De spagaat van Kees Fens

De O.L.-Vrouwe van Altijddurende Bijstandkerk in de Chasséstraat in Amsterdam West kerk dateert uit 1926, de hoogtijdagen van het Rijke Roomse Leven. De architect was K.P. Tholens, die meerdere kerken in Amsterdam heeft ontworpen, ook na de oorlog nog. Zo is ook de Christus Koningkerk in de Watergraafsmeer van zijn hand, de kerk waar ik zelf ook wel kwam in de jaren zestig, Tholens ontwierp ook de Sint Joseph Kerk in Nieuw-West die nog onlangs in het nieuws was als schuiloord voor uitgeprocedeerde vluchtelingen. Toch heeft de O.L.-Vrouwe van Altijddurende Bijstandkerk nog het meeste weg van de Martelaren van Gorkumkerk op het Linnaeushof, de kerk waar ikzelf gedoopt ben en als kind ook met meeste kwam. Die kerk is van Kropholler en werd drie jaar later dan de Chassékerk, in 1929, ingewijd. Beide kerken zijn opgetrokken uit baksteen en hebben een neoromaanse bouwstijl met een modernistisch tintje. Het is de roomse architectuur van voor de oorlog, massief, degelijk en ogenschijnlijk voor de eeuwigheid gebouwd. De Martelaren van Gorkum is nog altijd als kerk in gebruik. De Chassékerk niet meer en doet tegenwoordig dienst als wijkcentrum. De Chassékerk werd vooral bekend door Kees Fens, die geboren werd in de Chasséstraat en hier als kind  ter kerke ging,

Mijn-versnipperd-bestaan-Het-leven-van-Kees-Fens-1929-2008

Vorige maand is de biografie van Kees Fens verschenen die geschreven werd door Wiel Kusters: Mijn versnipperd bestaan, Het leven van Kees Fens 1929-2008. Meerdere mensen hebben mij al geattendeerd op deze biografie, die ik beslist moet lezen. Dat zal ik ook zeker gaan doen. Afgelopen zaterdag, toen ik in Bolsward was, wees Willem Haanstra mij nog op deze biografie. Willem Haanstra heeft voor Wiel Kusters informatie aangeleverd over Frits van der Meer, voor wie Kees Fens een grote bewondering had. Fens zat in de jury die Frits van der Meer in 1963 de PC Hooftprijs toekende. Verder stelde Fens ook een bloemlezing samen met teksten van Van der Meer.

Zowel Fens als Van der Meer keerden zich in de jaren zestig tegen de liturgie- en geloofsvernieuwing in de katholieke kerk. Een radicale omwenteling die kort daarop gevolgd werd door een proces van snelle secularisatie. Frits van der Meer bleef orthodox katholiek tot tot zijn dood in 1994. Bij Kees Fens, die in 2008 overleed, is die ontwikkeling veel complexer geweest. In haar recensie van de biografie in De Volkskrant van 21.6 j.l. vat Aleid Truijens die complexe post-roomse houding van Kees Fens mooi samen:

‘Mystiek en literatuur lagen voor Fens dicht bij elkaar. Het ging om de vervoering, om opgetild te worden, opgenomen in iets groots en lichts. Noem het God. Of Hij nu bestond of niet, liet Fens eigenlijk koud. Zijn godsbeeld lijkt op dat van Gerard Reve en Frans Kellendonk; het wordt door weinigen goed begrepen. Kusters, dichter en letterkundige met een katholieke achtergrond, begrijpt het wel.’

Er lopen wonderlijke parallellen in de opvattingen van Kees Fens, Frits van der Meer en Gerard Reve als het gaat over mystiek en katholicisme. In mijn blog Frits van der Meer en Gerard Reve heb ik eerder een passage van Frits van der Meer uit zijn boek Geloof en Eredienst (1973) vergeleken met een passage uit het boek Zelf schrijver worden (1985) van Gerard Reve. De overeenkomst lag in een opvatting die het Godsgeloof gelijk stelt aan de liefde. Geloven is je hart geven en daarmee een vorm van onvoorwaardelijke liefde. Gisteren ontdekte ik op internet een bespreking die Kees Fens aan het boek Geloof en Eredienst van Frits ven der Meer heeft gewijd. Het verscheen in het Belgische dagblad De Standaard van 31 oktober 1973:

‘Wat veel goedonderlegde gelovigen verontrust, is dat zij de begrippen en vooral de voorstellingen waarop hun geloofsleven scheen te berusten n welke de taal des geloofs hanteert, langzamerhand erkennen als ficties, dat wil zeggen niet als fabels of verzinsels, maar als niet gewone werkelijkheden. Wat zij niet doorzien is, dat deze zogenaamde ficties werkelijke effecten hebben, en bijgevolg niet anders dan sterke werkelijkheden kunnen zijn.’

