De kunst is dood. Leve de kunst!

‘Dit is het tijdperk van de commercialisering van de kunst. Dat is maar een 
enkel aspect, en een deelaspect, van de verdere verzakelijking van de 
samenleving. Overal verschuift de macht van de staat naar de markt, van 
ambtenaren en politici naar ondernemers en financiers. Al die mensen die 
eens een vrij beroep hadden in vaste dienst, bij de overheid en bij haar satellieten, al die academisch gevormde beambten, docenten en hooggeschoolde zorgverleners verliezen nu steeds meer vrijheid in hun werk door 
moderne managementmethodes, raken in beloning achter op de ‘vrije sector’ door het crisisbestrijdende bezuinigingsbeleid en verliezen aan 
aanzien tegenover het hogere kader in de bedrijven en bij de banken. 
Massamedia, het internet en de alomtegenwoordige reclame negeren kunst, letteren en wetenschap voor andere interesses, waar meer mensen
 meer geld voor over hebben. Al die mensen die niet lang geleden 
nog gunstelingen waren van de staat 
vormen nu een dalende klasse: de hoogopgeleide, cultureel belangstellende groepering die de kunsten bemint, de theaters en concerten bezoekt, 
die de literatuur op afstand volgt en die 
’s ochtends de Volkskrant of ’s avonds 
de NRC leest, in het weekend De Groene 
en tegen het eind van de maand ook 
nog wel eens De Gids.’

Aldus Abram de Swaan in de aanhef van zijn artikel Ironisch iconisch in het zojuist verschenen nummer van De Nieuwe, kunstmagazine van  Maatschappij Arti en Amicitiae. Het nummer is gewijd aan de grote verscheidenheid van opvattingen die momenteel in de kunstwereld heerst. Er lijkt geen pijl op te trekken en geen touw aan vast te knopen. Zeker is dat het kunstenveld zelf ingrijpend aan het veranderen is. Commercie en marktwerking nemen definitief de macht over. Het democratisch kunstbeleid met zijn zijn oude bolwerk van door specialisten verdeelde kunstsubsidies was in wezen elitair. Zoals het voormalige Oostblok zijn staatskunst had, zo had het vrije westen zijn ‘kunstkunst’.

Maar het communisme verdween en het kapitalisme triomfeerde. ‘Het kon niet uitblijven,’ zo stelt de Swaan, ‘ook de kunsten worden overgenomen door het kapitaal, door de grootmogende beschermers die met hun patronage de kunstkunst zullen omvormen tot gunstkunst.’ Voor de generatie van babyboomers die met kunst zijn opgevoed omdat het moest – kunst was zoiets als schoolmelk of schoolzwemmen –  is dit een rare gewaarwording. De bakens worden alom verzet, subsidieregelingen worden opgeheven en we beleven een omwenteling van alle waarden. Dat alles levert ook een onverwacht leedvermaak op. Zo stelt de Swaan: ‘Een hele schare van net wat minder opgeleiden die zich altijd al uitgestoten en gekleineerd voelden grijnst meewarig en wakkert de afbraak nog wat aan. Dat is het schelle, nieuwe rechts.’

Inderdaad, het schelle, anti-elitaire geluid van Fortuyn klinkt nog steeds uit de mond van Wilders. Maar ik vrees dat deze ontwikkeling al veel verder is doorgeslagen dan De Swaan vreest. De economische instrumentalisering van het kunstbeleid heeft er in Friesland toe geleid dat een manifestatie als Serious Request door bestuurders met evenveel euforie wordt begroet als het binnenhalen van het predicaat Culturele Hoofdstad van Europa. Wat wil je ook met een burgemeester als Ferd Crone, voor wie de hoge cultuur niet ‘zijn ding’ is. Serious Request is wèl zijn ding, dat hebben we nu op tv kunnen zien. Ferd voelde zich opperbest in de hectiek van deze populistische liefdadigheidsverdwazing. Voor de komende jaren weten we nu wat ons in deze stad te wachter staat. Iepen mienskip betekent massaal hossen op het Zaailand zodat de stad op zijn grondvesten schudt. Tel uit je winst voor de middenstand, dat is het doel waarnaar wij streven.

