Orfeo in Friesland
De openluchtopera Orfeo ed Euridice van Christoph Willibald von Gluck is vorige week woensdag in de tuin van Paleis Soestdijk officieel in première gegaan. De kranten stonden er vorige week vol van. Zo af en toe werd er ook bij vermeld dat deze megaproductie elf jaar geleden ook al in Friesland was te zien. Niet in het kader van Simmer 2000, zoals de Leeuwarder Courant abusievelijk vermeldde (hebben ze daar geen geheugen soms?) maar als onderdeel van het Frysk Festival. In 1998 had niemand nog van Orfeo Aqua gehoord. Het was een idee van Hoite Pruiksma, die perse Euridyce uit het water (symbool voor het onbewuste) wilde laten opkomen en weer laten verdwijnen. Vooraf zijn er meerdere locaties bekeken, zoals de Alde Feanen bij Earnewâld, maar de keuze viel uiteindelijk op de Aldegeaster Brekken.
Maar het was nog maar de vraag of er subsidie voor zou komen vanuit het Fonds voor de Podiumkunsten. Jos Thie vroeg aan mij of ik een concept wilde schrijven dat als een wervende tekst bij de aanvraag kon dienen. Het moest een goed verhaal zijn, anders zou het niet lukken. Zo kwam het dat ik samen met Jos Thie en Hoite Pruiksma een hele middag heb gesproken in het oude Tryatergebouw op het industrieterrein. Onderstaande tekst, die ik daarna scheef, vond ik gisteren terug in mijn archief. Met die subsidie-aanvraag is het destijds goed afgelopen. Met Orfeo Aqua ook, al liet de zon zich nauwelijks zien in die gedenkwaardige julimaand van het jaar 2000.
***
Orfeo in Friesland, op het water bij zonsopgang
Geboren in centraal Europa, in een eeuw die zijn naam zou geven aan de Verlichting, was Christoph Willibald von Gluck een componist, die zijn triomfen vierde in de schouwburgen van Praag, Wenen, Milaan en Parijs. Niets wijst erop dat hij tijdens zijn leven ooit in Friesland is geweest. Waarom zou hij ook? Als gevierd componist was hij een kind van zijn tijd, kosmopoliet en vernieuwer tegelijk. Op het breukvlak van Barok en Romantiek schreef hij een reeks opera’s, die een grondige hervorming van deze kunstvorm zouden inluiden. Zo maakte hij korte metten met de uitwassen van banaal spektakel en virtuositeit als doel in zichzelf. Muziek en dramatische handeling werden door zijn toedoen opnieuw tot een eenheid gesmeed. Kortom: Gluck heeft niets met Friesland van doen.
Maar is dat wel zo? Het project Orfeo Aqua gaat uit van een hypothetische gedachte. Als Gluck tijdens zijn leven Friesland nu eens wèl had aangedaan – en waarom ook niet, zelfs Descartes verbleef ooit een blauwe maandag in Franeker. Als hij met zijn pruik op, reizend in koets en trekschuit, had kunnen rondkijken in dit lege land van gras, water en lucht, dan zou het met zijn meesterwerk Orfée et Eurydice anders zijn gelopen. Deze opera, waarin de sleutelwoorden van Gluck’s vernieuwing – eenvoud en natuurlijkheid – het meest radicaal tot uiting komen, zou dan nooit voor het podium van een schouwburg zijn geschreven, maar voor een locatie ergens op het Friese water bij het krieken van de dag. Deze ijle opera, met zijn sobere dramatische handeling, zijn schimmenspel van betoverde geesten en harmonische melodieën, lijkt haast te vragen om de akoestische ruimte van het Friese waterlandschap, een open horizon die meer dan welk decor dan ook de vereiste rust en sereniteit uitstraalt.
Orfeo is het verhaal van een reis naar de onderwereld. Wat leent zich beter als decor voor het ondermaanse dan het water, symbool bij uitstek voor de bodemloze grond van het bewustzijn? Water is van oudsher een met angst omgeven domein waar de grens tussen dood en leven vervaagt. Het is de troebele diepte waar de stemmen van drenkelingen ooit zijn verstomd. In water herkennen we de donkere spiegel waar het leven eindigt en ooit begon, het mistige oppervlak waar als vage resten van de nacht soms vroege dromen blijven drijven, herinneringen wellicht aan het duistere vruchtwater dat ons ooit omspoelde.
