Kerkstraat, waar ik ondanks alles soms domweg gelukkig was.  

Grote Kerkstraat

Cultuur is om je reet mee af te vegen
En dan wat is cultuur nog in dit Friese land?
Een halve pagina in de Leeuwarder Courant
Een Culturele Hoofdstad, maar iedereen is tegen

Geef mij de grauwe Ljouwerter asfaltwegen
Het met een dood museum opgepimpte Zaailand
De wolken nooit zo fraai dan dat ze omrand
Door neonstrepen langs de lucht bewegen

Alles is shit voor wie teveel verwacht
Leeuwarden houdt zijn hondendrol verborgen
Totdat, opeens, de diepe putlucht je vergaat

Dit heb ik bij mijzelve overdacht
Bezopen op een godvergeten morgen
Met een kater in de Grote Kerkstraat

Meiwurkers fan de Fryske Kultuerried in 2019

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)