Spinoza en het neurocalvinisme

‘Op verschillende niveaus kunnen verschillende zaken naast elkaar bestaan: Steden bestaan, huizen bestaan ook, evenals bakstenen. Bakstenen maken hui
zen, en huizen maken steden. En allemaal bestaan ze 
even echt. Dat de. vrije wil in de details van ons hoofd 
niet te vinden is, betekent niet dat de vrije wil op geen 
enkel niveau bestaat. Die vrije wil die u zo graag heeft, 
is de vrije wil. En niet de vrije wil van hersencellen. 
Hersencellen hebben geen vrije wil. Stukjes hersen hebben ook geen vrije wil. Maar u wel.’

Aldus de filosoof Bas Haring in een artikel in de Volkskrant van zaterdag j.l. Zijn betoog is zo simpel, dat ik me afvraag wat het probleem was. Volgens Bas Haring is het zinloos om te beweren dat de vrije wil niet bestaat. Het venijn zit hem in het woordje ‘bestaat’. De vrije wil bestaat zoals een bos bestaat. Als je alleen de bomen wilt zien, dan zal je nooit het bos zien, daar komt zijn redenering in feite op neer. Als het zo simpel ligt, als Bas Haring ons doet geloven, dan is de huidige discussie over het bestaan van de vrije wil een schijndiscussie. Het is een discussie die zo oud is als de filosofie en die door hersenwetenchappers tegenwoordig weer op de agenda wordt gezet. Iedereen heeft het erover. Ook Dick Swaab wijdt er in zijn dikke boek een heel hoofdstuk aan. Hij verwijst zelfs parmantig naar Spinoza, die in al in de zeventiende eeuw in zijn boek Ethica beweerd zou hebben dat de vrije wil een illusie is.

Het verhaal van de hedendaagse hersenwetenschappers kun je als volgt samenvatten. Het bewustzijn is een verhaal dat achteraf verteld wordt en de vrije wil is een illusie. In feite is de illusie dat we een vrije hebben de prijs die we moesten betalen om een zelfbewustzijn te kunnen ontwikkelen. In werkelijkheid bestaat er niet zoiets als ‘subjectiviteit’. Er bestaat alleen maar ervaring. De hersenwetenschapper Susan Blackmore is wat dat betreft het meest radicaal in haar opvatting als zij stelt:

‘Bewustzijn is ervaring, maar zonder ervaarder. Daar kun je zonder. Dat zelf, dat is een verhaal, dat zijn woorden achteraf. Dat is al moeilijk genoeg, want wat is dan ervaring? Maar wel helderder. Als je spreekt en nadenkt over ervaring heb je geen grootse theorieën nodig. Niks geen kwantumfysica om de subjectieve vrije wil te verklaren. Niks geen geesten op een centraal niveau om de interactie tussen bewustzijnen te verklaren. Er is gewoon ervaring. En wat is dat dan die ervaring? Dat is dus nog steeds een mysterie. Maar het is de moeite waard je te richten op de woordloze ervaringen. Vergeet al die woorden.’

Hoewel we menen dat we allerlei gedragingen van onszelf bewust zijn, gebeurt het meeste wat we doen onbewust. Ik kan naar huis fietsen zonder dat ik weet of ik wel voor stoplichten heb gestopt of niet. De vrije wil is mogelijk een illusie die door de complexiteit van onze hersenen wordt gecreëerd. Alles waartoe we besluiten is in feite al binnen het brein besloten op een lager niveau van complexiteit. De bewustwording van dit besluit komt altijd achteraf, waarna de voorgeschiedenis van dit signaal meteen wordt gewist, zodat de illusie van autonoom gestuurd gedrag ontstaat. Met dit besef kan een mens echter niet leven, vandaar dat deze wetenschap – eenmaal bewust geworden – ook meteen weer in het onbewuste wordt weggestopt.

Kortom, ook al menen we over een vrije wil te beschikken, we reageren automatisch op onze omgeving, voordat we het ons bewust worden. Dat is het schokkende nieuws dat de hedendaagse hersenwetenschap ons te melden heeft. Deze ontdekking is zo strijdig met het ‘gezonde verstand’ dat hij moeilijk te vatten, laat staat aanvaardbaar is. Het traditionele beeld van de mens als een autonoom en moreel handelend wezen komt hierdoor op losse schroeven te staan. Hoewel er nogal wat relativerende kanttekeningen te maken zijn, schijnt het recente hersenonderzoek dit vreemde fenomeen steeds meer te bevestigen.

Als ik de betogen van hedendaagse hersenwetenschappers als Swaab, Lamme, Damasio, Blackmore, Dennett of Wegner lees, dan krijg ik wel eens de indruk dat het huidige debat over de vrije wil en de onbewuste oorsprong van de gedachte bepaald wordt door ideologische en theologische vooroordelen aan beide zijden van de frontlijn. Swaab spreekt over het nieuwe ‘neurocalvinisme’, dat haaks staat op het maakbaarheidsdenken van de jaren zestig. Vanuit de optiek van hersenwetenschap lijkt de mens in zijn doen en laten volledig gepredestineerd door zijn hersenen, zijn aanleg, zijn genen en de omstandigheden van de baarmoeder waarin hij als embryo tot ontwikkeling kwam. Maar waar is dan nog zijn vrijheid? Met deze problematiek worden we in feite teruggeworpen naar de tijd van de Reformatie.