Orfeo is het verhaal van een reis naar het licht. Wat leent zich beter als tijdspanne voor deze opera dan de zonsopkomst van een zomerdag? De illusie van de daadwerkelijke terugkeer van Euridice uit de onderwereld is met geen toneellicht te ensceneren. Het hemelgewelf dat langzaam van kleur verschiet, de stilte die de natuur gevangen houdt, de sacrale rust die voor het eerst doorbroken wordt door schuchtere vogelgeluiden en een enkele kerkklok in de verte. Dat alles vormt misschien wel de meest natuurlijke soundscape voor het thema van deze opera. Het lege Friese landschap in de vroege morgen is bij uitstek een drager van geluiden. Het is een onmetelijke ruimte van helder traceerbare klanken, die zich voortplanten over het windstille water, worden vastgehouden door vocht van ochtendmist, als koralen verschijnen verdwijnen, zoals ook gestalten opdoemen en vervagen in het diepe blauw van het eerste licht.
Orfeo is een universeel thema dat zich ook heeft aangediend in Friese volksverhalen. Wat is meer passend dan het theatraal concept voor deze opera op te vatten als de enscenering van een Friese volksvertelling.? Het thema van de reis naar de onderwereld en de – al dan niet vergeefse – poging om de verloren geliefde terug te brengen naar het land der levenden is op verschillende manieren te duiden. De mythe is wel gezien als een oervertelling die exemplarisch voor de ‘condition humaine’, maar ook als poëtisch ideaalbeeld van een verlosser of als prototype van de kunstenaar op zoek naar zijn verloren muze. Al deze interpretaties wringen de betekenis van de mythe binnen een vaststaand psychologisch of kunsttheoretisch schema. Ze doen in feite onrecht aan de natuurlijke inspiratiebron van het verhaal: het voor even opdoemend beeld van een verdwijnende onderwereld, dat de natuur zelf oproept in de vervagende grenzen van duisternis en licht in een landschap dat aarzelt tussen land en water.
Het muziek-theatraal concept
De locatie voor de opera is nog niet definitief vastgesteld. De voorkeur gaat uit naar een open waterlandschap in het zuidoosten van Friesland. In het kader van een technisch vooronderzoek, dat m.m.v. Art Support in juli 1998 werd verricht, zijn een aantal geluidsproeven genomen met solisten op het water op een locatie nabij Gaastmeer, zowel bij zonsopgang als bij zonsondergang. De resultaten hiervan waren zeer positief zeker wat betreft de omstandigheden hij zonsopkomst. De uiteindelijke locatiekeuze hangt af van meerdere factoren. Zo moet de omgeving ongerept zijn en tegelijk enige beslotenheid kennen.
Bovendien spelen logistieke aspecten een rol, zoals de bereikbaarheid vanaf land en water, de diepte van het water en de mogelijkheid voor de bouw van een tribune voor 500 personen op een ponton. Niet alleen om geluidstechnische, maar ook om artistiek inhoudelijke redenen (de metafoor van de reis naar het licht) verdient een uitvoering bij zonsopkomst de voorkeur. De mogelijke barrière die dit tijdstip opwerpt voor niet matineuze belangstellenden, weegt niet op tegen het uitzonderlijke karakter van een voorstelling voor dag en dauw, waarbij vorm en inhoud van de opera op haast rituele wijze samenvallen met de elementen: het licht, de tijd, de zon, het water, het breken van de dag …
Uitgangspunt is dat de bezoekers zich ruim voor zonsopkomst inschepen op twee vaartuigen, die dienst doen als rondvaartboten op de Friese meren. De maximale bezetting van deze boten is 250 passagiers. Vertrektijd is 04.00 a.m. (In de maand juli gaat de zon op tussen 5.22 uur en 5.58 uur. Zomertijd: 4.22 uur en 4.58 uur). Onderweg worden de opvarenden ingelicht over het gebeuren dat hen te wachten staat. Friese dichters komen met verhalen over al dan niet geslaagde tochten naar de onderwereld, daarbij puttend uit Friese volksvertellingen.
In het schemerduister van de verdwijnende nacht wordt de beschouwer ingewijd in de mythe van Orpheus en Euridice. Orpheus, zoon van Apollo, is diep bedroefd over de dood van zijn geliefde Euridice die is gebeten door een slang. Verbitterd door dit verlies besluit hij haar te gaan halen uit de spelonken van het ondermaanse. Amor, de god van de liefde, ontroerd door de intense liefde van deze sterveling, vertelt hem dat hij zijn geliefde alleen onder één strikte voorwaarde naar de bovenwereld kan terughalen: ‘Sjoch net om!’
