De rechte straat van Herman Hegger
‘Toen nam ik de beslissing om uit te treden. Bij zulk een beslissing is het of alle energie samenvloeit en zich verijlt in je pure wil. Je trekt jezelf dan omhoog uit heel je gevoelsberoeringen. Je verheft je boven alle lagere woelingen. Nog eenmaal haal je in intense concentratie alle argumenten voor je geest. En dan zegt je wil: ja. Dat “ja”; zet zich dan vast in heel je wezen. Het klinkt door tot alle delen van je bestaan. Het nestelt zich echter voornamelijk in je persoon. Dat “ja” wordt dan de adem van je “ik”. Op het laatste moment, voordat je het “ja” uitspreekt, is het even alsof je heel je leven in handen houdt. Je hebt de hand aan de wissel, die aanstonds de rails zal omgooien, zodat de trein van je leven een heel andere richting zal ingaan.’
Aldus dominee H.J. (Herman) Hegger in zijn boek Mijn weg naar het licht. Het verscheen in 1957 bij uitgeverij Wever in Franeker en deed destijds nogal wat stof opwaaien, vooral in katholieke kringen. Wat was het geval? Herman Johannes Hegger, geboren op 19 februari 1916 in Lomm (Limburg), werd in 1940 tot priester gewijd. Op 8 juli 1948 trad hij uit de Rooms-Katholieke Kerk. Zijn boek doet verslag van dat diep ingrijpend proces. Destijds was het een bestseller waarvan vele duizenden exemplaren zijn verkocht. Ik zag de tweede druk van dit boek laatst liggen bij het antiquariaat van de Emmaüsgangers voor 80 Eurocent. Uiteraard heb ik het meteen gekocht en inmiddels ook gelezen. Dit soort bekeringsprocessen interesseert mij in hoge mate. Bovendien is er nog een andere reden waarom dit boek mijn belangstelling wekt. Herman Hegger is een volle neef van mijn schoonvader F.C.M. (Frans) Hegger (19.11.1915- 2.11.1990). Op de foto, die ik op internet vond, lijkt hij als twee druppels water op hem.
Voor zover ik kan nagaan leeft Herman Hegger nog steeds. Hij woont tegenwoordig in Velp, waarschijnlijk in een verzorgingstehuis en moet inmiddels 95 jaar zijn. Ik heb hem nooit ontmoet, want mijn schoonvader had geen contact met hem. Er werd bij mijn schoonfamilie thuis wel eens meewariger gesproken over de uitgetreden priester die dominee werd. Kortom, hij was het zwarte schaap van de familie, zoals dat wel in meer families voor komt. Zo sprak mijn moeder wel eens over ‘ome Toon’, maar dat is een ander verhaal. Mijn weg naar het licht is een openbaring om te lezen. Het is helder en boeiend geschreven als een oprechte verantwoording voor de grote stap die Herman Hegger in zijn leven ondernam. Een verantwoording niet alleen tegenover zijn voormalige katholieke geloofsgenoten, maar ook tegenover de protestanten.
Herman Hegger doet verslag van zijn jeugd in het Noord-Limburgse Lomm, een dorpje vlak bij Venlo. Hij kwam uit een gezin van twaalf kinderen, waarvan één dochter bij een ongeluk overleed (zij stikte door de blaren in haar keel na het drinken uit een hete koffiepot). Hij had een nogal autoritaire vader en een zachtaardige moeder. Dat gegeven is van invloed geweest op zijn bekeringsproces. Van kinds af aan was hem een diepe angst voor de hel bijgebracht, en zijn uiteindelijke weerzin tegen de katholieke kerk kwam mede voort uit een verlaat verzet tegen zijn vader. Hij is zich terdege bewust van de psychologische oorzaken die bij een bekeringsproces een rol spelen. Zo spreekt hij over grote onbewuste spanningen die hem al jaren kwelden en verwijst hij naar nieuwe inzichten over de aard van de religie die de dieptepsychologie heeft opgeleverd. Nog tijdens zijn seminarie-periode was hij jarenlang in therapie bij een psychiater, de zenuwarts dr. Schim van der Loeff, die directeur was van het psychiatrisch ziekenhuis in Venlo.
