Debat-avond PvdA

Het was een wat magere opkomst gisteren in de Bres. Het goede weer werkte niet mee. Maar misschien is er ook meer aan de hand. De mensen worden een beetje moe van al dat gedoe rond Leeuwarden 2018. En bovendien, het gaat toch wel door. De teerling is geworpen. Die indruk kreeg ik zeker na afloop, toen ik de meningen peilde bij de PvdA. Aan deze fractie zal het niet liggen. Waarom zou men nu ook dwars gaan liggen? Het gaat in eerste instantie slechts om twee ton voor de laatste maanden van dit jaar. En daarna nog een paar ton voor volgend jaar en uiteindelijk ‘slechts’ vijf miljoen voor de totale bijdrage van Leeuwarden. Daarvoor is ruimte binnen de gemeentelijke reserves, ook als je de huidige prognoses van het rijksbeleid in ogenschouw neemt. In dat licht bezien was de discussie gisteren een beetje een rituele dans. De felheid was er niet minder om. Na een inleiding van  Harmen van der Hoek die een toelichting gaf op het concept-bidbook, mocht ik mijn verhaal doen. De meeste aanwezigen hadden iets anders van mij verwacht, zo hoorde ik na afloop. Het werd geen j’accuse van Zola. Geen requisitoir of opsomming van alles wat tot nog toe is misgegaan.  Nee, ik was opmerkelijk mild, zeker in het begin.  Asing Walthaus wilde een deel mijn betoog vandaag op de opiniepagina van de LC publiceren. Voor mijn trouwe lezers  hier vast de integrale tekst.

***

Mij is gevraagd hier vanavond de rol van advocaat van de duivel te spelen. Nu weet u wellicht dat deze rol ontleend is aan het kerkelijk recht. Het Vaticaan gebruikt de titel advocaat van de duivel voor een oude en wijze prelaat die de taak krijgt toebedeeld om negatieve argumenten aan te dragen in een proces dat gericht is op heiligverklaring.  Nu is het onderwerp dat hier vanavond aan de orde is geen heiligverklaring. Zelfs geen zaligverklaring. Het is hooguit een heilige koe, zeker binnen een partij die u vertegenwoordigt. Het is een bedenksel van uw partijgenoten, die het plan om Friesland culturele hoofdstad van Europa te maken vier jaar geleden heeft uitgesproken als een ambitie die alle Friezen zouden moeten omarmen. Zij wilde daarmee een mentale omslag bewerken in deze regio die zich al te lang heeft laten leiden door nostalgie naar een geromantiseerd verleden en de gekoesterde miskenning tegenover de Randstad na een proces van mislukte natievorming dat al eeuwen geleden zijn beslag heeft gekregen. Deze ambitie om een jaar lang het culturele centrum van Europa te worden, zou een historische kans bieden om deze ban van het verleden voor eens en altijd te verbreken.

Inmiddels is het niet Friesland, maar Leeuwarden die deze ambitie heeft overgenomen. En weer is het een partijgenoot van u die het voortouw neemt. Al  staat hij als burgemeester dan boven de partijen, het is dezelfde gedachte waarmee onze burgervader zich achter dit vaandel heeft gehaard. Leeuwarden is wellicht als geen andere stad in het noorden in een proces van transitie verwikkeld, zoals dat tegenwoordig zo fraai heet. Steeds meer neemt deze stad de trekken aan van een kleine metropool, en wordt steeds minder het grootste dorp van Nederland, dat het lange tijd is geweest. In dat wankel evenwicht tussen het grootste dorp en de kleinste metropool zoekt deze stad naar een nieuw imago en wat is een mooier vehikel om deze ambitie te realiseren dan het streven om Europa te laten zien wat je waard bent. Baat het niet dan schaadt het niet. De weg ernaartoe is al winst op zich. Het deelnemen is dan misschien niet belangrijker dan winnen, maar wie niets doet blijft achter en is bij voorbaat een achterblijver in de maalstroom van een snel veranderende wereld.

Tot zover is in deze redenering geen speld tussen te krijgen. En bij mijn pleidooi van de duivel zal ik mij dan ook niet laten leiden door cynisme of kortzichtigheid, laat staan de zwartgallige zelfhaat die van oudsher eigen zou zijn aan deze stad. ‘Het is niks en het zal ook nooit wat worden.’ Ik zal ook geen opsomming geven van alles wat er tot nog toe is misgegaan. Sterker nog, ik zal beginnen met de positieve kanten te belichten van het plan dat er nu ligt, want – en dat is winst –  in de afgelopen maanden is er meer gebeurd dan in al die jaren daarvoor.

