Gerard Reve en de wet van Coué

‘Afgezien van één enkel citaat in De Avonden: ‘Hij sloeg zich op de dijbenen. “Werkwijze Koewee. Ik voel me goed. Ik voel me nog steeds 
goed. Ik voel me beter. O, wat voel ik me al beter. Ik ben alweer beter 
dan daarnet,”‘ heeft Reve in zijn werk en uitlatingen nimmer 
aan Coué gerefereerd, maar dat ik in Jezus Maria! toch een apart hoofdstukje aan diens theorie wijd is omdat Herman Gerard de Cock auto
suggestie à la Coué als een panacee voor neurasthenici beschouwt en autosuggestie tevens aanraadt als een wondermiddel om in contact te 
komen met enigerlei ‘groote, warme, liefhebbende macht’.  Wie mystieke ervaringen wilde krijgen, diende om te beginnen een 
beroep te doen op de verbeelding, zich een voorstelling te vormen van 
een beeld of beeltenis. Wie daarin volhardde zou volgens De Cock na 
verloop van tijd ervaren dat dat beeld gestalte kreeg en tot leven kwam. 
’Ge zult dan weldra merken, dat gij een helper binnen in U krijgt, een rooster, zei hij de mysticus Jacob Böhme na. Of om met Coué te spreken: ‘ wat wij denken wordt waar voor ons.’’

Aldus Wim Wennekes in zijn boek Jezus Maria! Van het Reve, van het Violet en van de Dood (1996) in een hoofdstuk genaamd Omtrent Emile Coué. Reve moet al vroeg bekend zijn geweest met de methode van autosuggestie van Franse psycholoog en farmacist Emile Coué (1857-1926), getuige het citaat uit De Avonden, waar Wennekes op wijst. ‘De methode Coué’  lijkt sterk op een gebed. Tenminste, als je het gebed opvat als een rituele herhaling van een gestandaardiseerde reeks van woorden (Onze Vader, Wees gegroet). Bovendien kon bij de methode Coué ook nog eens een touwtje met twintig knopen worden gebruikt, als een seculier substituut voor de rozenkrans. Daarnaast heeft de wet van Coué (la loi de l’effort converti) een sterke gelijkenis met de vaak geciteerde woorden van Teresa van Avila: ‘We moeten leren, dat we ons elke keer weer oneindig ver verwijderen van hetgeen ons hart ten diepste verlangt. Of zoals Coué het formuleerde:

‘Elke keer dat er een conflict ontstaat tussen onze verbeelding (i.c.: het onbewuste) en onze wil, is het altijd de verbeelding die er toe doet, en zo doen wij dan niet wat we willen, maar precies het tegenovergestelde. En hoe meer wij ons doelbewust inspannen, hoe meer we het tegengestelde zullen van wat we werkelijk willen. ‘

Het onbewuste is zo koppig als een muilezel en gaat hoe dan ook zijn eigen gang. Je kunt je dus maar beter bij deze situatie neerleggen en luisteren naar wat je onbewuste je te zeggen heeft. Kortom, je moet je oor op je eigen ziel te luister leggen. Maar dat is ook precies de les die het christendom leerde. Bovendien moet je leren om jezelf voor de gek te houden. Je moet je hele doen en laten zo inrichten alsof je de grootste beloning verwacht (een eeuwig leven in het hiernamaals), maar tegelijkertijd van die beloning volledig afstand doet, alsof je totaal geen prijs meer stelt op een hemelse honorering van je goede daden. Doen alsof, dat is typisch christelijk. Wie God zoekt, moet hem verlaten, zei Paulus. Freud zou zeggen: je moet je driftleven sublimeren, wil je nog iets van het aardse geluk (driftbevrediging) deelachtig worden. Het morele kompas van het christendom was op de hemel gericht, het morele kompas van Freud op de duistere kracht van de drift die de mens met de kosmos verbindt.

