Jihad of verstandsverbijstering

Slide1

Het is donderdag 11 augustus 2016. De Volkskrant opent met een grote kop over de volle pagina: ‘Berlijn: geen arstgeheim bij geweld.’ Duitse artsen moeten de mogelijkheid krijgen om de autoriteiten tijdig in te lichten als zij horen dat een patiënt heeft voor een misdrijf of een aanslag. Het is een onderdeel van eenreeks veiligheidsmaatregelen die het CDU die dag presenteert. Daarmee staat het beroepsgeheim van artsen en behandelaars in Duitsland op de tocht, en weldra wellicht ook in Nederland. Van psychiaters wordt in toenemende mate verwacht dat zij hun verantwoordelijkheid nemen in deze tijden van terreur. Maar komt de vrijheid van het individu daarmee niet in gevaar? De vrijheid ook die een psychiater nodig heeft om het vertrouwen van zijn patiënt te winnen?

De avond daarvoor kwam terrorisme-expert Beatrice de Graaf bij Nieuwsuur uitleggen hoe de antiterrorisme-aanpak in Duitsland verschilt van die van Frankrijk. Europa dan is dan al wekenlang in de ban van het terrorisme. Vooral Frankrijk, België en Duitsland worden geconfronteerd met aanslagen en radicalisering. In vielen Duitsland meerdere doden en tientallen gewonden bij vier geweldsdelicten. Een aanval met een mes en een bijl in een trein bij Würzburg, een schietpartij bij een winkelcentrum in München, een steekpartij in Reutlingen en een bomaanslag bij een muziekfestival in Ansbach. De motieven voor de aanslagen lopen uiteen. De 27-jarige Syriër die de aanslag in Ansbach pleegde was psychisch in de war. Hij deed eerder zelfmoordpogingen en was onder behandeling van een psychiater.

Beatrice de Graaf spreekt die avond van een nieuw type terrorisme dat is opgedoken. Naast het type lone wolve, dat al langer bekend is bij geheime diensten, zijn er nu ook de ‘zelfontbranders’ uit de tweede of derde generatie van immigranten – nog niet eens vluchtelingen of asielzoekers – die zelf ter plekke voor hun computer radicaliseren. Ze radicaliseren eerst en zoeken daarna pas een ideologische rechtvaardiging daarvoor. Voor dat type is een nieuwe term: het type ‘narcistische psychiatrische terroristen’. Volgens onderzoek zou bekend zijn dat slechts een klein aantal leden van terroristische organisaties GGZ-problematiek hebben. Lone wolves hebben dat vaker en hebben dan een problematiek in het spectrum van de psychopathische stoornissen.

In dat verband spreekt De Graaf van ‘Herostratisch terrorisme’, genoemd naar Herostratos die in de 356 v.C. een van de zeven wereldwonderen, de tempel van Artemis in Ephesius in brand stak om daarmee wereldroem te verwerven. Zijn straf was dat zijn naam nooit genoemd had mogen worden. Maar de Griekse media destijds hielden zich daar niet aan en Herostratos is nog altijd beroemd. Dit zou volgens De Graaf de gevaarlijkste variant zijn onder de hedendaagse typen van terrorisme, omdat er in dat geval geen sprake is van ene link naar IS, weinig indicaties vooraf, en ook uitgebroed netwerk of criminele ondersteuning. Ze verwijst naar Olivier Roy, die spreekt van de ‘islamisering van het radicalisme’.

De term ‘Herostratisch terrorisme’, zo vind ik na enig zoeken op internet, is geijkt door Albert Borowitz in zijn boek Terrorism for selfglorification: The Herostratos syndrom (2005), waarin vergelijkbare aanslagen in de geschiedenis tot op heden op een rij worden gezet, zoals de aanslag the Greenwich Observatorium in 1894, de vernietiging dor de Taliban van reusachtige Boeddhabeelden in Afghanistan, de moord op John Lennon, de aanslagen van de Unabomber, en de aanslag van 9/11 op het de Twin Towers.

Hoe kan het dat het boek van Borowits in Nederland zo weinig bekend is, zo vroeg k mij af, Zelfs de filosoof Achterhuis noemt het niet in allesomvattende standaardwerk Met alle geweld uit 2008, terwijl het boek van Borowitz toen al drie jaar daarvoor verschenen was. Achterhuis vermeldt overigens wel de geschiedenis van Herostratus (door hem op pagina 245 van zijn boek ‘Erostratus’ genoemd), omdat deze al voorkwam in het beroemde vierde hoofdstuk van Hegel’s Phaenomenologie des Geistes over de strijd om erkenning tussen slaaf en meester.

