Frysk Festival mist beeldende kunst
Vorige week werd de programmering van het komende Frysk Festival bekend. Waar ik al bang voor was is inderdaad gebeurd. Guy Coolen heeft de beeldende kunst gewoon vergeten. Op de site van het festival heb ik het nog eens goed nagekeken. Maar ik kan helemaal niets vinden. Er staat wel ergens een knopje ‘beeldende kunst’, maar als je daarop klikt verschijnt er helemaal niets in beeld. Niks, noppes, nada. Vreemd dat ze daar op het Provinciehuis niets van gezegd hebben. De Provincie investeert nota bene 1 miljoen Euro in het festival en de gemeente Leeuwarden deed er van de week ook nog eens een fors bedrag bij. Maar niemand die vraagt naar de beeldende kunst. Dat is kennelijk een blinde vlek. Beeldende kunst is compleet uit beeld tegenwoordig. Amateurkunst, podiumkunst, Friestalige kunst… allemaal prachtig, maar beeldende kunst? Ho maar.
Beeldende kunst heeft altijd een prominente plaats gehad binnen het Frysk Festival. Bij het eerste festival in 1980 was er een grote tentoonstelling te zien in het Fries Museum: ‘Kunst uit Friesland’. Vijf jaar later in 1985 stond heel Leeuwarden vol met beeldende kunst tijdens de tweede editie van het Frysk Festival. Dat was de ‘Triënnale van Noord Nederland’. Bovendien gingen destijds tien containers met kunstinstallaties op reis door de provincie. Weer vijf jaar later maakte de manifestatie ’11 steden, 11 landen’ in het FEC deel uit van het Frysk Festival en werden er grote ‘land art-projecten’ gerealiseerd aan de grenzen van Friesland. In 1995 presenteerde het Frysk Festival niet alleen de tentoonstelling ‘Salut au monde’ in het Fries Museum, maar ook het project ‘Media Mundi’ Aan beide projecten namen zowel Friese als buitenlandse kunstenaars deel. In 2000 tenslotte was het Pylgerproject een spraakmakend onderdeel van het Frysk Festival. Maar dat is nu allemaal verleden tijd. De unieke combinatie van podiumkunst en beeldende kunst is deze keer los gelaten in de programmering. En er is geen haan die er naar kraait.
Twee jaar geleden, op 15 augustus 2006, presenteerde het nieuwe festivalbestuur i.o. (vijf managers die zich toen nog ‘werkgroep’ noemde) een reeks aanbevelingen voor de opzet van het komende Frysk Festival. Dat rapport werd met veel bombarie gepresenteerd. Men was ook niet over één nacht ijs gegaan. Een breed scala van deskundigen was vooraf geraadpleegd. Als voormalig artistiek leider mocht ik destijds – op persoonlijke titel – vooraf ook mijn mening geven. Daarnaast werden de volgende namen in het rapport genoemd: Corine van Eyck ( artistiek leider Opera Spanga), Pieter Stellingwerf en Kees Botman, (producenten Buro BUOG) Hermien de Haan, Addie Meindersma en P. Redeker (oud bestuursleden Stichting Frysk Festival) Gryt van Duinen (persoonlijke titel), Albert van der Kooij (Academie voor Popcultuur), Gerrit Breteler (producent), Jan Geert Vierkant (directeur Noord Nederlands Orkest), Jos Thie (producent), Andries van Weperen (Noordplan) Piet Meerdink en Renée Waale (respectievelijk voorzitter en directeur Stichting Keunstwurk).
Dit rapport maakte kennelijk zo veel indruk op de toenmalige gedeputeerde Bertus Mulder dat het College van GS zonder ook maar even met de ogen te knipperen besloot om de gevraagde 1 miljoen Euro voor de programmering beschikbaar te stellen. Zelfs de wonderlijke opmerking in het rapport over de Friese taal vormde geen obstakel. Die 1 miljoen was een veelvoud van wat het Frysk Festival voorheen aan middelen van de Provincie kreeg. Bep Van Klaveren had zijn huiswerk goed gedaan. De werkgroep had hert veld geraadpleegd dus er was geen speld tussen te krijgen. Je mag dan op zijn minst verwachten dat de aanbevelingen in het rapport, op basis waarvan die miljoen Euro beschikbaar is gesteld, ook inderdaad worden nagevolgd. Nee dus. Dat is een wonderlijke gang van zaken. In het rapport stond immers letterlijk het volgende te lezen:
‘De werkgroep kiest voor een vast format met een duidelijke structuur. De keuze voor podiumkunst ligt het meest voor de hand, waarbij een combinatie van podiumkunsten met monumentale kunst niet wordt uitgesloten. Podiumkunst beperkt zich niet tot toneel, maar omvat alle kunst die op een podium wordt uitgevoerd. Daarbij wordt dus naast toneel en dans ook gedacht aan muziek, dichtkunst, film, beeldende kunst of een combinatie hiervan (“cross overs”). De werkgroep wil het Frysk Festival ook vooral een platform laten zijn voor jonge Friese kunstenaars. Via het Frysk Festival moeten zij zich nationaal en mogelijk internationaal kunnen positioneren. Het toekomstig Frysk Festival zal meer dan in het verleden een internationaal (Europees) karakter krijgen. De Friese taal kan gebruikt worden als dat functioneel is, echter het Frysk Festival is niet specifiek bedoeld om de Friese taal te promoten.’
Kortom, we zijn er weer eens ingeluisd met zijn allen. Nu krijgen we dus – tegen de afspraak in – een Frysk Festival zonder beeldende kunst. We krijgen een festival met een cliché als thema. Een festival ook dat grotendeels een optelsom is van reguliere producties die nauwelijks boven het maaiveld uitsteken als het gaat prestigieuze projecten. Het Frysk Festival is ooit opgericht om bijzondere producties, projecten en tentoonstellingen in Friesland mogelijk te maken die normaliter niet mogelijk zijn. Het relatief kleine budget, dat voorheen beschikbaar was, werd altijd verveelvoudigd door grote, landelijke subsidies die tijdig beschikbaar kwamen. Nu is van dat ‘mutiplierecffect’ niet of nauwelijks sprake. Integendeel zelfs. Een groot deel van de geïnvesteerde gelden blijft nu aan de strijkstok hangen van commerciële bureaus, zoals Noordplan en PS producties. Met een grote zak geld alleen maak je nog geen beleid, laat staan een mooi festival. Wat hier ontbreekt is visie. Dit is kunst en vliegwerk. Wat wil je ook, de managers zijn aan de macht.