Kunst en cultuur maken een transitie door van volksheffing naar marktwerking, eindigend in iets onbestemds wat nauwelijks nog verschilt van pure commercie. Maar of – en zo ja hoe – die transitie ook verband houdt met inhoudelijke veranderingen in de kunt zelf, lijkt vooralsnog moeilijk vast te stellen. ‘De kunsten worden populairder, massaler, zoeken de aandacht van het grote publiek,’ zo constateerde Anna Tilroe onlangs in De Groene. Musea stemmen hun tentoonstellingsbeleid tegenwoordig af op de grootse gemeente deler van het SBS6-publiek. Abram De Swaan signaleert een nieuwe fixatie op de exuberante waarde die het kunstobject gekregen heeft. Kunstenaars maken die waarde zelf tot onderwerp van hun kunst, met als meest sprekende voorbeeld de doodskop bekleed met diamanten van Damien Hirst. Ironisch iconisch zo noemt De Swaan deze nieuwe trend, alsof er nooit een Andy Warhol heeft bestaan.

De klaagzang die De Swaan loslaat over de commercialisering van het kunstenveld klinkt wat hypocriet. In Nederland was De Swaan immers de eerste die – in navolging van Bourdieu – kunst als een klassenfenomeen bestempelde. Begrippen als ‘sociaal kapitaal’ en ‘sociale distinctie’ werden eind jaren tachtig gemeengoed, toen ook De Swaan was gaan spreken over ‘professionele smaakspecialisten’ en de ‘alchemie van het sociale kapitaal’ waarmee in het kunstgebied goud uit bagger werd gesmeed. Als iemand begonnen is om de kunst van zijn laatste aureool te ontdoen dan was het de socioloog Bourdieu, en De Swaan zong dat liedje maar al te graag mee. Op een originele gedachte over kunst heb ik hem zelden kunnen betrappen. Volgens mij houdt hij niet eens van kunst. Maar ja, dat verwijt krijg je al gauw als over de mechanismen van het kunstenveld gaat schrijven en niet over de kunst zelf. Ook ik heb dat verwijt wel eens moeten aanhoren.

Eerlijk gezegd ben ik het in grote lijnen wel met De Swaan eens. Al tijden moet ik mijzelf bijna geweld aan doen om nog enige belangstelling op te kunnen brengen voor wat er in de kunst gaande is. Volgens mij gebeurt ‘het’ niet meer in de beeldende kunst. Er zijn geen pioniers meer, geen smaakmakers, geen goeroes, geen profeten, geen opinion leaders…. zelfs geen kunstpausen. Wie nu nog kunstpaus wordt genoemd is een ouwe zak. Niemand, maar dan ook niemand, lijkt nog iets zinnigs over kunst te zeggen te hebben. Waarom zou je dan nog naar Kassel of Venetië afreizen? Ik heb het wel gezien. Het Stedelijk Museum hoeft ook niet meer, om over het Fries Museum maar te zwijgen.  

‘Vijf jaar geleden publiceerde kunsthistoricus Huub Mous het schotschrift “De Inflatie van de Gastcurator” waarin hij fel van leer trok tegen ingehuurde tentoonstellingsmakers. Mous heeft nog steeds grote bezwaren tegen curatoren die kunstenaars gebruiken om een idee uit te dragen. ‘De kunst wordt steeds theoretischer, terwijl veel musea verworden zijn tot tentoonstellingsmachines. Daarom hebben curatoren die iets sensationeels beloven ruim baan, hoewel wat ze doen vaak een luchtbel is.’

Zo begon Mischa Andriessen zijn artikel Behoefte aan begrip dat onlangs in Het Financieele dagblad verscheen. Dat ‘schotschrift’ – ik wist zelf niet dat een schotschrift was – is inderdaad al weer vijf jaar oud. Het is wat gênant dat die woorden van mij kennelijk nog steeds actueel zijn. De kunst is dood. Leve de kunst !

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)