Deze onheilspellende waarschuwing zal niet alleen het breekpunt gaan vormen in de dramatische handeling, maar ook de sublieme apotheose van de voorstelling. Het terugdeinzen van Euridice in de onderwereld wordt in feite een filmische scène die zich in de werkelijkheid – in ‘real time’ – zal afspelen, een scène die herinneringen zal oproepen aan huiveringwekkende Bijbelse taferelen ( Lot die in een zoutpilaar verandert, de Rode Zee die zich splijt voor de doortocht naar het beloofde land) Op het meest breekbare moment van de dag zal dit dramatische beeld zich voorgoed inbranden op het netvlies van de ontvankelijke beschouwer.
Voor deze cruciale scène zullen een aantal technische voorzieningen worden getroffen, zodanig dat daadwerkelijk de illusie wordt gewekt dat Euridice in de diepte van het water verdwijnt. Een caisson, met een illusoir (in feite ondiep) wateroppervlak, zal zich plotseling – op het moment suprème – openen in de diepte, zodat het publiek de onderwereld met eigen ogen kan aanschouwen. Dergelijke special effects zullen in de voorstelling spaarzaam, maar zeer gericht worden toegepast. Zo zullen acteurs voor het publiek schijnbaar over het water lopen, doordat roosters vlak onder het wateroppervlak zijn aangebracht. Meeuwen zullen opeens op een plek in het water samenscholen, doordat gebruik wordt gemaakt van natuurlijk aas. Balletdansers zullen onder water verdwijnen en weer opduiken, doordat een beroep wordt gedaan op schoonzwemsters in duikerpak.
Toch zijn het niet zozeer deze special effects die het karakter van de voorstelling gaan bepalen. Het decor is en blijft de verstilde natuur van het landschap. De serene rust van het water – voor, tijdens en na zonsopgang – zal voelbaar zijn in de opeenvolgende scènes, die zich vooral in het begin bijna tergend traag ontvouwen voor de beschouwer. De opening is een lang aangehouden stilte, die langzaamaan wordt doorbroken door ouverture en gezang, dat zich uiteindelijk aandient vanuit gestalten op bootjes die zich aan weerszijden van het blikveld in beeld bewegen. Het geluid van de zangers zal altijd een plaats hebben in de ruimte, soms helder en dichtbij, soms verstervend in de verte.
Zang en muziek zullen telkens opnieuw ruimtelijke coördinaten krijgen die bepaald worden door de natuurlijke akoestiek van de omgeving. In feite vormt deze ruimtelijke choreografie van muziek, zang, dans en de natuurlijke geluiden van het landschap de, essentie van het uitvoeren van de opera op deze locatie. Het muzikaal-theatraal concept is gebaseerd op een mengeling van geregisseerd totaaltheater en het afdwingen van ‘het magisch moment’, dat in het natuurlijk verloop der dingen besloten ligt.
Het orkest (22 leden) is gesitueerd op een ponton, evenals het koor (24 leden), beide aan weerzijde van het de publiek tribune. Zoveel als mogelijk zal gebruik worden gemaakt van natuurlijk, onversterkt geluid. Alleen in noodzakelijke gevallen zal een beroep worden gedaan op een specifieke geluidstechnische ondersteuning. Wat het licht betreft geldt in feite hetzelfde. Zoveel mogelijk wordt een beroep gedaan van het opkomende daglicht, al dan niet gefilterd door bewolking. In specifieke scènes zal gebruik worden gemaakt van andere natuurlijke lichtbronnen (vuur, fakkels) of speciale lichteffecten (vuurpijlen, vuurwerk). De geluiden van het landschap zullen deel gaan uitmaken van de voorstelling, deels als vanzelf deels ook geregisseerd. Zo zal op een nader te bepalen moment in de voorstelling het geluid van kerkklokken in de omgeving worden betrokken in het geluidsdecor.
In tegenstelling tot de klassieke mythe kent de Orfeo van Gluck een happy end. Als de wanhopige Orpheus op het punt staat zichzelf het leven te benemen, grijpt Amor in. Haar tijding over het over het mededogen van de goden als beloning voor Orpheus’ standvastigheid in de liefde vormt de onverwachte ontknoping van het drama. Het herenigde paar zingt uiteindelijk een lofzang op de god van de liefde, begeleid door een koor van schaapherders. Deze romantische slotscène zal worden begeleid door de muziek van een Fries fanfarekorps.
De opera kent slechts drie solisten: Orfeo, Euridice en Amor. Verder is er het koor, het orkest en aantal (water)dansers. De handeling is verdeeld in drie bedrijven. De scènes spelen zich zowel in de bovenwereld als in de onderwereld af. De totale voorstelling duurt vijf kwartier. Er is geen pauze. Na de voorstelling keert het publiek terug op de boten waarop het gekomen is. Onderweg wordt een ontbijt geserveerd. Om 07.00 uur tenslotte wordt weer aangemeerd op het punt van vertrek.