In de ban van goed en fout

‘Met afschuw nemen wij ook in het 
heden veel gruwelijke actualiteit el
ders waar en wij zijn geneigd ons 
daarbij te koesteren in onze demo
cratische rechtsstaat, verzorgingssa
menleving en materiële welvaart. 
Maar die actualiteit elders en het ver
leden, ook ons eigen verleden, nopen 
juist tot alertheid. Het kan in zekere 
zin zomaar opnieuw gebeuren, zij 
het in andere concrete vormen, ook 
bij ons. De kwaliteit van onze samenleving spreekt niet vanzelf, maar 
heeft behoefte aan voortdurend 
groot en klein onderhoud. Daarbij is van belang ons te bezinnen ook op gebeurtenissen en processen uit het verleden las gevolgen van menselijk handelen, hier in leiden dus op het feit dat van de 500 Joden er 270 konden worden vermoord en de anderen moesten verdwijnen.’

Aldus de historicus Hans Blom in zijn toespraak bij de onthulling van het monument Bagage van Ram Katzir ter herdenking van de vermoorde Leidse Joden in de Tweede Wereldoorlog (zie de Volkskrant van vandaag). Het monument bestaat uit zes koffers die op verschillende plaatsen in de stad zijn geplaatst. Hans Blom bezet tegenwoordig de Cleveringa-leerstoel in Leiden.  Cleveringa was de hoogleraar aan de Leidse Universiteit die op 26 november 1940 de beroemde rede hield waarin hij protest aantekende tegen het ontslag zijn Joodse collega-hoogleraren dat de Duitse bezetters hadden aangezegd. Tot voor kort was Hans Blom  directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. In 2002 kwam hij in het nieuws als onderzoeksleider van het Sebrenica-rapport, dat veel beroering wekte in de Haagse politiek. Eerder al, in 1983, riep Blom discussie op met zijn oratie als hoogleraar over het thema In de ban van goed en fout? Hierin keerde hij zich tegen het goed-fout-paradigma van zijn voorganger Lou de Long. Al met al kun je stellen dat Hans Blom model staat voor een nieuwe generatie historici, die ons met andere ogen naar Bezettingsjaren heeft doen kijken.

De grenzen tussen goed en fout zijn achteraf bezien niet zo helder te trekken als ons jarenlang werd voorgespiegeld. Ik heb zelf de oorlog niet meegemaakt, maar ik kan me nog goed herinnerend dat ik samen met mijn ouders in het begin van de jaren zestig aan de buis gekluisterd zat, toen Lou de Jong zijn verhalen vertelde over de bezettingsjaren. Het was eenvoudige tv, waarbij met foto’s en filmbeelden verslag werd gedaan van de gebeurtenissen die door De Jong met een alwetende stem aan elkaar werden gepraat. De Jong had het juiste charisma om de zwart-beelden naar zijn hand te zetten. Hij hoorde tot de generatie tv-pioniers die het Nederlandse volk in de jaren zestig hebben opgevoed. Het waren aansprekende figuren die verliefd leken op de camera: Pierre Janssen, Bisschop Bekkers en de seksuoloog Kees Trimbos. Nederland hing aan hun lippen en geloofde alles wat ze zeiden. Achteraf blijkt dat de verhalen van Lou de Jong wel wat zwart-wit zijn geweest.

 

De mythe van het Nederlandse verzet werd in die jaren krampachtig overeind gehouden, onder meer door de speelfilm De Overval die in 1962 in première ging. Onbesproken bleef vaak hoe miljoenen Nederlanders hun ogen hebben gesloten toen de Joden onder hun ogen werden afgevoerd. Zo stelt Hans Blom nu: ‘Zij kozen – soms bewust soms onbewust – maar meestal in en ingewikkelde mengvorm daarvan, er op grote schaal voor niet te handelen, vaak tegen hun gevoel in of menend geen andere keus te hebben, mede daarom kon het allemaal zo gebeuren, al is het zinloze speculatie nu te proberen vast te stellen wat er  zou zijn gebeurd bij andere keuzen.’

Misschien zou het goed zijn – zo dacht ik vanochtend bij mezelf – om veertig jaar na de televisieserie De Bezeting van Lou de Jong aan Hans Blom de opdracht te geven voor een de nieuwe reeks televisie-uitzendingen over de Bezetting. Dat zou de stelling die hij steeds verkondigd als uitgangspunt kunnen dienen. De vervagende grenzen tussen goed en fout, maar vooral ook de vragen die hij zelf aan de orde stelt: wat zou er gebeurd zijn, als het anders was gelopen? En belangrijker nog: Hoe is het zo kunnen lopen als het gelopen is? Waarom waarom de Nederlanders zo lankmoedig in die tijd? Waarom lieten de Joden zelf zich vaak als makke schapen afvoeren?

