De tijd van Collection d’art

De tentoonstelling die ik hier vanmiddag voor u mag openen heeft als titel meegekregen: Relaties en contrasten. Dat zijn twee woorden die met zorg zijn gekozen. Beide hebben ze alles te maken met het maken van keuzes. Niet alleen met de keuzes die een verzamelaar moet maken als hij een nieuwe werk verwerft dat een aanvulling is voor zijn verzameling. Maar ook de keuzes die een tentoonstellingsmaker elke keer weer maakt als hij een tentoonstelling samenstelt. Of die tentoonstellingsmaker nu een museumdirecteur is of een galeriehouder, telkens weer draait het om verbanden of tegenstellingen, relaties of contracten, tussen het hoofd of het hart.  

In oktober 2019 bracht ik samen met Han Steenbruggen een bezoek aan Hans de Vries in kasteel Het Arendschot in het Belgische Zichem. Daar zag ik de verzameling van Collection d’art voor het eerst uitgestald, zorgvuldig geordend in ensembles, hangend aan witte wanden, staande in vitrines of op vensterbanken en opgesteld tussen de hoge bomen van het landgoed, die zich in een eerste herfsttooi had gehuld.

Wij spraken die middag over de vraag hoe keuzes tot stand komen, en dat gesprek zette zich voort op de lange weg terug naar huis. Vooruitlopend op de keuzes die Han nog moest maken, vroeg ik hem toen hoe uiteindelijk voor hem de systematiek van zijn keuzes en ook van de opstelling daarvan zou uitpakken. Zou het een keuze zijn op basis op poëtische contrasten? Of zou uiteindelijk het onderliggende systeem van de kunsthistorie maatgevend zijn. Han antwoordde mij toen, dat  best bereid was om naar ‘contrasten’ te zoeken, maar zo zei hij… ‘Het moet wel kloppen!’ 

Met andere woorden: Belvédère kiest zijn eigen weg tussen systeem en gevoel. En toch is dat misschien ook wel de kern waar het in de kunstverzameling van Collection d’art om gaat. Het is het algoritme van deze verzameling, dat in twee woorden is samen te vatten: relaties en contrasten. 

Dat er relaties zijn is duidelijk, maar hoe zit het met de contrasten? Hoe breng je twee tegengestelde kunstwerken bij elkaar zodanig dat het toch bij elkaar lijken te horen. Dat ze iets met elkaar aangaan, een dialoog voor mijn part? Als ze dan niets met elkaar hébben, wat hebbend ze dan wel gemeen? En belangrijker nog: hoe herken je dat dan? Met je verstand,? Of juist met puur gevoel? Of misschien iets van beide: verstand en gevoel? Maar wát is dat dan? 

Alvorens ik daar iets zinnigs over kan zeggen, wil ik u graag een citaat voorhouden. Het zijn woorden van Hans Locher, voormalig directeur van het Haags Gemeentemuseum, tegenwoordig ‘Kunstmuseum Den Haag’ genoemd. In 1970 stelde hij een tentoonstelling samen met als eenvoudige titel Contrasten, waarin werk bijeen was gebracht van 22 kunstenaars uit de periode 1945-1970. In de inleiding schreef Locher toen het volgende …

Zo vond ik bijvoorbeeld een Constant voor ons doel een duidelijker, dat wil zeggen contrastrijker dan een Appel. Maar ik wil geenszins beweren dat deze contrasten ook niet met andere kunstenaars gemaakt hadden kunnen worden. Hoewel  gezocht is naar veelzijdigheid, blijft de keuze natuurlijk een subjectieve.   – ( en let op, nu komt het! )….. Met deze subjectieve keuze wordt echter een structuur aan de orde gesteld, waarvan ik pretendeer dat deze een objectieve waarde heeft.

Hier wordt iets heel raars gezegd. Hoe kan een subjectieve keuze een objectieve waarde hebben? Deze woorden raken de kern waar het in de kunsthistorie om gaat. En toch is het juist deze kern die juist door kunsthistorici – en ik reken mijzelf helaas ook daar toe – niet altijd begrepen wordt. Verzamelaars hebben doorgaans minder moeite om deze kern te vatten. Zij kiezen immers primair op hun gevoel en niet met hun verstand,  in hoeverre die twee überhaupt van elkaar te scheiden zijn. 

Ik hou van kunst, maar ik hecht eraan mijn verstand niet te verloochenen en altijd duidelijk mee te laten spreken bij elke bemoeienis die ik heb met kunst in het algemeen of een kunstwerk in het bijzonder. Misschien is het wel de grote verdienste van de verzamelaar Cora de Vries, dat zij samen met haar echtgenote Hans de Vries, altijd de juiste balans heeft weten te vinden tussen gevoel en verstand. Want het het hoofd mag dan denken alles te kunnen begrijpen en te doorgronden. Het hart – en dat beweerde Pascal al – kent wegen, waar het verstand heen weet van heeft. 

