Geouwehoer over Friese toekomst

Komend najaar organiseert de Provincie Fryslân een brede maatschappelijke discussie over de toekomst van Fryslân. Iedereen mag met ideeën voor grote projecten komen. Op vijf plaatsen – niet alleen binnen Fryslân (Leeuwarden, Heerenveen en Drachten) maar ook buiten de provincie (Groningen en Amsterdam) – worden debatavonden gehouden. In die laatste twee steden mogen weggetrokken Friezen aangeven waarom zij de provincie hebben verlaten, wat hun beeld van Friesland nu is en waar het Friesland aan ontbreekt, zo lees ik in een persbericht.

Ik hou niet van brede maatsschappelijke discussies. Ze ontaarden meestal in een eindeloos gezwam in de ruimte. Of het nu gaat over kernenergie of de Europese grondwet, ik kan me niet herinneren dat zo’n geldverspillend gebeuren ooit iets zinnigs heeft opgeleverd. Brede maatschappelijke discussies worden bedacht door politici die ’s nachts wakker liggen van de groeiende kloof tussen burger en politiek. Maar die kloof wordt door dit soort massale discussies meestal alleen maar groter. Dit paardenmiddel kan natuurlijk ook worden ingezet als politici besluiten moeten nemen waar ze zich niet geliefd mee maken. Niks kloof dichten dus. Zo’n brede maatschappelijke discussie strooit gewoon wat zand in de ogen. Je wordt belazerd waar je bijstaat.

Bovendien, wat moet je eigenlijk met zo’n non-onderwerp: de toekomst van Fryslân? Zo’n debat suggereert dat er wat te kiezen valt. Hoe je het ook wendt of keert, Fryslân bevindt zich in een overgangscrisis: de transformatie van een traditioneel agrarische naar een postïndustriële regio in een snel globaliserende wereld. Dat proces voltrekt zich binnen enkele decennia. Daar is geen houden aan, al creëert het voortdurend schijndilemma’s voor wankelmoedige bestuurders. Zo lijkt het telkens weer of je moet kiezen tussen vernieuwing en behoud in een aanhoudend nul-somspel. Het één gaat immers altijd ten koste van het ander. Een middenweg is er niet. ‘Veranderen om te behouden’ is onzin. Met dit soort slogans van Pontius Pilatus hou jejezelf voor de gek. Het is de dood of de gladiolen. Anders gezegd: radicaal investeren in economie en infrastructuur of wegzakken als een verlaten eldorado voor pensionado’s in een dooie uithoek van Europa.

Maar in feite valt er niets te kiezen. Over 20, 30 of 40 jaar is het voorgoed gebeurd met het mooie oude Fryslân. De randstad en Brabant zitten vroeg of laat mudjevol. Dan zal ook deze provincie er aan moeten geloven. De toekomst vraagt om harde maatregelen en ingrijpende investeringen. We moeten vooruit of we willen of niet. Straks zitten we hier ook opgescheept met alle schaduwkanten van de postindustriële samenleving waar nu alleen de grote steden mee te kampen hebben. En waarom ook niet? We leven hier in de 21ste en niet in de 19de eeuw.

Er zijn heel wat Friezen die allerlei angstige vergezichten zien als ze aan de toekomst van deze provincie denken. Geert Mak speelt daar heel sneeky op in. Laatst gaf hij een lezing voor zowat alle Friese pommeranten. Daarbij hield hij een vurig pleidooi vóór behoud en tegen vernieuwing. Als het hier zo gaat als in Brabant, is binnen twintig jaar alles naar de kloten, zo somberde deze onheilsprofeet. Het Friese cultuurlandschap moet tot elke prijs behouden blijven. Dus schetste hij het doembeeld van allerlei technocratische schijnoplossingen, zoals hoge kantoortorens en lawaai-architectuur, de zogeheten ‘cargocults’ (imiteren van andermans oplossingen) en het wegtoveren van problemen met megalomane technische projecten.

Geert Mak speelt wederom het muziekje van het eeuwige Friese verlangen. Hoewel hij zich verzet tegen het heimwee naar een verleden dat nooit heeft bestaan, is het één en al conservatisme dat deze goeroe uit Jorwert ten toon spreidt. Respect voor het échte verleden, zo noemt hij dat. Dus vooral géén hogesnelheidslijn. Onze nationale, grijze knuffelbeer ziet een nieuw Utopia opdoemen aan de nog altijd onvervuilde, Friese horizon. Dat wil zeggen: slimme, creatieve bedrijfjes die de innovatie van melk- en eiwitindustrie aanpakken in de niches van de Friese plattelandscultuur. Werken in Amsterdam, terwijl je achter de computer op een boerderij voorbij Dokkum zit. Dat soort onzin dus.

Het is de bla bla van een gerarriveerde pensionado die hier de geur zijn jeugd wil snuiven. Politiek correcte heimwee, dat is het ergste wat er is. Zowel Friezen als niet-Friezen lusten er wel pap van. Geert Mak bakt al tien jaar lang zijn zoete koekjes voor het Friese volk en het vaderland. Ouwehoeren over de Friese toekomst wordt zo een nieuwe vorm van nostalgisch navelstaren en Den Haag vindt dat wel best. Fryslân gaat naar de kloten en dat is maar goed ook. Friezen moeten eens ophouden om – met de zakdoek van Mak in de hand – snobistisch mee te snotteren over het glorierijke Friese verleden met zijn onbesmette horizon. Het is hier al honderd jaar armoe troef. Fryslân moet kiezen voor een welvarende toekomst.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)