‘Tegen het einde van de twintigste eeuw verbrak men het taboe op neurofysiologische onderzoek naar aspecten van het bewustzijn. De belangrijkste vraag (Chalmers 1996 ‘The hard question’) is de volgende: “Waar komen de qualia vandaan?” Het begrip qualium kan niet precies gedefinieerd worden, maar drukt uit ‘de ervaring van bijvoorbeeld de kleur blauw, zoals deze onmiddelijk aan ons gegeven is wanneer wij een blauw voorwerp zien’. Maar deze vraag kan men maar beter nog even laten liggen. Eenvoudiger vragen zijn: wat is concentratie, wat is opmerkzaamheid, waarom hebben deze gemoedstoestanden gunstige effecten op het gedrag en de gezondheid van de persoon? En verder: hoe ontstaat het gevoel van eenheid in het bewustzijn, van controle-uitoefening, van het zelf?
Aldus Henk Barendregt in een van zijn teksten over de aard en de waarde van de mystieke ervaring. Barendregt (1947) is hoogleraar in Nijmegen in de grondslagen van de wiskunde en de computerwetenschap. De relatie tussen mystiek en wiskunde is dan ook een onderwerp dat hem bijzonder interesseert. Het domein van de wiskunde lijkt op het eerste gezicht lichtjaren verwijderd van de mystieke ervaring. Toch is dat niet zo. Grote wiskundigen hebben zich ook vaak met mystiek bezig gehouden. Een beroemd voorbeeld is onze Nederlander L.E.J. Brouwer die in zijn jonge jaren een opmerkelijk boek schreef Leven, kunst en mystiek (1905) dat door Frederik van Eeden destijds ‘een machtig brouwsel’ werd genoemd. Ik heb het ooit eens proberen door te ploegen, maar strandde halverwege in een dikke brei van hermetisch gestamel. Althans, zo heb ik het ervaren.
Misschien had Brouwer in hogere regionen van de geest vertoefd die voor een eenvoudig mentaal alpinist als ik, die behept is met een hardnekkige hoogtevrees, nu eenmaal ontoegankelijk zijn. Ik probeer me altijd dingen voor de geest te halen als wiskundigen het hebben over zoiets vaags als de ‘fenomenen van de wiskunde’. Wat zijn dat? Is het allemaal slechts illusie die relaties tussen getallen en formele redeneringen? Zijn het onderliggende regels van de logica waaruit het sterrenstof van de geest is opgebouwd? Als ik me op dit terrein begeef, gaat het me al gauw duizelen bij gebrek aan zuurstof en een elementair houvast.
Henk Barendregt probeert dat gevoel van duizeling bij zijn lezers zo veel mogelijk te voorkomen. Hij schrijft over de mystiek alsof het gaat over een duidelijk aantoonbare ervaring, weliswaar geen gewone ervaring, maar in ieder geval iets dat zich afspeelt tussen je oren. Wat gebeurt er daar precies? Welke neurofysiologische processen voltrekken zich daar en wat belangrijker nog, wat kunnen we ervan leren? Er is natuurlijk niets mis mee om op deze manier het onbenoembare – want dat is mystiek per definitie – op objectieve wijze wat nader in beeld te krijgen. Barendregt maakt duidelijk onderscheid tussen het quid en de qualia, anders gezegd, tussen de golflengte van het licht in het spectrumgedeelte, dat wij met ‘blauw’ aanduiden, en de ervaring van de kleur blauw.
In zijn onderzoek wil Barendregt de mystieke ervaring bij voorkeur uit zijn theologische context halen. Je kunt je afvragen, wat je dan nog overhoudt. Wat is mystiek nog zonder God? Een soort verstilde extase? Een vaag Nirwana? Een spiritueel vakantie-oord voor de geest als hoogtepunt van de belevingscultuur? Misschien blijft er dan alleen nog de onbenoembaarheid van de ervaring op zichzelf over. Het onbenoembare van het ‘blauw’ bijvoorbeeld bij het zien van de kleur blauw. Maar Bardendregt is daar minder sceptisch over. Hij hanteert de volgende definitie van mystiek: ‘Bewustzijnstoestand met een hoge mate van concentratie, vreugde en gelijkmoedigheid, verkregen door een globale observatie van het bewustzijn, waarbij de ervaring van het zelf wegvalt.‘ Die uiterst strakke definitie, in combinatie met de vergelijking met het onbenoembare in de ervaring van de kleur blauw, bracht mij iets in herinnering.
Een kunstenaar, die dicht bij strand van de Noordzee woont, vertelde mij ooit over een ervaring die hij opdeed tijdens een van zijn dagelijkse fietstochten. Voor dag en dauw rijdt hij elke ochtend door de duinen naar het strand, waar bij het opgaan van de zon de lucht langzaam kleur begint te krijgen. In dat grauwe schemerlicht ontstaat een vaal soort blauw dat vreemd genoeg lijkt te trillen van opzij. Geplaatst in de onmetelijke ruimte van dit vroege uur aan zee is het of je de dagelijkse geboorte van de eerste kleur niet rechtstreeks kunt waarnemen, maar alleen tersluiks en dan ook nog in een voortdurend instabiele staat. Dit eerste blauwe licht vibreert als het ware in je ooghoek.