In het reformatorisch spectrum past de opvatting van Swaab meer bij de strenge contraremonstranten van Gomarus (1563-1671) dan bij de vrijzinnige remonstranten van Arminius (1559-1609) die een mildere opvatting hadden over vrije wil en predestinatie. Bij Swaab leidt dit strenge predestinatie-denken wonderlijk genoeg niet tot een nieuw soort calvinistisch christendom, maar tot een uiterst kritische houding tegenover de religie als zodanig, die in de afgelopen eeuwen meer ellende dan goeds teweeg heeft gebracht. Zijn betoog heeft ook humaniserende aspecten als hij pleit voor meer begrip voor criminelen, psychopaten, pedofielen en mensen met uiterst agressief gedrag dat uiteindelijk door de hersenen wordt gepredestineerd. Maar van religie moet Swaab niets hebben. ‘Het christendom heeft, net als vele andere religies, vele mensen telkens weer, op inhumane wijze van hun vrijheid beroofd…’ zo stelt Swaab in zijn boek Wij zijn ons brein (pagina 334).

Dat beweert Swaab met droge ogen, terwijl de vrijheid van de wil in zijn eigen optiek juist niet bestaat. Van welke vrijheid zou het christendom mensen dan in hemelsnaam beroofd kunnen hebben? Die tegenstrijdigheid kan, dunkt mij, alleen maar voortkomen uit een calvinistiche kronkel in Swaabs eigen brein. Hoe dan ook, voor de moraal of menslievendheid hebben we volgens Swaab de religie helemaal niet nodig. Religie is de locale invulling van een spirituele behoefte die in ons brein verankerd ligt. Maar deze spirituele behoefte, die biologisch voordeel bood, omdat het de slaafse kudde bijeenhield in een gemeenschappelijke geloof, kunnen we in de huidige stand van beschaving ook op een meer volwassen manier invullen. Door ons bewust te worden van het milieu bijvoorbeeld. In feite huldigt Swaab het standpunt van Seneca: ‘Religie wordt door simpele mensen beschouwd als waar, door wijzen als vals en door heersers als nuttig.’ Maar de filosoof, waar hij meest naar verwijst, is niet Seneca maar Spinoza, omdat juist hij de vrije wil onomwonden als een illusie bestempeld zou hebben.

Evenals Einstein en zoveel wetenschappers is Swaab dus een spinozist, maar dit leidde bij hem niet tot een vorm van pantheïsme, maar tot een uitgesproken atheïsme. Swaabs schermt met Spinoza, omdat hij zijn afwijzing van de vrije wil heel goed kan gebruiken als filosofische onderbouwing voor zijn eigen reductionistische visie op het het brein, waarin niet alleen de vrije wil, maar ook God een illusie is. Maar wat Spinoza over de vrije wil heeft beweerd, lag verankerd in een filosofie waarin het begrip ‘God’ juist een onmisbare sluitsteen was. De vrije wil verdween in het denken van Spinoza, omdat hij haar zag vervliegen in een eindeloze reeks van oorzaken en gevolg, waarbij niet meer viel vast te stellen of die zich in het lichaam of de geest afspeelden. Maar alle bestaanswijzen van het denken hadden volgens Spinoza uiteindelijk God tot oorzaak.

En voor de rest is alles wat Spinoza over de vrije wil heeft geschreven op uiterst rationele wijze verwoord, alsof het gaat om een wiskundig probleem dat binnen de geest zelf is op te lossen. Telkens weer vergelijkt Spinoza ons bewustzijn met de droom. Wat is het verschil? Wij weten dat we ons van onszelf bewust zijn, maar we kunnen ook dromen dat we dromen. Waar komen ze vandaan onze dromen, herinneringen en gedachten? Die verwondering heeft elke filosoof gehad: Augustinus, Sartre, Wittgenstein noem maar op…. en niemand heeft ooit het antwoord gevonden. Bas Haring niet, Dick Swaab niet en zelfs Spinoza niet toen hij schreef in zijn Ethica (derde deel, stelling 2):

Tenslotte dromen wij dat wij, krachtens besluit van onze Geest, dingen doen die wij wakend niet zouden 
durven. Ik zou daarom wel gaarne willen weten of er soms in de Geest twee soorten van besluiten bestaan: gefantaseerde en 
vrije? Wil men echter de dwaasheid niet zover drijven dan zal 
men noodzakelijk moeten toegeven, dat dit besluit van de 
Geest dat men voor vrij houdt, zich niet onderscheidt van de 
verbeelding of herinnering en niets anders is dan die beaming 
die in elke voorstelling als zodanig ligt opgesloten. Derhalve ontspringen deze besluiten van de Geest 
even noodzakelijk in de Geest als de voorstellingen van de 
werkelijk bestaande dingen. Zij, die wanen dat zij krachtens 
vrij besluit van de Geest spreken, zwijgen of wat dan ook 
doen, dromen dus met open ogen.’

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)