De magie van de overdracht

Afgelopen donderdag was ik weer in het Beeldhouwcentrum in Koudum, waar ik met de eindexamenkandidaten van de tweejaarlijkse cursus beeldhouwen hun werk moest bespreken. Jaarlijks ronden hier zo’n negen à tien studenten deze cursus af, die onder leiding staat van Herma Bovenkerk. Enkele gastdocenten verlenen hun medewerking aan de cursus, onder wie Hanshan Roebers die ook in Koudum woont. Het is elk jaar weer een spannend gebeuren, niet in de laatste plaats voor mij zelf, want kritisch kijken naar andermans werk en daar ook nog  in begrijpelijke woorden iets zinnigs over zeggen, vind ik altijd een hele opgave. Je kunt je daar niet op voorbereiden. Elke keer weer moet je het gewoon laten gebeuren. Maar er gebeuren ook elk jaar weer mooie dingen.

Zo kreeg ik deze  keer werk onder ogen van een vrouw die gaandeweg behoorlijke vorderingen had gemaakt. Ik vroeg haar wat het beslissend moment was geweest in deze ontwikkeling. Zij liet mij het beeld zien van een hand. Ze had die hand eerst geboetseerd en vervolgen in brons laten gieten. Eerst wilde dat boetseren helemaal niet lukken. De klei wilde maar geen hand worden, maar bleef een stel aan elkaar geplakte vingerkootje zonder enige samenhang. Pas op het moment dat ze had begrepen dat ze niet langer moest proberen om een hand ‘na te maken’, maar ‘van binnenuit’ op te bouwen, ging het opeens goed. Ze keek naar haar eigen hand en begon die te boetseren alsof zij hem opnieuw moest creëren uit het niets. Opeen vielen alle woorden van Herma Bovenkerk op hun plaats. Deze had haar telkens weer proberen te leren om geen ‘plaatje van een hand’ te maken, maar een nieuwe plastische vorm te creëren die een hand bééldde en niet vér-beeldde. Dat is mooi gezegd, maar zoiets moet je eerst zelf gewaarworden, voor je de daad bij het woord kunt voegen.

Dat verhaal is een mooi voorbeeld van wat je de ‘magie van de overdracht’ kunt noemen. Kunst maken kun je niet aanleren. Je moet eindeloos oefenen tot opeens het kwartje valt. Bij sommigen verloopt dat proces snel, maar bij de meesten vaak heel langzaam. Het moment van de overdracht is een soort elektrische vonk van inzicht, een Gestalt-sprong in de geest, waardoor alles wat daarvoor gezegd is plotseling tot leven komt. Ik heb over dat magisch moment van de overdacht al een eerder geschreven naar aanleiding van een uitspraak van de Chinese filosoof Zhuang Zi in een verhaal over  over Bian de wagenmaker: ‘Tussen het woord en de handeling ligt een enorme afstand. Ik kan het zelfs niet aan mijn zoon leren en mijn zoon kan het niet van mij leren. Daarom moet ik nu nog op zeventigjarige leeftijd zelf wielen staan maken.

En zo herinnerde ik mij een ander voorbeeld dat ik ooit gelezen heb. Ik weet niet meer waar, ik dacht in een boek van Piet Vroon. Het gaat over een doofstom kind dat werd opgevoed door een liefdevolle gouvernante. Zij stelde er een eer in om dit doofstomme kind toch iets van de taal bij te brengen, zodat hij wat meer van de wereld zou kunnen begrijpen. Zo probeerde zij het kind met veel geduld woordjes te leren, voornamelijk door een zelf bedachte gebarentaal en de woorden letter voor letter in de lucht met haar wijsvinger uit te tekenen. Dat proces vorderde heel langzaam. Dagen, weken en maanden gingen voorbij, maar het kind leerde slechts enkele woordjes en leek geen verdere vorderingen meer te kunnen maken.

Op een goede dag was het erg warm. Tijdens een wandeling in de vrije natuur kwamen de gouvernante en het kind langs een bron met koud stromend water. De gouvernante hield de hand van het kind onder de straal van het water en tekende de letters van het woord langzaam op zijn handpalm: ….W… A…T…E…R… Onderwijl sprak zij het woord uit en herhaalde dit ritueel enkele malen. Opeens gebeurde het wonder. Het kind las het woord in zijn verbeelding en begreep opeens hoe deze specifieke aaneenschakeling van letters met het water in zijn hand verband hield. Hij had het woord als het ware van binnenuit ‘gezien’ en zo kwam de taal plotseling als een levende stroom in beweging. Sinds dat moment leerde het kind de taal met grote snelheid. Zijn woordenschat groeide met de dag totdat hij kon lezen en de wereld op zijn manier in taal kon benoemen. Zoiets moet het zijn, de magie van de overdracht, dat plotselinge inzicht, als er iets in de geest openbreekt en alles wat voorheen onbegrijpelijk of ondoenlijk was zich openbaart als begrijpelijk en uitvoerbaar.

zie en luister