Borrowitz, zo lees ik verder, pleit in zijn boek over het Herostratus-syndroom voor interdisciplinair onderzoek naar dit soort fenomenen, en gebruikt zelf bronnen uit de religie, filosofie, de geschiedenis, de Griekse mythologie en de wereldliteratuur, onder meer werken van Chaucer, Cervantes, Mark Twain, en Jean-Paul Sartre. Opeens vond ik hier uit onverwachte hoek een bevestiging voor mijn pleidooi voor multidisciplinair onderzoek naar het grijze middengebied tussen jihad en verstandsverbijstering. Ik zie alles nog eens de revue passeren wat mij de laatste weken heeft beziggehouden: de onvermoede relaties die dit soort geweldsfenomenen met de esthetica, de religie, de filosofie en de uiteindelijk de psychiatrie, die als discipline tegenwoordig het brede spectrum van de geesteswetenschap uit het oog verloren lijkt te zijn.

Zelfmoord, geweld en roem zijn in de geschiedenis op tal van manieren met elkaar verweven geweest. In zijn beroemde boek over de zelfmoord De mythe van Sisyphus (1942) noemt Albert Camus de filosoof Jules Lequier, geboren in 1814, die in 1862 bij Plérin de zee in zwom en niet terug kwam, en waarvan men aannam dat hij de dood zocht om zijn roem veilig te stellen. Ook maakt hij gewag van een zekere Peregrinos die vanwege zijn legendarische zelfmoord in het oude Griekenland ook nu nog in een legende voortleeft.

Deze cynische filosoof kondigde zonder enige aanwijsbaar motief zijn eigen zelfmoord aan, die hij bij de eerstvolgende spelen in Olympia ten uitvoer zou brengen. Daar voegde hij de daad bij het woord. Nadat hij zijn eigen begrafenisrede had uitgesproken, stak hij zichzelf in brand. Camus noemt ook een eigentijds navolger van Peregrinos, een Franse schrijver, die na de voltooiing van zijn eerste boek zelfmoord pleegde, om de aandacht op zijn werk te vestigen. Die aandacht werd inderdaad gewekt, maar het boek werd afgekraakt.

En wat te denken van de Japanse schrijver Yukio Mishima. In 1970 pleegde hij op rituele wijze zelfmoord volgens de oude Japanse mores van de Samurai, door eerst een dood-gedicht te schrijven en vervolgens met een zwaard de hand aan zichzelf te slaan. Mishima was fel gekant tegen de ondergang van oude Japanse cultuur. Hoe onbaatzuchtig is de zelfverkozen dood? Zelfmoord kan een ultiem kunstwerk zijn en er zijn kunstenaars die zelfmoord plegen om daarmee verzekerd te zijn van eeuwige roem.

In zijn boek The Temple of the Golden Pavilion vertelt Mishima een verhaal, waarin die vreemde vorm van schoonheid in de kern wordt geraakt. Een boeddhistische monnik had ooit als kind van zijn vader gehoord dat niets op aarde zo mooi was als het Gouden Paviljoen. Hij had er jaren naar verlangd om dat ooit nog eens te zien. 
Als het er uiteindelijk van komt roept het ‘zien in het echt’ geen enkele emotie op. Maar
 als de vader het kunstig vervaardigde model van het Gouden Paviljoen in een glazen vitrine
laat zien, wordt het kind diep ontroerd: ‘Terwijl ik deze volmaakte afbeelding van het Gouden Paviljoen binnen de grote tempel zelf bekeek, moest ik denken aan de eindeloze
reeksen overeenstemmingen die zich voordoen wanneer een klein universum binnen een 
groot universum wordt geplaatst. Voor het eerst kon ik dromen.’

Ging in die zich plotseling ontvouwende droomwereld van het kind soms het geheim schuil de latere vernietiging van het Gouden Paviljoen, waar dit boek van Mishima mee eindigt? Zo rijst de vraag: Is wat wij echt noemen nog wel echt, en wat wij waan noemen nog wel een waan? Is de ervaring van echtheid, authenticiteit en oorspronkelijkheid niet eerder een cultuurgebonden dan een universeel fenomeen.