Die wegen die het hart zo goed kent, hebben soms de tijd nodig om zichtbaar te worden. Zo ging het mij ook bij het schrijven van de tekst voor het boek dat bij deze tentoonstelling Relaties en contrasten verschijnt. Al zo’n drie jaar geleden kreeg ik van twee mensen – onafhankelijk van elkaar – een groot boek cadeau, dat in 2005 was verschenen bij de tentoonstelling over de geschiedenis van de galerie Collection d’art in het Cobra Museum in Amstelveen. Zowel Rienk Terpstra, die in die tijd bezig was met een boek en tentoonstelling over de architect Piet de Vries, de vader van Hans de Vries, alsook Han Steenbruggen gaven mij dat boek. 

Dat tweede boek,  zo merkte ik later,  zat in een grote Belvédère- tas samen met een dikke,  groene multi-map met meer dan 500 pagina’s, vol aantekeningen, die Hans de Vries had gemaakt over de wijze waarop de collectie van Collection d’art door de jaren heen tot stand was  gekomen. Het was die map, waarin ik uiteindelijk ook de woorden van Hans Locher aantrof over contrasten, dat wil zeggen: de subjectieve keuzes,  die niettemin een structuur zouden hebben en daarmee zelfs een objectieve waarde. 

Maar zover was het drie jaar geleden nog lang niet. Ik wist dat ik ooit met het lezen van die map een begin zou moeten maken. Tijdenlang het leek eerder een berg die ik beklimmen moest en waar ik voor terugdeinsde. Pas vorig jaar zomer ben ik begonnen met lezen, in die talloze, uiterst scrupuleus opgetekende herinneringen, anekdotes, toelichtingen, verklaringen, maar ook brieven en krantenknipsels. Ik realiseerde mij dat het bijeenbrengen van deze aantekeningen, voor Hans de Vries ook een vorm van verzamelen moet zijn geweest. Of beter gezegd, een vorm van ontzamelen. 

Als  je alle spullen in je huis opruimt en een nieuwe plaats geeft, doorloop je een ook een innerlijk proces. Dat proces voltrekt zich ogenschijnlijk verstandelijk, maar bij nader inzien is het toch vooral het gevoel dat zodoende alle ruimte krijgt om  – op bijna proustiaanse wijze – samen met de dingen ook de herinneringen een plaats te geven in het hart. 

Ik herkende dat proces omdat ik zelf in de afgelopen tijd volop aan het ontzamelen was geraakt. Een groot kunstverzamelaar ben ik nooit geweest. Maar veel van de kunstwerken, die ik in een periode van decennia heb mogen verwerven, heb ik in het afgelopen jaar verkocht op Catawiki of weggeven aan mijn kinderen. Opruimen is ontzamelen en tegelijkertijd ook het verwerken van een verlies. Soms lijkt het geheugen op een een carrousel met dia’s die op de grond is gevallen en reddeloos in de war is geraakt. Dan is het zaak om die dia’s op te rapen en heel langzaam – één voor één – weer op hun plaats te zetten. 

Dat gevoel overviel mij bij het lezen van al die uiterst precieze aantekeningen in die groene documentatiemap van Hans de Vries. Al lezend in al die details en anekdotes, kwam wonderlijk genoeg ook een enkel beeld bovendrijven. Het was het beeld van Cora de Vries, een bijzondere vrouw, die  er niet meer is, maar wier contouren langzaam voor mij zichtbaar werden. Ik ben naar haar op zoek gegaan, door mensen op te zoeken, die haar in de jaren zestig nog in Leeuwarden hebben gekend. Ik wilde weten waar ze toen woonde, nota bene bij ons om de hoek in de Engselsestraat. Het was een ziel die langzaam zichtbaar werd, zoals ook elke goede verzameling een ziel lijkt hebben.

Cora de Vries

Vier leden van Beeg 62. V.l.n.r.:  Cora de Vries, Siet Schlüter, Jerre Hakse en Ada van Essen (foto L.C. 2-2-1980)

Als dat laatste een waarheid is, dan is die ziel in de collectie van Collection d’Art, heel lastig in woorden te vatten. Het is iets dat onbenoembaar is, iets dat meer is dan de som der delen. Iets dat zich schuilhoudt in al die relaties en contrasten die in die verzameling te onderscheiden zijn. Wellicht kun je zeggen dat er relaties bestaan met het karakter van de verzamelaar. Of misschien wel is er wel sprake van een zielsverwantschap met de tijdgeest. En wellicht ook een zielsverwantschap met andere gevoelige naturen, die in de tijd van Collection d’art een antenne hadden voor de tijd waarin zij leefden. 