Zeer openhartig schrijft hij over zijn innerlijke roerselen die aan de bekering vooraf gingen, maar vooral ook over de middeleeuwse praktijken die in de jaren dertig binnen katholieke internaten gangbaar waren. Wat dat betreft is zijn relaas zeer actueel. Zo doet hij een boekje open over de pedofiele praktijken van priesters die op seminaria de leiding hadden. Het was een streng regiem. Elke vorm van vriendschap stond gelijk aan verliefdheid, en dat was dus ten strengste verboden. Maar het bloed kroop uiteraard waar het niet gaan kon. Ook het strelen van een kinderhand of een kindergezicht was verboden, maar wat er achter de schermen gebeurde was voor iedereen duidelijk.
Herman Hegger volgde zijn priesteropleiding bij de passionisten en later bij de redemptoristen. Die hadden de eigenaardige gewoonte om zich dagelijks te geselen. Dat moest gebeuren op de naakte rug, maar het was ook toegestaan om de bretels los te maken en zichzelf op de blote billen te slaan. Ook droegen de kloosterlingen zilveren kettingen met scherpe punten – om arm, dijbeen en middel – die pijnlijke wonden in het vlees nalieten. Hij kreeg steeds meer moeite met het katholieke geloof met zijn santenkraam van heiligen, zoetgevooisde Mariaverering, bijgeloof en uiterlijkheden. De hemel kon je niet verdienen, zo oordeelde hij. Het ging louter om genade, geloof en de Bijbel. Zo werd hij steeds meer een protestant in priesterkleding.
Kort na de oorlog werd hij uitgezonden naar Brazilië en doceerde een jaar wijsbegeerte aan het grootseminarie van de redemptoristen in Tietê. Daar vond ook de crisis plaats die tot zijn uittreding zou leiden. Die periode kort na de oorlog is het boeiendste gedeelte van het boek. Er gebeuren dan de meest onwaarschijnlijke dingen. Als hij uiteindelijk het seminarie, waar hij les gaf, heeft verlaten en in burgerkleding op de trein stapt, raakt hij betrokken bij een treinongeluk, waarbij drie doden vallen en vele gewonden. De conducteur vraagt dan of er misschien een priester in de trein zit om de stervenden het sacrament van het Heilig Oliesel te geven. Het toeval wil dat Herman Hegger wat heilige olie als souvenir had meegenomen. Daarmee geeft hij nog eenmaal het sacrament ven de stervenden, terwijl hij eigenlijk geen priester meer is.
In 1953 werd dominee Hegger aangesteld als predikant in het Belgische Denderleeuw. In september 1959 werd hij predikant-directeur van ‘In de Rechte Straat’ (IRS) in Velp. Deze organisatie, die vooral bedoeld was voor de opvang van ex-priesters, had hij een jaar daarvoor opgericht. De naam van de organisatie verwijst naar de Rua Direita in Sao Paulo, de drukste straat van deze stad die naar Paulus is genoemd. Hier had hij in 1947 het definitieve besluit genomen om uit de Rooms-katholieke kerk te treden en protestant te worden. Deze straat, zo schrijft hij in zijn boek, vormt de verbinding tussen twee gedeelten van de stad, die door een dal van elkaar gescheiden zijn. Er mochten destijds geen auto’s doorheen. Die straatnaam was voor hem van grote betekenis. Toen hij kort na zijn bekering hieraan werd herinnerd, greep hij meteen naar zijn Portugese Bijbel, sloeg hem open op Handelingen 9: 11 en inderdaad, daar stond hetzelfde woord: Rua Direita. Onvermeld blijft, dat dit gebeuren een sterke gelijkenis vertoont met het beroemde tolle lege uit de Belijdenissen van Augustinus. Bekeringsgeschiedenissen vertonen al eeuwenlang dezelfde patronen.
In februari 1979 verliet dominee Hegger de Gereformeerde Kerken, ‘een kerk die in zijn ogen tot een ruïne was vervallen,’ zo las ik ergens op internet. Drie jaar later heeft hij het lidmaatschap van de Hervormde Kerk aangevraagd. Daar kon hij geen predikant worden. Herman Hegger is een van de oprichters geweest van Evangelische Omroep. Hij heeft in totaal meer dan 25 publicaties op zijn naam staan.
Frans Hegger
1 december 2015 op 19:39
bij het, uit een moment van verveling, zoeken naar mijn eigen naam kwam ik dit bericht tegen. Mijn vader was een broer van Herman Hegger en ik heb hem ervaren als een kopie van zijn vader, zoals beschreven in het boek. Ik kreeg dit boek in handen in het midden van de jaren 90 en het raakte mij zeer. Ik reed toen met mijn paardentram voor kinderen van de protestantse gemeenschap in Meerssen. Mijn naam riep vragen op, die ik positief beantwoordde.