Wat als eerste opvalt is de nieuwe mentaliteit die uit dit geschrift spreekt, een nieuwe wind die ook elders waait in Europa  Het is zoiets als de roep om nieuwe politiek, een beweging van onderop die dat zich onttrekt aan de gangbare kaders van links rechts, progressief en conservatief en zich richt op haalbare verandering, beredeneerde hervorming en nieuwe waarden zoals duurzaamheid, gemeenschapszin en  zelfverantwoordelijke zelfbepaling. Je zou het de mentaliteit van de generatie Einstein, of de facebook-generatie kunnen noemen, de generatie van de Arabische lente. Een generatie die niet belemmert wordt door heimwee en geromantiseerd verleden, hooguit een onbestemd verlangen koestert naar een wellicht opnieuw maakbare toekomst.

Het is een generatie die zich afkeert van het lethargische zelfbeklag van de generatie X, die na de expansiedrang van de babyboomers meende de boot te hebben gemist. Het is een generatie die opnieuw wil beginnen, en daarom de zegeningen van de nieuwe technologie omarmt, en geen genoegen neemt met de geijkte ontsnappingsroutes als cult, camp, nostalgie, ironie en  andere vormen van gedistingeerd escapisme. Het is de generatie die wijst  op de nieuwe mogelijkheden van crowdsourcing en directe democratie. Kortom, het is de generatie van mijn eigen kinderen, die soms onbedoeld een herinnering oproepen aan de idealen uit mijn eigen jeugd, met dit verschil dat men deze nieuwe idealen nu niet buiten de bestaande orde, maar binnen het systeem zelf wil realiseren Het adagium luidt nu: bestrijdt het kwaad van het systeem met de  technologische middelen die het systeem zelf heeft voortgebracht.

De Franse socioloog Olivier Malnuit heeft het adagium van deze nieuwe generatie onlangs  helder geformuleerd in tien geboden, waarvan de mentaliteit voor een groot deel is terug te vinden in dit concept-bidbook. ‘Handel als een enzym: werk niet alleen voor de markt, maar initieer nieuwe vormen van sociale samenwerking.’ Het is een soort programmering van een andere mentaliteit die ook te bespeuren valt in de opkomst van piratenpartijen elders in Europa. Het is  een generatie die zijn stropdas afwerpt, maar niet op de wijze waarop de babyboomers dat in the sixties dat deden. Turn in, tune in, drop out. Nee, dit is de generatie van het pragmatisch idealisme, van het liberale communisme, zelfs van een herleefde spiritualiteit, een tendens die enkele jaren geleden nog ondenkbaar was, zeker op het terrein van kunst en cultuur.

Maar, en nu kom ik toe aan de hamvraag, de vraag die de duivel zou stellen. Is dit nieuwe elan op zich zelf voldoende om de wedstrijd te winnen waarvoor we nu staan. Blijft dit jonge idealisme overeind binnen het systeem dat sterk competitief is gericht is zich nog altijd baseert op oude waarden en oude politiek. Het gaat bij de criteria die bij de toewijzing van het predicaat Europese cultureel hoofdstad aan de orde zijn, allang niet meer niet uitsluitend om cultuur in idealistische zin. De cultuur van de Bildung, de cultuur als motor van een beschavingsoffensief, de cultuur die ooit door de sociaal-democratie werd ingezet in de sociale en geografische kunstspreiding. Het gaat nu om een operationeel gemaakte cultuur. Dat is de cultuur van de citymarketing, van de cultuur als die een duivelspact is aangegaan met het primaat van de economie. De cultuur die nu overal in Europa als glijmiddel wordt ingezet voor het  het upgraden van regio’s die in de economische vaart der volkeren zijn achtergebleven.