Zou het zo kunnen zijn dat de hedendaagse wereld te weinig ruimte biedt om te dromen? Ik ben op zoek gegaan naar de bron van het hedendaagse terroristische en suïcidale geweld. Ik ben op zoek gegaan naar een mogelijk grootse gemene deler, een ontologische basis in de diepte, iets wat wellicht niet in de haak is in het hedendaagse bewustzijn, in de spirituele ozonlaag, of in de wijze waarop die twee niet meer met elkaar verweven zijn, of verweven kunnen zijn. Ik stuitte op het vermoeden van dat er iets grondig mis is. Slavoi Zizek wees op de schok van de aanslagen van 9/11, waarmee de westerse mens leek te ontwaken uit het eeuwigdurend vakantiegevoel van een ‘gedespiritualiseerd, utilitair schijnuniversum’.

Wat is er mis met dat schijnuniversum? Wat is er niet ‘echt’ meer aan de wereld? Wat zijn we uit het oog verloren zonder dat wij daar erg in hadden? Wat was het punt in het verleden, waarvan Elias Canetti vermoedde dat de werkelijkheid was opgehouden te bestaan? Volgens Guy de Debord is een werkelijkheid pas een werkelijkheid als hij je de ruimte biedt om jezelf daarin te kunnen verliezen. De werkelijkheid wordt een werkelijkheid, wordt pas ‘echt’ als hij de verbeelding tot zich toelaat. De minimumruimte die voor een kind nodig is om te dromen zou wellicht iets van doen kunnen hebben met een laatste kier in het bewustzijn die uitzicht biedt op transcendentie. Het zou een kier kunnen die zich vandaag de dag dreigt af te sluiten en in het grensgebied van de adolescentie tot dramatische ontsporingen kan leiden.

Als dat zo is dan zou het begrip ‘geestelijke gezondheid’ aan een basale herijking toe zijn, omdat de geestelijke component van het algehele welbevinden überhaupt onmogelijk dreigt te worden bij het scheiden van de markt van welzijn en geluk. De huidige explosie van terroristisch en suïcidale geweld zou een symptoom kunnen zijn van een dreigende ‘ ziekte van de ziel’ , een kwaal in de collectieve onderlaag van het bewustzijn, waar Jung ooit in een interview als mogelijkheid op gezinspeeld heeft.

Hans Achterhuis heeft er in zijn studie over het geweld herhaaldelijk voor gewaarschuwd dat er geen monocausale oorzaak is voor geweld en dat het aanwijzen van zo’n monocausale oorzaak de geweldspiraal juist in stand houdt. Maar wat, als de enige oorzaak nu juist in die cirkelredenering zelf besloten ligt? Wat, als ‘het zoeken naar antwoorden, waarvan we zeker weten dat we zie niet zullen vinden’ (Boutellier), nu juist het probleem zelf is geworden. Of, om een andere metafoor te gebruiken: wat, als we zoeken naar het graf van Toetanchamon, terwijl wij ons kampement hebben opgeslagen op de plek in het zand, waar het graf te vinden is.

Het is dinsdag 16 augustus 2016. De Volkskrant opent met paginagrote kop: ‘Is Schiphol nog veilig?’ Na de Marechaussee blijkt nu ook het leger te zijn ingezet voor extra bewaking. Arnon Grünberg verwijst in zijn column van vandaag naar een essay van Adorno: Mening, Waan en Samenleving. ‘De mening is niet langer van waan te onderscheiden en de waan is het antwoord op alles,’ zo concludeert hij.

De afgelopen weken ben ik druk bezig geweest met het schrijven van een essay met als titel Jihad of verstandsverbijstering: Psychiatrie & filosofie in tijden van terreur. Het beslaat in totaal 60.000 woorden. Dat is 180 pagina’s in druk. Een nieuw boek dus, als het even meezit. Gisteren heb ik het typoscript weggebracht naar de copyshop. Drie exemplaren in een ringbandje kan ik vandaag ophalen. Dan stuur ik het in voor de prijsvraag van de Stichting Psychiatrie & Filosofie. Ruim op tijd: 1 september is de deadline. Wie niet waagt die niet wint. Eén keer zal ik een prijs winnen. Het zou te gek zijn als dat nooit zou lukken. Toch?  (Zie ook mijn blog: Weer geen prijs)

Nadat ik alle gedachten die in deze zomer van geweld door mijn hoofd hebben gespeeld nog één keer de revue zie passeren, kwamen wederom al die herinneringen boven aan die vreemde zomer van 1965, toen ik met mijn ouders een rondreis maakte door Spanje in de kleine Fiat 600 van mijn vader. Zo belandden we ook in Toledo. In deze bebouwde rots lijkt heel Spanje te worden samengevat in een decor dat is ingeklemd in een bocht van de Taag en aan het einde der tijden herinnert. In die stad heb ik een ijzeren zwaard gekocht, want daar is Toledo beroemd om. In de campings onderweg las ik De mens in opstand van Camus, het boek dat ik in juni 1965 gekocht had in de Banstraat, tegenover mijn school, in een boekhandel die daar nog altijd bestaat.

