Bian de wagenmaker

Met een zachte bries in de rug, terwijl het kwik steeg tot boven de twintig graden, fietste ik gisteren van Heerenveen naar Donkerbroek. In dit verlaten landschap van eindeloze compagnonsvaarten kom je vrijwel niemand tegen, zelfs niet op de eerste mooie dag van het jaar. Ik moest een tentoonstelling openen van Marty Poorter en Jan de Bruin in Galerie Huize Hynsteblom. Die galerie ligt in een oase van bloemen en paarden ergens tussen Moskou en Petersburg, die stille uithoek van Friesland waar Domela Nieuwenhuis ooit zijn verlossende preken hield. Tentoonstellingen openen doe ik al meer dan dertig jaar. Thuis heb ik een map met meer dan honderd ‘preken in de provincie.’ Ik vind het nog altijd mooi om te doen, temeer omdat je niet alleen kunst en kunstenaars leert kennen, maar ook de meest wonderlijke mensen ontmoet. Zo ging het ook gisteren, maar dat is een ander verhaal. Dit is het verhaal van de opening. Ik sprak in een paardenstal, staande achter een katheder van stro.

***

Bian de wagenmaker zei: “Ik beschouw dit vanuit mijn vak. Als ik een wiel maak en ik te voorzichtig werk, wordt het niet rond. ga ik te vlug te werk, dan past het niet. Noch te zacht, noch te hard, mijn hand werkt in harmonie met mijn hart en mijn verstand, maar de mond kan het niet uitleggen. Tussen het woord en de handeling ligt een enorme afstand. Ik kan het zelfs niet aan mijn zoon leren en mijn zoon kan het niet van mij leren. Daarom moet ik nu nog op zeventigjarige leeftijd zelf wielen staan maken. Zo hebben de mensen van vroegere ook de kunst die zij niet konden overdragen meegenomen in het graf. Daarom zeg ik: de woorden die u hoort zijn maar afval.

Deze woorden zijn niet van mij, maar van Zhuang Zi, een Chinees filosoof uit de  vierde eeuw voor Christus. Hij zegt iets over de leraar en de leerling, over de onmogelijkheden om datgene wat de leraar vanzelfsprekend is –  het geheim van de smid, de fijne kneepjes van het vak, de intuïtie van het ambacht of het kunstenaarschap – over te dragen aan de leerling. Het zijn woorden die zelfs na al die eeuwen, die inmiddels zijn verstreken, nog altijd in je hoofd blijven hangen. Ervaring kun je niet overdragen. Je kunt het in ieder geval niet op papier zetten of in woorden uitspreken. Als je dat doet, zijn de woorden slechts afval. Je kunt wat je jezelf hebt aangeleerd hooguit voordoen, maar dan nog. Of de leerling werkelijk ziet wat je doet en het vak zo gaat leren, moet je dan nog maar afwachten. Er kan een vonk overslaan, maar die vonk kun je niet afdwingen. Je mag hooguit hopen dàt het gebeurt. En als het gebeurt, dan weet de leraar achteraf niet wat hij nu precies heeft gedaan om de leerling op het spoor te zetten, zodat hij of zij het zelf ging zien en vervolgens ook ging doen. Tussen het woord en de handeling ligt een enorme afstand.

Ik moest aan die woorden denken, toen ik van de week aan Marty Poorter vroeg wat zij van die ene leraar op de academie nu precies heeft geleerd. Wat is het geheim geweest van de smid? Wat was de invloed van die leraar die nu wellicht na twintig jaar nog in haar werk is te zien. Waaròm eigenlijk heeft ze juist deze leraar uit haar academietijd gevraagd om hier vandaag samen met haar te exposeren. Want – als u het nog niet wist –  het zijn leraar en leerling, van wie hier vandaag week is te zien. Twintig jaar geleden verliet Marty Poorter Academie Minerva in Groningen, waar Jan de Bruin toen al zo’n jaar of tien als docent werkzaam was. Dit is een jubileumtentoonstelling dus. Twintig kaar kunstenaarschap, maar ook een hernieuwde ontmoeting in de tijd.

Op mijn vraag wat die invloed van de leraar op de leerling is geweest, kreeg ik geen duidelijk antwoord. Het was zoiets als een houding, een mentaliteit, een soort chemie tussen twee wellicht verwante karakters, vanwaaruit kennelijk die magische vonk kon ontstaan, zoiets wat tegenwoordig met een mooi woord wel ‘de overdracht’ wordt genoemd, het leermoment, dat geheime verband tussen het woord en de handeling dat zo moeilijk te benoemen is. Alle woorden die je er verder aan besteedt zijn als afval. Tussen het woord en de handeling, zei de filosoof Zhuang Zi, ligt een enorme afstand. ‘Ik kan het zelfs niet aan mijn zoon leren en mijn zoon kan het niet van mij leren.’