Wie tegenwoordig nog werkelijk hart heeft voor kunst en cultuur zal zich de vraag moeten stellen of hij zich nog überhaupt op sleeptouw wil laten nemen in het dwingend dictaat van dit kapitalistisch systeem, dat primair gericht is op economische groei, en dat in de afgelopen decennia het cultuurbeleid in al zijn voegen is gaan bepalen. Die vraag dringt zich niet allen voor kunstenaars, schrijvers, film- en theatermakers, aan, maar vooral ook voor politici bestuurders. Ook binnen de PvdA zelf is de laatste tijd wroeging te bespeuren over het afschudden van de ideologische veren in de jaren tachtig en negentig, al zijn het vooral de mastodonten van weleer die deze kritische geluiden laten horen. ‘De volkeren van Europa snakken naar een nieuw evenwicht tussen super kapitalisme en humaniteit’, zo stelde Marcel van Dam afgelopen zaterdag vast in een gloedvol betoog in De Volkskrant. Daarmee komt in het kader waar we nu over spreken een pijnlijk dilemma in beeld. Je zou deze woorden van Van Dam ook als volgt kunnen vertalen. ’De volkeren van Europa snakken naar een nieuwe evenwicht tussen superkapitalisme en cultuur.’

Maar – en nu komt het duivels dilemma. Als je in de ratrace om culturele hoofdstad van Europa te worden wilt meedingen naar de hoofdprijs dan kom je niet met mooie idealen voor een betere wereld van duurzaamheid, zelfredzaamheid en  gemeenschapszin. Met vaag idealisme win je geen wedstrijd in een systeem dat primair gericht is op de survival of the fittest. Die hoofdprijs win je alleen met de hoogste kwaliteit die op artistiek en cultureel gebied te bereiken valt. Dat wil zeggen geen copycat van wat elders al beter en grootser is bedacht, maar een eigen hoogwaardige vertaling van Europese cultuur die aansluit bij de specifieke historische en geografische omstandigheden die deze stad en regio te bieden hebben, en als voorbeeld gesteld kunnen worden aan andere uithoeken van Europa.

Vanuit dit brede perspectief bezien is het plan, dat nu voorligt, veel te mager. Het blijft steken in softe, humane bedoelingen, en heeft te weinig culturele allure. Nogmaals ik heb het niet over incidentele projecten die wel degelijk van eigen karakter in breed perspectief getuigen – ik denk bijvoorbeeld aan idee voor een ‘Europese tentoonstelling How tot upgrade traditions’, een expositie over traditional modernity, een idee  dat mij persoonlijk zeer aanspreekt. En zo zijn er misschien nog enkele te noemen, maar het geheel toont toch te weinig onderlinge samenhang, te weinig  een onderliggende visie ook, een integraal beeld dat beklijft en beantwoordt aan bovengenoemde eisen. Wat zich hier wreekt is in de inbreng van de ware professional. Mensen die op dit niveau multidisciplinair kunnen denken en tegelijk oog voor de hoogste normen van artistieke en culturele kwaliteit zijn dun gezaaid, niet alleen in Friesland, maar ook in Nederland.  Men heeft in bij de doorstart van dit project te gemakkelijk een beroep gedaan op the boys en girls next door, die ondanks al hun verfrissend enthousiasme geen kaas hebben gegeten culturele projectontwikkeling op Europees topniveau. Dat is deze bidbook-groep zelf niet aan te rekenen, maar wel de bestuurlijke verantwoordelijken, en dan doel ik niet alleen het stichtingsbestuur, maar ook het provinciebestuur en het gemeentebestuur.

Wat zich hier wreekt is een structuurfout die zich al van begin af aan heeft aangediend. Een fout – en het spijt me dat ik zeggen moet – alles te maken heeft met een sociaal-democratisch onvermogen om daadwerkelijk te kiezen voor culturele kwaliteit en topkunst, op het gevaar af om door de goegemeente voor elitair te worden versleten. Wat zich hier wreekt daadwerkelijk engagement voor de inhoud van kunst en cultuur. Als je de venters wilt openzetten, zet ze dan werkelijk open. Als je kiest voor een mentaliteitsomslag dan zul je de mensen bij de hand moeten nemen en zelf voorop moeten lopen met gewaagde ideeën over hoe het verder moet de ontwikkeling van cultuur in deze regio. Draagvlak is als gezag, dat krijg je niet cadeau door het eindeloos entameren van brede maatschappelijke discussies, maar zul je zelf moeten afdwingen met keuzes die van durf en risico’s getuigen. De rode draad van tot nog toe bij dit project is een angstvallige braafheid die van begin af aan aanwezig was, een braafheid die zelfs te horen was in de schaamteloze ontboezeming van  Fred Crone, dat  de hoge cultuur niet ‘zijn ding’ is.

