Carpe diem

Het Bungehuis en Huize Candida, twee gebouwen in het centrum van Amsterdam. De een staat in de Spuistraat, de ander aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal. Beide gebouwen dateren uit het begin van de jaren dertig. Voor mij zijn onverbrekelijk verbonden met herinneringen aan mijn vader. Mijn vader werkte bij de PTT, eerst in Huize Candida en later in het Bungehuis. Als ik als kind met mijn moeder naar de stad ging, liepen we altijd even langs het Bungehuis om te zien of mijn vader achter zijn bureau zat. Als je geluk had kon je ken zien zitten, op de eerste verdieping, hoek Spuistraat en de Singel. Niet altijd zat hij daar, want hij was ook vaak de hort op, met de bedrijfsauto langs kantoorpanden, eerst overal in het land en later alleen in het district Noord Holland-Noord en het Gooi. Mijn vader was HOPZbd. Dat betekende: ‘hoofdopzichter bijzondere diensten’ bij de afdeling huistelefonie. Hij moest ervoor zorgen dat er installaties werden aangelegd bij bedrijven en kantoren. Geen slechte baan, voor iemand die alleen lagere school had en een paar jaar ambachtsschool. Hij was een selfmade man die alles wist van techniek. Als kind kon ik hem alles vragen, zolang het over elektriciteit of magnetisme ging. Maar ook over de loop van de sterren en waarom het ‘s nachts donker is. Over kunst en cultuur wist hij niks. Mijn vader las geen boeken, alleen de encyclopedie. Die spelde hij van A tot Z.

Op 23 september 1962 ging mijn vader met pensioen. Hij was die dag 65 jaar geworden. Ik kan het me nog goed herinneren. Ik was veertien en zat in de tweede klas van het gymnasium. Die middag kreeg ik vrij van school. De receptie was in de kantine van Huize Candida, helemaal op de bovenverdieping met prachtig uitzicht over Amsterdam. Het was een volle zaal en er waren veel sprekers. Juffrouw Jonges bijvoorbeeld, een collega die erg op mijn vader gesteld was, want hij was altijd zo geduldig als zij iets stoms had gedaan. Mijn moeder plaagde mijn vader wel eens. Juffrouw Jonges zou een beetje verliefd zijn op mijn vader. Mijnheer Bal sprak ook, dat was de directe chef van mijn vader, waar hij niet zo goed mee kon opschieten, want mijnheer Bal had mijn vader ooit bij een promotie gepasseerd, terwijl hij toch duidelijk minder capaciteiten had. Toch denk ik dat mijn vader geen goede chef was geworden. Daarvoor was hij te gesloten, te introvert, teveel een binnenvetter. Kortom, teveel een Fries. Ook de directeur van de PTT kwam aan het woord, met een verhaal, waarvan me niets is bijgebleven. Tenslotte sprak mijn vader een dankwoord uit, wel twintig minuten lang, helemaal uit het hoofd.

Hij sprak over hoe de tijden waren veranderd, over hoe hij de spectaculaire ontwikkelingen van de techniek van dichtbij had meegemaakt en wat dat in zijn leven had betekend. Over hoe de telefoon en de telecommunicatie de mensen dichter bij elkaar hadden gebracht. Hij sprak over alles, wat hij had beleefd in de 42 jaren, waarin hij bij de PTT werkzaam was geweest. Maar hij sprak zonder zich op zijn eigen verdiensten te beroepen. ‘Als ik wil roemen,’ zei hij met Paulus, ‘dan wil ik roemen op mijn zwakheden.’ Daarna was het handjes geven en naar huis. Doodmoe kwam mijn vader thuis. Die avond zat hij met de benen languit voor de tv. Hij had nog een mooi leven tegemoet, maar het zou niet zo lang meer duren. Ruim drie jaar later was hij dood.

Wonderlijk genoeg herinner ik mij die dag vooral uit beelden uit de tweede hand. Een foto van mijzelf, opkijkend naar mijn vader. Die foto heb ik niet meer. Een geluidsband ook, die ik jarenlang in bezit heb gehad en die ik later aan een van mijn zussen gaf. Er zat een rare brom in de opname, maar de stem van mijn vader zou ik graag nog eens terug willen horen. Ik herinner mij een ogenschijnlijk onbelangrijk detail. Ik droeg een vlinderstrik, of beter gezegd: een ‘pinkeltje’. Maar wat is onbelangrijk? Elk detail bevat een geheim. ‘Dans chaque petite chose il y a un ange‘, schreef Georges Bernanos.

Inmiddels is dit alles vijftig jaar geleden. Vandaag ben ikzelf 65 geworden. Als ik in de schoenen van mijn vader zou staan, had ik nu nog drie jaar te leven. Maar ik teken graag nog wat langer bij. Carpe diem.