 

Als ik nu foto- en filmbeelden zie van de Joden die op transport worden gezet bij het Muiderspoortstation in Amstderdam Oost, niet ver van de buurt waar ik zelf ben opgegroeid, dan begrijp ik niet, dat dit ooit mogelijk is geweest, of beter gezegd: dat zo weinigen daadwerkelijk in verzet kwamen. Maar tegelijk realiseer ik mij, dat ik misschien even afwachtend had gereageerd als mijn eigen vader. Niet dat hij fout was in de oorlog, integendeel. Maar hij beperkte zich er vooral toe om de tijd heelhuids uit te dienen. Wat wil je ook, hij was alles behalve een avonturier. Bovendien had hij een jong gezin met een vrouw en vier kinderen, waar hij voor moest zorgen. De enige verzetsdaad, die hij naar mijn weten heeft gepleegd, is het aanleggen van een geheime schakeling, zodat zijn collega’s  bij de PTT in Amsterdam via de koptelefoon clandestien naar Radio Oranje konden luisteren.

Daarvoor kreeg je geen lintje na de oorlog, en terecht. Ik vrees dat het met de meeste Nederlanders zo is gegaan. Het heeft dan ook weinig zin om je achteraf allerlei plaatsvervangende schuldgevoelens aan te praten. Ik ben daar trouwens so wie so een beetje allergisch voor. ‘Pas op, het kan zo weer gebeuren!’ ‘Alles is nog steeds mogelijk in Europa!’ ‘Kijk maar naar Sebrenica!’ ‘Kijk maar naar Geert Wilders!’ Dat is de goedkope retoriek die de keerzijde vormt van de geruststellende praatjes van Lou de Jong. De Tweede Wereldoorlog is nog steeds de ultieme meetlat voor een soort morele waakzaamheid die jaarlijks gratis te verkrijgen is op 4 en 5 mei, als allerlei gelegenheidssprekers ons een kwaad geweten aanpraten. Ik wil niet beweren dat Hans Blom in dit rijtje thuishoort, maar de morele vermaningen aan het slot van zijn betoog hadden wat mij betreft wel wat specifieker geformuleerd mogen worden. Wat bedoelt hij eigenlijk precies met ‘die voortdurende behoefte aan groot en klein onderhoud? Is dit een verkapte vermaning om straks toch vooral niet op Geert Wilders te gaan stemmen? Als dat zo is, dan zou het van meer moed getuigen om man en paard te noemen. Cleveringa deed dat ook in zijn beroemde rede in 1940. De vraag is bovendien of je anno 2010 met dit soort halfslachtige morele aanbevelingen de kern van het probleem te pakken hebt.

De vraag, die mij in dit verband vooral interesseert, is de volgende. Hoe is het mogelijk geweest dat er in de jaren dertig  zoveel sympathie in Nederland was voor de verderfelijke politiek van onze Oosterburen. Bij de verkiezingen van de Provinciale Staten in 1935 trok Mussert 8 procent van de stemmen. Dat was een absoluut novum in die tijd. Kort na de oorlog deden de communisten hetzelfde en het zou tot 1967 duren, voordat Hans van Mierlo in één keer met zeven zetels in de Kamer kwam. Tegenwoordig is zo’n sensationele entree op het politiek toneel niet meer zo ongewoon. Na Pim Fortuyn is alles mogelijk in Nederland. Tot voor kort wezen de polls uit dat Geert Wilders met zijn PVV in één keer de grootste partij van Nederland zou worden. Dat gevaar lijkt nu voor even geweken, maar de balans kan zo weer omslaan, als de lijsttrekkers van de grote partijen in het zicht van de haven steken laten vallen. Het Nova-interview van Twan Huys met Job Cohen deze week liet zien hoe snel een gedoodverfde winnaar opeens imagoschade op kan lopen.

Dit probleem, dat zich sinds 2002 aandient, is niet een probleem van Fortuyn of Wilders, maar een probleem van onze democratie. Het systeem is niet meer toegesneden op de eisen van deze tijd. De inhoudelijke verschillen tussen de meeste politieke partijen zijn een farce geworden. Een politiek debat is tegenwoordig een vorm van hogere scholastiek. Het is zaak om met zoveel mogelijk weetjes en oneliners elkaar de meeste vliegen af te vangen. Geen enkele partij is meer in staat om de werkelijke problemen van dit land helder aan de orde te stellen, zodat een duidelijke keuze mogelijk wordt. We gaan een beschamende verkiezingsronde tegemoet, waarbij de aftrek van de hypotheekrente de belangrijkste insteek zal zijn voor het finale debat. De komende verkiezingen voor het parlement worden primair een media-gebeuren zoals ook het WK- voetbal in Zuid Afrika dat wordt. Die kwalijke ontwikkeling heeft naar mijn smaak niets met de Tweede Wereldoorlog of de Bezetling te maken, laat staan met Geert Wilders of vervagende grenzen tussen goed of fout.  Deze ontwikkeling heeft alles te maken met dreigend verval van de democratie, een vergelijkbaar verval dat zich ook in de jaren twintig en dertig heeft aangekondigd. Moreel schuldgevoel is geen goede raadgever om dit sluimerend euvel te verhelpen.

 

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)