In een analyse van het esthetisch effect bij Barnett Newman verwijst Arie Graafland naar deze elementaire ervaring van blauw licht op de uiterste grens van de kleurwaarneming. Onderzoek heeft aangetoond dat getemperd licht kortere golflengten heeft dan helder licht, en blauw inderdaad de eerste kleur is die je bij zonsopgang kunt onderscheiden. ”Onder deze omstandigheden is de kleur blauw waarneembaar door de staafjes aan de periferie van het netvlies, terwijl het centrale deel van het oog (de fovea), dat hoofdzakelijk kegels bevat, het object vasthoudt en zijn vorm identificeert.” Graafland verwijst in dit verband ook naar·de paradox van Broca. Om een blauw licht te zien moet je er niet naar kijken. Blauw blijkt een kleur te zijn die vóór of voorbij de vaste vorm van een object ligt. Het zien van blauw hoort bij de vroegste kleurwaarneming van de mens in zijn eerste levensmaanden, als de fovea in het centrum van zijn netvlies zich nog niet heeft gevormd.
Dit proces van objectloze kleurwaarnemingen speelt in het werk van Barnett Newman een grote rol. Het wordt op allerlei manieren versterkt en benadrukt. onder meer door het gebruik van extreem grote formaten, maar expliciet in zijn ogen schijnlijk vibrerende kleurvlakken zoals in de Cathedra-serie en de doeken met veelzeg gende titels als Primordial Light, Day One en The Stations of the Cross. Barnett Newmans schilderijen hebben meestal één dwingende plek in de ruimte, waar je het werk optimaal kunt zien of beter gezegd kunt ondergaan. Newmans werk vraagt ook met nadruk om stilte een aandacht en soms zelfs om volledige overgave, zodat je het gevoel krijgt jezelf te verliezen. De kijker valt al het ware terug in een focusloze oceanische kijkervaring. Het ideale punt van waaruit je moet kijken ligt bij Newman doorgaans niet al te ver van het midden van het doek, van waar een kleurvlak zich naar links en rechts ontvouwt, egaal of onderbroken door een witte baan, een ‘zip’ zoals hij dat noemde.
De ontdekking van het vibrerende blauwe licht bij zonsopkomst bracht bij de kunstenaar, die mij zijn verhaal ooit vertelde, een schok van herkenning teweeg. De dingen zijn vaak simpeler dan ze op het eerste gezocht lijken te zijn, maar tegelijk kan die uiterste eenvoud ook een diep gevoel van verwondering oproepen. ‘De zuivering van de geest’, zo stelt Henk Barendregt, ‘ontwikkeld door opmerkzaamheid, legt nieuwe neurale paden aan, waarbij informatie minder door het limbische systeem loopt. Hierdoor wordt het centrum voor angst, de amygdala, minder geactiveerd.’ Worden die nieuwe neurale paden soms ook door mijn brein betreden, als ik de lucht van kleur zie verschieten bij het eerste morgenlicht? Het zal wel zo zijn, denk ik dan. Het meest simpele dat je kunt vermoeden, is volgens de wetenschap meestal nog waar ook.
En toch is daarmee niet alles gezegd. Mystiek verhoudt zich tot de beschrijving van ‘neurale paden’ als muziek tot het notenschrift in een partituur. Beiden verwijzen naar hetzelfde, maar als ik moet kiezen, hoor ik liever muziek. Toch is mystiek ook meer dan de onbenoembare ervaring van het luisteren naar muziek of het zien van de kleur ‘blauw’ bij zonsopgang. Je hebt mystiek in soorten, de meer immanente en meer transcendente variant, maar altijd zal het gaan om een geestestoestand die zichzelf te buiten gaat, om het Zelf dat zich verenigt met iets dat groter is dan het Zelf. Ook een kunstenaar als Barnett Newman, die sterk beïnvloed was door de Joodse mystiek, was zich van het sublieme en ongehoorde in de mystieke ervaring bewust. De reis van de mysticus gaat niet enkel naar de onbenoembaarheid van de ervaring zelf, het Oneindige of wat dan ook, maar wordt ook afgelegd in een ruimte, waarvan de aard en de omvang niet te vatten en te meten zijn. De mysticus verenigt zich in innerlijke liefde met iets dat groter is dan hijzelf – alles is de Uwe – en komt zo tot inkeer in een tijdloze ruimte van rust.
En toch, al dat gepraat over mystiek, ik hou er niet zo van. Mystiek moet je doen. Je moet er vooral niet over teveel over lullen. Als dat oeverloze gemediteer, dat eindeloze kijken naar je zelf, naar de rimpelingen in de vijver van je eigen innerlijk….. ik weet niet of dat op termijn wel gezond is. Soms is het goed – lijkt mij – om even helemaal niet te kijken naar alles wat er in je ziel beweegt, maar gewoon zelf stevig te bewegen. Of sterker nog, om eens goed uit je dak te gaan, mentaal, fysiek, spiritueel of seksueel. Mensen die teveel mediteren gaan vaak heel bewust leven, al te bewust wellicht. Ze gaan ook anders praten. Professor Barendregt zegt allerlei rake dingen, maar om nu te zeggen dat hij normaal praat? Nee. Het is niet iemand met wie je eens lekker een nacht zou willen doorzakken. Of iemand met wie je eens goed dronken zou willen worden. Soms is de mateloosheid van het exces mystieker dan de eindeloze reflectie van het compleet tot rust gebrachte innerlijk. Wie al zijn angsten gedoofd heeft, vergeet wellicht dat de panische angst de meest intense emotie is die een mens kan overkomen. De gladde waterspiegel van de mystieke euforie kan ook oersaai en zelfs heel heel vervelend zijn.
(Dit blog is een bewerkte versie van een tekst die eerder verscheen op 5 april 2009)