Hoe dan ook, Reve was schatplichtig aan de autosuggestie van Coué. Volgens Coué moest je elke dag voor het slapen gaan één regel hardop opzeggen: “Tous les jours, à tous 
points de vue, je vais de mieux en 
mieux” (iedere dag, in ieder opzicht, 
ga ik beter en beter). Ook kon je deze uitspraak overdag herhalen, terwijl je een touwtje met knopen langs je vingers liet glijden. Herhaling, dat was waarom het ging. Deze mantra van Coué is in de jaren zestig bekend geworden door het liedje van de Beatles ‘It’s getting better all the time’ uit het album Seargant Pepper’s Lonely Hearts Club Band, dat was opgedragen aan Emile Coué. Die woorden waren volgens Coué goed voor iedereen en werkten voor alles en altijd op dezelfde wijze. Je hoefde aan niets te denken bij het opzeggen van deze formule. Integendeel zelfs. Als je niet denkt, dan 
is het goed. Denk je toch aan iets, ook goed,
 als je jezelf maar niet dwingt om het een of ander te denken. Het onbewuste 
weet het altijd beter, beter zelfs dan jezelf waarvoor het onbewuste zorgen moet. Het was een soort neuro-linguistisch programmeren. ‘Tsjakka!’, zo Emile Ratelband zeggen.

Dit is het dan wat er gebeuren moest: 
de opvoeding van ‘de verbeelding’ (het onbewuste) wat uiteindelijk toch een versterking van de 
wil zou gaan inhouden. Want als het onbewuste ons stuurt, dan kunnen wij door te leren ons onbewuste te besturen, onszelf besturen. In feite kwam de theorie er op neer, dat de theorie van Freud op zijn kop werd gezet. Het ging er niet om ‘het verdrongene’ in het onbewuste weer naar boven te halen, zoals Freud propageerde, maar omgekeerd, om de teugels van de wil aan het onbewuste over te dragen en zo het genezingsproces tot stand te laten brengen. De methode Coué had dus wel degelijk een verwantschap met de psychoanalyse van Freud, als was het maar dat beide voortkwamen uit de praktijk van de hypnose. Ik weet niet of Coué zich tijdens zijn leven ook met de genezingen heeft beziggehouden, maar het zou me niet verbazen als dit inderdaad zo zou zijn. De methodiek van suggestie en autosuggestie stonden in de negentiende eeuw volop in de belangstelling, ook binnen de medische wetenschap.

De wet van Coué wordt vaak toegeschreven aan Charles Baudouin (1893-1963), maar dat is ten onrechte. Baudouin was de auteur van het boek Suggestion et autosuggestion (1927). maar hij had zijn ideeën ontleend aan Coué. In het algemeen, maar bij een genezingsproces in het bijzonder, werkt de bewuste wilsinspanning averechts. Dat is in de kern de wet van Coué: ‘La loi d’effort converti’. Elke keer, dat er een conflict ontstaat tussen onze verbeelding (het onbewuste dus) en onze wil, is het altijd de verbeelding die er toe doet. en zo doen wij dan niet wat we willen, maar precies het tegenovergestelde. En hoe meer wij ons doelbewust inspannen, hoe meer we het tegengestelde zullen doen van wat we werkelijk willen. Om een voorbeeld te noemen: de lijder aan slapeloosheid wil slapen, maar hoe meer hij wil, hoe onrustiger hij wordt, en hoe minder hij slaapt. Coué ontwikkelde ook een aantal heel simpele werkformules, die hij zijn patiënten voorhield. Als ze pijn hadden, dan moesten ze met de ogen dicht achterelkaar hardop zeggen: “Ca passe” (het gaat voorbij). In de meeste gevallen trok de pijn dan ook inderdaad weg.

Reve heeft de wet van Coué later geparafraseerd ‘de wet van de compensatie’, die hij voor her eerst geformuleerd heeft in zijn essay Demaskee der damaskering uit 1967: ‘Hoe feller de compromislozer de bewuste afwijzing van een bekend mythe, hoe onwaarschijnlijker en dieper de onbewuste overgave aan diezelfde mythe in een andere gedaante, waarna hij door een betrokkene niet meer als mythe wordt herkend. Die wet van de compensatie was volgens Reve vooral van toepassing op het communisme, maar gold in feite voor alle ideologische systemen die het godsgeloof wilden bestrijden. Zo beweerde Reve dat ‘dat we een zeer grote graad van onbewustheid moeten aannemen, willen wij de weigerachtigheid van het communisme om zichzelf als irrationeel godsdienst.’ Volgens Reve zijn secularisatie en ontmythologisering in feite onmogelijk omdat de mens in diepste wezen religieus is. Telkens weer herrijst de religie uit haar eigen as, hoe meer men de religie bestrijdt, hoe vurige zij tevoorschijn treedt juist bij de bestrijders van de religie die haar nieuwe gedaante bij zichzelf niet willen of kunnen herkennen.

