Killing me softly

Onze zitbank is al bijna dertig jaar oud. Ooit werd hij gekocht bij een ‘Goed Wonen zaak’ in een tijd dat stalen meubelen in een spierwit interieur nog volop in de mode waren. Inmiddels is de bekleding vier keer van stof veranderd. Het stalen frame is eerst met goudverf beschilderd en daarna zwart. Er is op gehuild en gevreeën. De katten hebben er honderden keren op gekotst, maar nu is hij op. We hebben een nieuwe bank nodig.

Gisteren werd eindelijk de knoop gehakt. Achter het FEC is een meubelboulevard geopend. Daar ben ik geen liefhebber van, maar wat moet je anders op een grijze tweede pinksterdag. Eerst met de fiets er naar toe. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want het industrieterrein daar is niet berekend op fietsen. Zonder automobiel en gevaar voor eigen leven kun je er bijna niet komen, zeker niet als honderden motoren op weg blijken te zijn naar de finish van de elfstedentocht. Na de fiets in een grindbak gestald te hebben betraden we het onbekende paradijs van eigentijds woongenot.

Op elke verdieping ontvouwde zich een panorama van banken, ligfauteuils, sofa’s , zitzakken, salontafels, maar ook goedbedoelde prullaria zoals gigantische siervazen en keramische fruitschalen. Aan de muren hingen grote, glossy portretfoto’s van jonge designers, afgewisseld met abstract-hysterische olieverfschilderijen. Er werd koffie geschonken. Jonge dames met een voor eeuwig bevroren glimlach droegen schalen rond met paling en ossenworst. Overal klonk muzak. Muziek uit de seventies. ‘Killing me softly’ of zoiets.

‘Wat doe ik hier?’, dacht ik bij mijzelf. Er zou nodig eens een bustocht moeten komen langs dit soort gruwelijke enclaves. En juist op dat moment kwam Peter Kartstkarel met zijn vrouw Klaske de hoek om lopen. Ze hadden een nieuwe eethoek nodig.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)