Le Roy en Prigogine

De bron van de tweespalt tussen enerzijds de tijd als gestold schema voor de beschavingscyclis van de geschiedenis en anderzijds de tijd als het creatieve fluïdum bij uitstek voor het spel als paradigma voor een nieuwe of tegen-cultuur is al in de jaren dertig terug te vinden. Evenals Johan Huizinga slaat Louis Le Roy een brug tussen de oude en nieuwe cultuur. Of beter gezegd, tussen een oude en nieuwe opvatting van wat cultuur in wezen is. De vraag is alleen of in deze brug de onverzoenbare tweespalt niet teveel zichtbaar blijft. Anders gezegd, vormt het gedachtegoed van Le Roy daadwerkelijk een synthese tussen determinisme en vrijheid, tussen de ’tijd als ding’ en de ’tijd als duur’, of worden zijn gedachten nog altijd gedomineerd het vooroorlogse essentie-denken met een flinke scheut cultuurpessimisme voortkomend uit een diep verankerd wantrouwen in de vooruitgang en de verworvenheden van de moderne techniek?

Dat dilemma tekent zich af in de vroege opvattingen van Le Roy over tijd en tegencultuur. Pas veel later – waarschijnlijk pas in de loop van de jaren tachtig – komt het idee van het oneindig tijdperspectief en ontdekt Le Roy de theorie van de complexe systemen van Ylya Prigogine die als theoretische referentie voor zijn denken enigszins de plaats gaat innemen van de deterministische beschavingstheorie van Toynbee. De deterministische ontsporingen van de vooroorlogse Geistesgeschichte vormen nog altijd een obstakel voor de hedendaagse waardering van Toynbee.

Maar ook de hedendaagse historicus is nog steeds op zoek naar grote verbanden en samenhangen, zij het op een andere wijze. Zo is de traagheid van mentale structuren die zich ontwikkelen in de tijd een terrein van onderzoek gaan vormen binnen de zogeheten ‘mentaliteitsgeschiedenis’. De mentale structuren van de mens liggen niet vast in een bepaald tijdvak van de geschiedenis, maar lijken zich te vervlechten door de tijd heen in de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige .

De Franse historicus Michel Vovelle spreekt in dit verband over het ‘collectief imaginaire’, dat wil zeggen de totaliteit een preverbaal en prereflexief voorstellingsuniversum dat zich ontwikkelt in de tijd. Dat collectief imaginaire heeft ook een verticale as die hoge en lage cultuur verbindt in de verschillende niveaus van de menselijke lotgevallen. Dit fenomeen heeft volgens Vovelle niets van doen met het ‘collectief onbewuste’ uit de dieptepsychologie van Jung, noch met de structuralistische patronen van de antropologie van Levi-Strauss. Het is een historisch geaard begrip ‘op de grens van het biologische en het culturele.’ Zo lijkt een cirkel zich te sluiten in de methodiek van de historicus. Zodra de metaforen uit het organisch universum de wetenschap door de achterdeur verlaten hebben, komen zij door de voordeur weer binnen.

De tijd knaagt aan alles, zelfs aan de theorieën over de tijd. Vrijwel alle zwakheden van zachte wetenschap, die Popper heeft bekritiseerd – zoals de gevaren van generalisatie, de onmogelijkheid van experiment, de onnauwkeurigheid van voorspellingen, de ingewikkeldheid van het object, de subjectiviteit van waarderingen en het intuïtieve begrijpen – dat alles markeert omgekeerd juist de methodische beperkingen van de natuurwetenschap. Maar wat belangrijker is, Popper wordt nu op eigen terrein rechts ingehaald.

De biochemicus Ilya Prigogine (1917-2003), die zijn leven lang onderzoek deed naar de rol van de tijd in fysica en biologie, heeft beweerd dat bij het bedrijven van wetenschap maar al te vaak de factor tijd wordt geëlimineerd. De natuurwetenschap heeft ons geleerd om de natuur te beschrijven als een verzameling van afzonderlijke dingen of processen, waar vervolgens eigenschappen aan worden toebedeeld. Als er al van ’tijd’ in de wetenschap sprake is dan is het een eenvoudig en overzichtelijk ’tijdpad’, een lijn (t) tussen (a) en (b). Hij vroeg zich af of de eenvoud van dit tijdpad niet voortkomt uit het feit dat we onze aandacht steeds op eenvoudige situaties hebben gericht. Letterlijk schrijft hij: “Op de stapels bakstenen, in plaats van de kathedraal waar we het over hadden.“

In de traditionele methodiek van de exacte wetenschap, zo stelt Prigogine, wordt de factor tijd vaak volledig geëlimineerd. Voor de wetenschap van complexe systemen is de onomkeerbaarheid van de tijd juist een cruciaal gegeven. Dat soort processen, waarin alles met alles samenhangt en het geheel meer is dan de som der delen, zijn te beschrijven en mogelijk zelfs tot op zekere hoogte te verklaren, maar de uitkomst ervan blijft onvoorspelbaar. En dat voorspellen was nu juist de joker die Popper altijd in zijn achterzak had, sinds een zonsverduistering het onomstotelijk gelijk van Einstein bewees, dat licht afbuigt door zwaartekracht.

In de grensoverschrijdende disciplines van de chaoswetenschap krijgen oude woorden opeens nieuwe betekenissen. In de huidige tijd van complexe netwerken en non-lineaire systemen lijkt de biologisch geschoolde denker opeens weer een voorsprong te hebben op de strenge rationalisten die alle biologische metaforen uit de geesteswetenschap voorgoed verbannen leken te hebben. De kloof tussen Naturwissenschaft en Geisteswissenschaft lijkt tegenwoordig soms niet meer zo groot als hij ooit is geweest. De introductie van de theorie van de complexe systemen hoeft niet per definitie te leiden tot een ‘ont-geestelijking’ van de cultuurwetenschap.

Integendeel, dit soort benaderingen kunnen juist een brug slaan tussen intuïtieve en rationele kenvermogens en op termijn misschien zelfs leiden tot een rehabilitatie van de Geistesgechichte. De wetenschap van de complexe systemen zou licht kunnen brengen in het grote, zwarte gat waar iedereen nog altijd in terechtkomt die vandaag de dag probeert af te dalen in de grot van de grotere samenhangen in de ontwikkelingen van kunst, cultuur en beschavingen. Iets van dat vermoeden is wellicht bij Le Roy gaan dagen, toen hij van de beschavingstheorie van Toynbee overstapte op de systeemtheorie van Prigogine. Hoe het ook zij, de gedachte aan een wetmatige opeenvolging van groei, bloei en verval in de ontwikkeling van beschavingen is nooit uit het denken van Le Roy verdwenen.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)