Utopische dromen leiden niet zelden tot totalitaire nachtmerries die het paradijs op aarde claimen te zijn. Of anders gezegd, in het proces van radicale secularisering werd God aan de kant gezet, waardoor juist een nieuwe God gecreëerd kon worden. Maar die God is nog altijd dezelfde, alleen in aan andere gedaante. Dat is het perpetuum mobile, dat niet alleen het godsgeloof afbreekt en tegelijk in stand houdt, maar ook de wereld draaiende houdt. De natuur houdt zichzelf in evenwicht door het extreme te laten herrijzen uit hetzelfde vuur waarmee het bestreden wordt. Een God wordt gecreëerd door een afgod af te breken.

Wie het uiterste bestrijdt, roept het uiterste juist op. Dat is een wonderlijke, psychologische wet die ook Jung had ontdekt, zij het in een iets andere vorm. Als de collectieve archetypen worden verwaarloosd, zo beweerde Jung, is een algehele cultuurverwoesting het gevolg waarin de demonische krachten worden ontketend. Jung sprak in dit verband van de weg van de enantiodromie,  ‘das wunderbarste aller psycholischer Gesetze’. Een teveel aan werkzame kracht mondt noodzakelijkerwijs uit in haar tegendeel, dat wil zeggen: het andere uiterste dat raakt aan het eigen uitgangspunt. Dat is de psychische vertaling van de natuurlijke wet van het behoud van energie. De zoon verwerpt de conservatieve ideeën van de vader, maar wordt uiteindelijk behoudzuchtiger dan zijn eigen vader ooit is geweest. Veel hippies werden brave burgers, geminacht door hun eigen, nog bravere kinderen.

Maar er is nog iets, en dat is het averechtse effect van spot. Bespot nooit wat je wilt bestrijden, want de gevolgen wil je niet weten. De wereldwijde gevolgen van de cartoons van Mohammed zijn genoegzaam bekend. Massaal protest en gewelddadigheid komen hier uit voort en zijn vooral bedoeld als een radicale geloofsbevestiging van de moslimfundamentalisten die diep in hun hart twijfelen aan hun eigen geloofswaarheden. Fundamentalistisch terrorisme komt voort uit een proces van projectieve identificatie. De eigen vertwijfeling wordt met kracht naar buiten geworpen met als object degene die het waagde om te spotten. Het katholicisme is van oudsher beter bestand geweest tegen de gevaren van de spot. Maar dat zou wel eens snel kunnen gaan veranderen.

Het averechtse effect van de spot weerspiegelt de wet van Coué. Ook op het terrein van de godsdienstwetenschap heeft deze wet school gemaakt. Vestdijk maakte er melding van in zijn De toekomst der religie (1947) En ook Han Fortmann greep er op terug in zijn boek Als ziende de onzienlijke (1964).

‘Ook het middeleeuwse geloof in de incubus en succubus (nog te vinden bij Thomas van Aquino, Summa theol. 1,51,3 ad 6) wordt dus zo verklaard. Het is een voortzetting van de antieke tempelincubatie, waardoor de Ouden hun onbewuste incestueuze wensen bevredigden. In latere tijd ondergaat de incubatie veranderingen: de seksuele vereniging word bijvoorbeeld vervangen door een  met de godheid door middel van he gebed. Over Lourdes zegt hij: ” The modern pelgrims of Lourdes would be astonished to know how much their pelgrimages have to do with ideas dating from the incestuous wishes of the Ancient Greeks.’  Het water van Lourdes symboliseert dan ook het water van de moederschoot.‘