Zo las ik die zomer alles over ‘koningsmoordenaars’ en de ‘godloochenaars die de poorten van de hel wilden openen. Ik las over ‘de zonen van Kaïn’ die mij voorgoed verdreven uit de Hof van Eden die mijn jeugd was geweest. Ik stuitte op een kwaad waarvan ik het bestaan niet voor mogelijk had gehouden. Ik las hoe Markies de Sade een aanslag op de schepping beraamde, de loop van de sterren wilde verstoren, het heelal zou verpulveren tot stof. Een rotschop voor de kosmos, als een aanval van miljoenen atoombommen. Het toppunt van sadisme zou een God moeten zijn, die zelfs in zijn afwezigheid woede oproept.

En opeens zag ik weer dat wonderlijke verband tussen het verhaal van mijn eigen psychose en die van Tristan van der Vlis in Alphen aan de Rijn, die als ‘een zoon van Kaïn’ een ‘Tegen-Bijbel’ schreef en God wilde straffen door zijn schepselen te doden. Maar ik zag ook de mogelijke verbanden met al die geweldplegers in al hun gradaties tussen jihad en verstandsverbijstering die deze zomer hun aanslagen pleegden. Was ik destijds in de aanloop van mijn psychose ook zo’n ‘zoon van Kain’ aan het worden? Wat was ik met dat zwaard van plan? In mijn bijdrage aan het boek Tegen de tijdgeest schreef ik het volgende:

Toen het laatste woord op papier stond, draaide ik de knop om. Het geluid hield op en ik was stellig van mening met deze eenvoudige daad in een andere wereld te zijn beland. Eindelijk was ik verlost. Mijn ouders waren dood. Ik ook, maar ik bleef toch leven, als een verlichte zombie in het hiernamaals. Daarna heb ik nog een uur geslapen. Ik kleedde mij aan en stopte het boek dat ik geschreven had in mijn schooltas. Ik pakte het Spaanse zwaard dat ik de zomer daarvoor in Toledo had gekocht en stak het onder de klep van mijn tas. Zo ging ik op weg naar school, in het donker en zonder jas. Ik zie me nog op de halte staan van lijn 9 bij de Emmakerk. Mensen keken mij vreemd aan….

Opeens realiseerde ik mij dat ik op die vroege januari-ochtend van 1966 met de tram langs het Burgerziekenhuis in de Linnaeusstraat ben gereden. Ik had geen overjas aan, en ondanks de winterkou nam niemand om me heen daar notie van. Evenmin van het grote zwaard uit Toledo dat vervaarlijk uit mijn schooltas stak. Daar in het Burgerziekenhuis aan de Linnaeusstraat zou vijf maanden later mijn vader overlijden. Pal daartegenover zou achtendertig jaar later Theo van Gogh worden vermoord.

Op Wikipedia zijn de gruwelijke details van die eerste Jihad-aanslag in Nederland nog altijd te lezen: Van Gogh werd door in totaal acht kogels getroffen. Daarna sneed Mohammed Bouyeri met een groot kapmes, een zogenaamde kukri-machete, de keel van Van Gogh door. Vervolgens stak de toen 26-jarige dader het mes tot aan de ruggengraat in Van Goghs borst. Van Gogh overleed ter plekke. Met een kleiner fileermes stak Bouyeri een brief met een doodsbedreiging gericht aan Ayaan Hirsi Ali op het lichaam van Van Gogh. met een groot men dat uit zou zijn borst omhoog stak. ‘

Mohammed Bouyeri weigerde na zijn arrestatie een psychiatrisch onderzoek te ondergaan. GGZ Rijnstreek weigerde na dood van Tristan van der Vlis zijn medisch dossier vrij te geven. Wat waren uit psychiatrisch oogpunt de verschillen tussen deze twee tegenpolen van geweld: jihad versus verstandsverbijstering? Waarin verschilden de toestanden van Boeyeri en Van der Vlis met mijn eigen pre-psychotische fase in de aanloop van mijn godsdienstwaan die ik destijds heb mogen ervaren als een apocalyptische openbaring. Het was geen geschenk uit de hemel. Misschien was het een geschenk uit de diepte.

Reageren is niet mogelijk.