Zo heeft de persoon van Cora de Vries wellicht ook een zielsverwantschap gehad met Thom Mercuur. Tussen hen zal zeker iets hebben bestaan van een wederzijds respect en wellicht zelfs een stille bewondering. Thom Mercuur had al vroeg vanuit Friesland de weg naar de galerie Collection d’art gevonden. Hij liep daar rond op openingen, tussen al die andere coryfeeën uit de wereld van de kunst, zoals Sandberg – die de jonge Mercuur zo bewonderde – maar ook Edy de Wilde, Eugène Brands, Constant, Rudi Fuchs, K. Schippers, om maar een paar illustere namen te noemen. 

Willem Sandberg en Karel Appel bij een opening in galerie Collection d’art

Evenals Thom Mercuur was Cora de Vries ooit begonnen met een combinatie van een kunsthandel en een winkel in antiek, antiek zilver in haar geval. Al vanaf 1964 bezocht zij de antiek- en kunsthandel van Thom Mercuur aan de rotonde in Heerenveen. Ze volgden elkaars ontwikkelingen in de tijd dat Mercuur nog de scepter zaaide in ‘t Coopmanshus in Franeker. Maar ook in de jaren daarna, toen de eerste visionaire plannen ontstonden voor een museum voor hedendaagse kunst, eerst aan het Tjeukemeer, en later hier in Oranjewoud. Het was een tijd dat ook Hans en Cora de Vries even met de gedachte hebben gespeeld om zich – met hun hele collectie – te vestigen in Oranjewoud. Tenslotte – het moet in maart 2009 zijn geweest, een jaar voor haar overlijden –  dat Cora de Vries Thom Mercuur nog een laatste keer ontmoette op de de Tefaf in Maastricht. ‘Een ontroerend weerzien’, zo vermeldt Hans de Vries in zijn dikke, groene map met aantekeningen. 

Maar ondanks die zielsverwantschap tussen Cora de Vries en Thom Mercuur, was er ook een verschil. Thom Mercuur had een intuïtieve, bijna lijfelijke omgang met kunst, maar koesterde daarnaast – evenals zijn grote voorbeeld Sandberg  – een gezond wantrouwen tegen de verstandelijke benadering van kunsthistorici. ‘Kunsthistorici zien niks! zo stelde Sandberg vaak. En misschien had hij daarin tot op zekere hoogte ook wel gelijk. Sandberg vertrouwde zijn ogen, zijn neus voor de tijdgeest, en zijn instinct voor eigenzinnige persoonlijkheden. Precies dat was ook het adagium van Thom Mercuur. 

Bij Cora de Vries daarentegen lag dat net even anders. Naast haar aandacht voor de intuïtieve aspecten bij de ervaring van een kunstwerk, was zij zeker ook geïnteresseerd in de objectieve structuren die in de wereld van de kunst werkzaam zijn. Zo nodigde zij vooraanstaande kunsthistorische en critici uit om te schrijven over haar collectie en de door haar gemaakte haar keuzes. Ze stimuleerde het debat, en had alle aandacht voor educatie en een deskundige voorlichting van het publiek. Kortom, meer dan welke galeriehouder dan ook bestierde zij een museale galerie. Een galerie die uit een verzameling was ontstaan en in een verzameling zou uitmonden. 

Zo is de collectie van Collection d’art in de eerste plaats een spiegel van de persoon. Maar tegelijk ook een spiegel van een bewogen periode, en die zin een spiegel voor iedereen die iets heeft met de kunst van onze tijd. Een kunstwerk was voor Cora de Vries niet alleen verstandelijk te ervaren en daarmee buiten de materie-aanwezigheid van het werk zelf te beleven. Voor haar was het  een noodzaak om met het kunstwerk ‘als een object als zodanig’ geconfronteerd te zijn.Met die houding had zij een middenweg gevonden tussen het hoofd en het hart. Tussen al die relaties en contrasten die zij voor anderen zichtbaar wilde maken. En die tenslotte ook zichtbaar worden in deze boeiende tentoonstelling, die ik bij deze graag voor geopend verklaar. 

(Openingswoord bij de tentoonstelling Relaties en contrasten, gisteren uitgesproken in Museum Belvédère.)

1 Reactie

  1. It museum is ticht, mar… | It Nijs

    21 maart 2020 op 09:30

    […] katalogus ferskynd, mei in tekst fan keunsthistoarikus en publisist Huub Mous. Jo kinne hjir syn iepeningstaspraak fan de útstalling lêze, útsprutsen op 6 maart […]