 De auteur die Fortmann hier citeert Ernest Jones die in 1931 een boek schreef met de titel On the Nightmare. Jones was een leerling van Freud en ook zijn eerste biograaf. Daarmee is de cirkel rond van de ironie van de geschiedenis wil dat de eerste berichten over de wonderbaarlijke genezingen in Lourdes een belangrijke impuls hebben betekend voor het ontstaan van de psychoanalyse. De eerste genezingen in Lourdes gingen vaak gepaard met sterke emoties bij de patiënten. Niet zelden verkeerden zij in een staat van religieuze extase. In die tijd doceerde in Parijs de sterk antiklerikale Jean Martin Charcot, die  sinds 1882 als leeropdracht had ‘de ziekten van het zenuwstelsel‘. Hij was een der eersten die zich ging bezighouden met onderzoek naar het fenomeen  hysterie, dat veel betekend heeft voor de vroege ideeën van Freud.

Maar belangrijker nog was dat aan zijn Ecole de Sapetière probeerde aan te tonen dat heiligen en martelaren uit vroeger eeuwen  neurotici waren geweest, die heel goed genezen hadden kunnen worden met de inzichten van de moderne wetenschap. Geheimzinnige en occulte krachten, die bovennatuurlijk waren, bestonden niet langer binnen het positivistische wereldbeeld. In het middeleeuwse wereldbeeld, dat in het katholieke geloof voortleefde, hadden die krachten nog altijd een plaats. Thomas van Aquino wist die krachten immers nog te verzoenen met wat Aristoteles had geleerd over de teleologie der dingen die streefden naar hun natuurlijke plaats. En ook in het neoplatonisme was er genoeg ruimte voor magie en het occulte geweest, omdat daarin werd uitgegaan van een wereld, waarin alle dingen met elkaar samenhingen en door een onderlinge sympathie met elkaar verbonden waren. Maar dat alles was voorbij nu de natuurwetenschap voortaan het enige boek was, dat niet alleen aan de materiële wereld, maar ook aan de wereld van de geest ten grondslag lag. Ook de psyche gehoorzaamde aan logische wetten en kwantificeerbare structuren.

Leeuwarder Courant, 18 februari 1862

Zo werd Lourdes een belangrijk object van onderzoek voor het positivisme in de wetenschap dat in die dagen hoogtij vierde. Emile  Zola, die het positivisme wilde toepassen op de literatuur, schreef een roman over Lourdes, waarin hij voor eens en altijd de onzin van de wonderen wilde aantonen. Het werd zijn meest succesvolle roman die ironisch genoeg veel heeft bijgedragen aan de bekendheid van Lourdes bij het grote publiek. Zo waren het middeleeuws geloof en het positivistisch ongeloof in de tweede helft van de negentiende eeuw nauw met elkaar verweven. Je kun zelfs stellen dat zonder het positivisme het succesverhaal van Lourdes nooit had kunnen ontstaan. En omgekeerd, dat Lourdes een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de positivistische wetenschap in het algemeen, en de psychoanalyse in het bijzonder. Ruth Harris heeft dit proces fraai beschreven in haar boek Lourdes, geschiedenis van een religieus fenomeen(1999). Zie ook mijn log Lourdeswater, chemie of geloof.

Maak nooit een martelaar van je vijand, want dan zal hij nog lang bemind en zelfs vereerd worden. Alle hoon die de katholieke kerk in de moderne tijd ten deel viel, leidde niet naar de ondergang van het katholicisme, maar leverde juist een belangrijke bijdrage aan de bloei ervan. Door de opkomst van het modernisme ging het katholicisme niet teloor, maar veerde het juist op en beleefde een ongekende bloeiperiode. In vergelijkbaar mechanisme herhaalt zich anno 2013. In het seculiere Westen worden de achterlijke opvattingen van de Rooms Katholieke Kerk belachelijk gemaakt, maar in minder ontwikkelde regio’s in de wereld – en die vormen nog altijd het merendeel van het aardoppervlak – is het katholicisme helemaal niet op zijn retour. Integendeel. De globalisering roept averechtse effecten op. In die zin gaat de dogmatische verstarring van het katholicisme gelijk op met de opkomst van de fundamentalistische islam. Beide zijn een reactie op grote mondiale bewegingen. Globalisering is modernisme 2.0.

 

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)