Al met al is dit geen sprankelend concept-bidbook geworden, waaruit visie en bevlogenheid spreekt. Het is eerder en wat krampachtige invuloefening van een geografisch geordend schema, dat geen enkele relatie heeft met het profiel van deze stad. De plotselinge overdracht van de Provincie naar Leeuwarden als voortrekker van dit project was een keuze die pas in een laat stadium noodgedwongen moest worden gemaakt, toen bleek dat bij de evaluatie van het Ruhrgebied als culturele hoofdstad 2010, Essen te weinig als hoofdstad van deze regio zichtbaar was geweest. Deze radicale omslag heeft het voorbereidingsproces hier als zodanig geen goed gedaan, maar heeft wonderlijk genoeg ook niet of nauwelijks sporen nagelaten in het vertrekpunt van deze bidbookgroep.  Het stramien waarvoor zij uiteindelijk gekozen heeft, de zes zich verwijdende geografische cirkels van huiskamer tot horizon,  is inwisselbaar voor elke inwoner van Europa en heeft niets met Friesland,  laat staan met Leeuwarden  van doen.

Maar ook inhoudelijk wat betreft de afzonderlijke projecten is dit plan  al met al te vaag, te onsamenhangend, te educatief, te welwillend en sommige opzichten zelfs te bevoogdend. Het is teveel een schoolse exercitie die voor alles getuigt van angstvalligheid om toch vooral aan geen enkele kleine letter te missen uit de gedetailleerde lijst van voorschriften uit Brussel . Voor Leeuwarden zelf wordt geen nieuw cultureel perspectief geboden.  Er is ook inspirerende slogan dat het geheel draagt. Het is eerder en samenraapsel van te ver doorgevoerde  brainstomsessies die al vroeg hun plafond bereikt hadden bij gebrek aan werkelijk cultureel kaliber bij de bedenkers van dit plan. En wat het meest kwalijk is. Er spreekt meer betrokkenheid uit voor de Fryske mienskip, dan culturele potenties van deze stad die als aankomende metropool verlangt naar nieuwe stedelijke ambities, naar het grote gebaar, naar een mentaliteit van no guts no glory.  Kortom, dit plan heeft teveel een zwak voor Friesland, en te weinig stedelijke verbeeldingskracht.

Een opvallende omissie is ook het niet vermelden van de culturele infrastructuur van Leeuwarden en de mogelijkheden die juist daarin besloten liggen. Ik denk hier met name aan Tryater, de Harmonie en het nieuwe Fries Museum. Het zijn ook geen plannen maar bouwstenen die vragen om nadere uitwerking. Bij die nadere uitwerking zal echter onvermijdelijk een beroep moeten worden gedaan op de gevestigde instituten. Alleen daarom al is het vreemd, dat deze instituten niet van begin af aan actief bij de planvorming zelf zijn betrokken. Wie een maaltijd moet bereiden, wil ook zelf inkopen doen. Anders gezegd, producenten voeren graag ideeën uit, die zelf zelf hebben bedacht of mede hebben bedacht. Nu hebben de plannenmakers – die hiervoor zelf niet de inhoudelijke expertise in huis hebben –  zichzelf teveel ruimte en wellicht ook teveel eer  toegemeten in deze cruciale fase van concepting. Anders gezegd, ze zijn op de stoel van de producenten gaan zitten en soms zelfs op de stoel van een kunstenaar.  Dat is een heel herkenbare beginnersfout,  kenmerkend voor de amateur die zijn eigen grenzen niet kent.

Welnu – en dit verzeker ik u –  deze fout zal zich gaan wreken in de nadere uitwerking.  Grote en succesvolle projecten in het verleden, zoals de tentoonstelling Salut au Monde en de theaterspektakels op locatie  – ABE en Orfeo – zijn altijd ontwikkeld in nauw overleg of in samenspraak met de culturele instellingen zelf. Zo ontstonden grensverleggende projecten waar die instellingen zelf achteraf ook veel baat bij hebben gehad, vanwege de expertise die bij uitvoering van dit soort experimentele projecten werd opgedaan. Dit grensverleggende en experimentele aspect ontbreekt in dit-concept-bidbook ten ene male.  Van deze plannen of bouwstenen is dan ook niet of nauwelijks een versterking te verachten voor de culturele infrastructuur van deze stad. En daar is het bij een project als de Europese culturele hoofdstad toch belangrijke mate om te doen, veel meer zelfs dan het te verwachten economisch rendement, want de prognose daarvan blijft puur natte vinger werk, en is sterk afhankelijk van welke culturele hoofdstad uit het recente verleden je bij de prognoses als voorbeeld neemt.