Kees Fens mocht zich dan moeizaam ontworsteld hebben aan zijn katholieke jeugd, hij bleef met groot respect schrijven over de christelijke cultuurgeschiedenis die ons gemaakt heeft tot wat we zijn en die we volgens hem moeten blijven koesteren. Zijn ‘maandag-artikelen’ in De Volkskrant, waarin hij vaak thema’s behandelde uit de vroege geschiedenis van het christendom, werden door velen met bewondering gelezen. Misschien zou je Kees Fens een ‘cultuurchristen’ kunnen noemen, maar dat was juist de term die bij Frits van der Meer zoveel weerstand opriep. Als alleen de verhalen van het christendom overblijven, verpulvert het geloof vaak tot een vage individualistische vorm van spiritualiteit. Kees Fens was zich van dat dilemma terdege bewust, getuige ook een uitspraak van hem  kort voor zijn  dood in het dagblad Trouw van 7 juni 2008:

‘We moeten de grote verhalen van het christendom blijven doorgeven. Het gaat dan niet meer om geloof, maar vooral om cultuur. Om kennis. Daar moeten we misschien maar rond voor uitkomen, hoewel het me moeite kost. Maar alles is beter dan vaagheid. Alles is beter dan vaagheid. Niets afschuwelijker dan het zogenaamde ‘ietsisme’. Ik gruw van mensen die de Bijbel lezen als een soort new-agespreekwoordenboek.’

In die woorden ligt de spagaat van Kees Fens misschien wel het meest helder verwoord. Respect voor het christelijke verleden, dat is mooi. Maar wat blijft er van over in het heden? Ook als we de hele christelijke cultuurgeschiedenis met het grootste respect zouden doorgeven aan de volgende generatie, dan toch zal er een houding aan ten grondslag moeten liggen waardoor dat respect ook in de toekomst beklijft, indaalt, wortel schiet… .  Cultuurchristendom, dat zich alleen blijft richten op de overlevering van de rijke geschiedenis en de diepzinnige verhalen, is uiteindelijk ook een vorm van ‘ietsisme’, omdat deze onderneming geen oog meer heeft voor de ‘werkelijke effecten’ in de geloofsbeleving, waar Frits van der Meer zo op hamerde. Het is linksom of rechtsom. Mysterie of historie. Heimwee of geloof. Dat is de spagaat van Kees Fens.

En als we nu toch aan het citeren zijn, tot slot dan ook maar een citaat uit mijn eigen boek Modernisme in Lourdes, Gerard Reve en de secularisering, waarin ik verwijs naar een jeugdherinnering van Kees Fens die voor mij heel herkenbaar is.:

‘Nog maar twee jaar geleden liep ik in de De 
Lairessestraat en dacht toen – ik moet toegeven het klinkt ongeloofwaardig – ik loop hier zomaar. Een lichte vervreemding kwam op de
hoek van de Obrechtstraat met de wind mee.’ Dat schrijft Kees Fens in zijn boek Het geluk van de brug, het Amsterdam van Kees Fens (2008). Wat mij treft in deze zin is de ervaring van de tijd. Het is of in zijn beleving de tijd in cirkels rondloopt. Kees Fens kwam op 24 augustus 1942 als leerling op het St.-Ignatius College aan de Hobbemakade. Ikzelf kwam daar pas achttien jaar later, maar de ervaring die Kees Fens beschrijft als hij terugkeert naar de buurt van zijn schooljaren, is dezelfde. Hij kwam uit West. Ik kwam uit Oost. Zuid was voor ons beiden een heel andere wereld, al had ik er zelf al zes jaar aan kunnen wennen op de lagere school die ik ook in Zuid doorbracht. Maar de ervaring van terugkeer delen wij. Het is een droomachtige ervaring dat je uit een tijd bent weggetrokken die je telkens weer opnieuw moet beleven. ‘Ik loop hier zomaar.’ Alles is hetzelfde en toch is alles anders. Ik ben anders, dat is het verschil. Ik ben een vreemdeling geworden in mijn eigen buurt, en dat is – zoals Kees Fens terecht opmerkt – een van de meest pijnlijke ervaringen in je leven.’

Zie ook mijn blog: Heimwee

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)