En toch als u straks de tentoonstelling zult gaat zien, zult u wellicht – net als ik – tot de conclusie komen, dat er een verwantschap bestaat tussen het werk van de leraar en de leerling, als is het moeilijk te benoemen waar die overeenkomst nu precies ligt. Beiden laten in hun werk iets van hun innerlijk zien, als een directe registratie van het gevoel. Marty Poorter in een bijna grafische manier van schilderen, waarin de expressieve lijn van de voorstelling lijkt neergezet zoals een seismograaf een binnenwereld registreert. Zo schildert zij beelden van mensen en dieren die telkens weer om aandacht vragen op een doorleefd oppervlak van kleuren en texturen. Jan de Bruin daarentegen werkt meer als een chroniqueur die zijn alledaagse associaties optekent als in een dagboek. Het zijn ogenschijnlijk argeloze tekeningen op klein formaat die in een doorlopende serie ontstaan en elkaar aanvullen als een verhaal in de tijd. Portretten zijn het vaak, mensen dus die in een voortgaande lijn of met een vluchtig gebaar van de hand aan het papier zijn toevertrouwd. Jan de Bruin tekent letterlijk in de stroom van de tijd. ‘Als een reizende geest die zijn afgrenzingen zoekt’, zoals hij dat zelf eens heeft benoemd.

Er valt een gat in mijn geheugen. Ik val in een luchtzak van de tijd. Ik zoek naar een tekst en vind die, ver weg, verstopt in mijn boekenkast. Het is een catalogus van meer dan dertig jaar geleden. Een kunstmanifestatie in Leeuwarden, waar Jan de Bruin aan deelnam. We schrijven september 1978. Ikzelf was nog pas een jaar in Friesland en Jan de Bruin deed mee aan dit gebeuren met een project dat de sporen van de tijd in zich droeg, maar ook zelf zijn sporen naliet in de tijd. Zo schreef hij in die catalogus het volgende:

Open bekentenis:
Ik
Ik heb geen tijd
Deze week
De tijd te laten zien
Daarom zet ik die tijd maar even stil –
Sinds november 1977 probeer ik
mijn dromen te visualiseren
2 september j.l. droomde ik, dat
ik een vrouw werd en voelde me
zoals EVA zich indertijd moet
hebben gevoeld, toen zij in de
granaatappel beet

Ik schaamde mij over mijn baard
En probeerde hem te verbergen
Toch bleef ik een warm, rood gevoel
Van deze droom overhouden.

In een pand in de Minnemastraat in Leeuwarden liet Jan de Bruin destijds de visualisaties zien van zijn dromen, een documentair proces in de tijd, waarmee hij al bijna een jaar mee bezig was geweest. Het was de tijd van de projectkunst, van installaties en performances, vluchtige kunst die afspeelde in de stroom van de tijd. Houdingen werden tot vormen verheven, of zoals de titel luidde van de beroemde tentoonstelling een paar jaar daarvoor: ‘When attitudes become forms’. In vrijwel alle projecten werden subjectieve gewaarwordingen geobjectiveerd in formele handelingen die al dan niet werden geregistreerd of gedocumenteerd. Micro-emoties werden vertaald in formele structuren.

Jan de Bruin exposeerde in de jaren zeventig onder meer in het Fries Museum samen met kunstenaars als Silvia Steiger en Fritz Rahmann, Geert Duintjer en Ruudt Peters. Dat is een generatie van kunstenaars die ook mijn generatie is, want het was de tijd dat ik met mijn werk begon. Ik 1977 kwam ikzelf naar Friesland. Jan de Bruin ging er een paar jaar later al weer weg om in Groninger zijn loopbaan te vervolgen. Zijn werk ontwikkelde zich en voegde zich in de tijd. Wilde schilders namen de plaats in van conceptuele kunstenares. De kunstenaar Jan de Bruin werd leraar, maar bleef tegelijk ook kunstenaar, om zo uiteindelijk ook Marty Poorter als leerling op zijn pad te ontmoeten. Twintig jaar geleden ging ook zij haar eigen weg als kunstenaar. Een late roeping was het, maar beter laat dan nooit. Want wat is tijd?

Deze tentoonstelling roept bij mij een gevoel op van de tijdelijkheid der dingen, maar tegelijk een herinnering die blijft en daar bovenuit stijgt. Twaalf jaar geleden opende ik al eens eerder een tentoonstelling van Marty Poorter, destijds in Oudkerk  en vandaag opnieuw, hier ergens tussen Moskou en Petersburg, een verlaten uithoek van Friesland, waar de tijd lijkt stil te staan. De tiid hâldt gjin skoft, zeggen de Friezen. Hij knaagt aan alles en is onherroepelijk. Soms kruisen onze wegen elkaar en dan gaan ze weer voor jaren uiteen. In een van de ogenschijnlijk vluchtige notities van Jan de Bruin las ik een zin, die wellicht alles samenvat. Eigenlijk nu ik terugdenk aan alle tijden en één voel hoe alles is of was, weet ik zeker hoe ik boven alle echo’s uitstijg.

Dat zijn mooie woorden, gelaten en wijs, Chinees bijna in hun aanvaarding van de loop der dingen, de eigen weg die de tijd gaat en waarvan het geheim ongrijpbaar is, ook voor een kunstenaar en zelfs voor een leraar. Of om nogmaals met Zhuang Zi te spreken. Zo hebben de mensen van  vroegere ook de kunst die zij niet konden overdragen meegenomen in het graf. Daarom zeg ik: de woorden die u hoort zijn maar afval.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)