Het instellen van een zogeheten Friese kamer als adviesorgaan voor deze bidbookgroep bood ook te weinig compensatie. Sterker nog, deze Friese Kamer heeft tot nog toe nog niet af nauwelijks gefunctioneerd. Deze plannen of bouwstenen dragen dan ook teveel de signatuur van het alternatieve circuit, dat in deze stad een bloeiend bestaan leidt, en zich met succes afzet tegen het culturele establishment. Maar vanuit die alternatieve optiek bezien hebben de plannenmakers geen brug weten te slaan naar de gevestigde instituten. Anderzijds gebiedt de eerlijkheid te vermelden dat deze gevestigde instituten – op een uitzondering na, zoals bijvoorbeeld Tresaor –  in dit proces van ideeënvorming tot nog toe vooral schitterden afwezigheid. In dit perspectief is het ook onbegrijpelijk dat de Leeuwarder wethouder van cultuur, van wie je in dit opzicht enige aansturing en coördinatie had mogen verwachten, zich in deze belangrijke aanloopfase nauwelijks heeft laten zien. Dat is misschien ook wel het meest schizofrene van dit hele proces. De gemeente Leeuwarden moet met ene hand zwaar bezuinigen op haar eigen culturele infrastructuur – wat hier en daar zelfs leidt tot regelrechte afbraak, zoals in het geval van Parnas – en wil met de andere hand die culturele infrastructuur versterken met de ambitie om culturele hoofdstad te worden, waarbij men een plan laat ontwikkelen buiten de gevestigde instituten om.

Ik kom tot een afronding.

De cruciale vraag blijft voor u: Is dit plan deze investering waard. Ook al kan deze investering worden gefaseerde blijft zij per saldo relatief beperkt op een totaal bedrag van wellicht veertig miljoen dat grotendeels door bijdragen van anderen is binnen te halen. Waar hebben we het over, zal de koopman zeggen. Je kunt nu met een dubbeltje een gulden winnen. Toch luidt mijn nadrukkelijk advies: doe dit niet.  Wie nu A zegt zal straks ook B en C moeten zeggen en zakt zo steeds verder weg in dit moeras van goede bedoelingen. Het rendement op cultureel gebied zal te verwaarlozen zijn, en de roep om bezuinigingen gaat gewoon door in deze tijd van crisis, waarvan het eind nog niet in zicht is. Dit geld kan – ondanks het te verwachten multiplier-effect – effectiever worden besteed.

En er is nog iets. Als wij toch de wedstrijd mochten winnen, dan doen we dat omdat we een zielige outsider zijn. Niet op basis van de kwalitatieve inhoud van dit plan. Wij zullen ons andermaal bevestigd zien in ons diep verankerde minderwaardigheidsgevoel dat met zijn droom van eeuwige glorie en mondiale erkenning. Maar als we verliezen  – en die kans is veel groter –  dan zal dit gevoel van minderwaardigheid een nog grotere knauw krijgen dan voorheen.  Linksom of rechtsom, met deze ambitie  werken we ons allen nog dieper de put in. Het is een loose-loose scenario, met al enige exit: kappen nou.

Maar voor dat kappen is politieke zal moed nodig en diep in mijn hart betwijfel ik of u daar in voldoende mate over beschikt.  Moed om op je schreden terug te keren. Moed om het oude gezegde eer aan dit doen: ‘Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.’ Moed  af te wijken van de ijzeren fractiediscipline. Moed om de pommeranten van uw eigen partij voor één keer een halt toe te roepen, met alle risico’s van ernstig gezichtsverlies.  Welnu, waarde partijtijgers en belangstellenden, ik wens u bij die beslissing veel wijsheid toe , maar ik laat –  als advocaat van de duivel – aan het slot van mijn betoog graag nog één de duivel zelf tot u spreken.  Weest niet bevreesd en toont moed. Er komen andere tijden, met of zonder culturele hoofdstad. Daarvoor gooi je geen vier miljoen over de balk die we in de komende jaren hoog nodig hebben om de meest primaire voorzieningen op cultureel gebied overeind te houden. Kortom, kiest met uw linkse hart daadwerkelijk voor kunst en cultuur, en zie af van dit heilloze plan dat ondanks al zijn goede bedoelingen uiteindelijk in het teken staat van de economische waan van de dag.

 

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)