De vonken sprongen er vanaf gisteravond, toen de Sloveense filosoof Slavoj Žižek in het programma Tegenlicht zowat een uur lang aan het woord werd gelaten. Hij werd geconfronteerd met uitspraken van deskundigen die in eerdere uitzendingen van Tegenlicht aan het woord waren geweest. Staande in een arena van videoschermen reageerde Žižek op kwesties als de economische crisis, de ecologische crisis, de veiligheidscrisis en de crisis van de democratie. Hij deed dat als een bokser die in de ring staat, met volle overgave, ook in fysiek opzicht. Af en toe wreef hij op een reflexachtige wijze aan zijn neus, een rare tic die mij altijd doet denken aan het neurotische gebaar van Catherine Deneuve in de film Repulsion van Polanski. Žižek is van oorsprong filmdeskundige. Zijn eerste boek las ik zo’n tien jaar geleden, Schuins beziend. Het ging over de theorie van de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan, maar dan toegepast op de films van Hitchcock. Sindsdien ben ik Žižek gaan volgen, vooral nadat ik een indringend essay van hem las, kort na de aanslagen van 9/11: Welcome in the desert of the real. Žižek is voor mij een van de belangrijkste filosofen van dit moment.
Niet dat ik hem altijd begrijp, integendeel. Ook gisteravond vond ik hem soms moeilijk te volgen. Het is lastig om te bepalen waar Žižek nu eigenlijk staat. Hij ontpopt zich steeds meer als een fel criticus van het hedendaagse mondiale kapitalisme, dat volgens hem in een diepe crisis verkeert. Tegelijk koketteert hij als ex-dissident uit het voormalige Oostblok met het communisme dat niettemin ook in zijn optiek een ideologie is die zijn tijd heeft gehad. Maar wat dan? Žižek provoceert, maar is moeilijk te plaatsen. De wereld deugt niet, dat is wel duidelijk. Maar in tegenstelling met wat hij een paar jaar geleden beweerde, moeten wij de oorzaak van dat manco niet zoeken in de psychologie van de mens, die als een onverzadigbare rat in het dolgedraaide systeem van het kapitalisme achter de staart van zijn eigen begeerte aan holt, maar in een fundamenteel gebrek in het kapitalistisch systeem zelf.
Kapitalisme heeft iets kwalijks in zich, zodat de basisregel van de moraal (‘doe een ander niet aan, wat jezelf ook niet aangedaan zou willen worden’) niet meer werkt. Mensen worden juist aangespoord om deze basisregel te overtreden en zichzelf steeds meer te verrijken. Dat is immers goed voor het systeem. Wie hiervan afwijkt is in feite asociaal. Sociaal zijn betekent: eerst je zelf verrijken en dan liefdadigheid preken, zoals Bill Gates and George Soros dat doen , de charitatieve miljardairs van tegenwoordig. Zij houden de illusie in stand dat er zoiets als een frictieloos kapitalisme zou kunnen bestaan. Maar deze hypocriete liefdadigheid is juist de fopspeen van het systeem. Sterker nog, het is het is laxeermiddel met chocoladesmaak dat door het systeem zelf op de markt wordt gebracht. Per saldo is het kapitalistisch systeem destructief, vooral als het mondiale trekken krijgt en een uiterst complexe – en in principe onbeheersbare – machinerie wordt waarin alles met alles te maken krijgt.
Grote problemen als de klimaatcrisis en de bedreigde ecologie blijken op mondiaal niveau niet meer oplosbaar te zijn, niet door de vrije markt maar, ook net door de staat of een overlegorgaan van staten. Dat is misschien wel de grootste bedreiging die in deze tijd op ons af komt. In feite ziet Žižek daar geen oplossing voor, zoals dat bij met meerdere grote problemen aan de hand is. Hij signaleert vooral, analyseert scherp, maar als het erop aan komt aarzelt hij. Zo ook bij Afghanistan. Zijn analyse gisteravond was dodelijk voor de Verenigde Staten. Zij hebben immers zelf ertoe bijgedragen dat Afghanistan, dat veertig jaar geleden nog een van de meest tolerante islamitische landen was, nu een mislukte staat is geworden. De missie in Afghanistan is ontstaan uit wraak op Al Qaida, maar die is daar allang niet meer te vinden. Wie Al Qaida zoekt in Afghanistan, zoekt een muntstuk – dat in een donkere steeg in de nacht is verloren – onder een lantaarnpaal, omdat daar toevallig het licht schijnt. Maar weggaan uit Afghanistan is ook geen optie volgens Žižek, omdat het land dan binnen een half jaar weer ten prooi valt aan de Taliban. Nu weggaan is de goedkope morele uitvlucht van links. De PvdA kon het in zijn zak steken.
Žižek zag een nieuw autoritair kapitalisme ontstaan – zoals in China – met een van bovenaf gestuurde economie. Een kruising dus tussen communisme en kapitalisme waarin de democratie het kind van de rekening wordt. Het idee dat vrijemarkteconomie vanzelf democratie voortbrengt is daarmee verleden tijd. Het ideaal van de democratie lijkt mondiaal gezien op zijn retour te zijn, ook in het vrije westen. De opkomstcijfers bij verkiezingen lopen terug en de verschillen tussen de partijen worden steeds kleiner. In plaats van de traditionele polarisering tussen links en rechts ontstaat er een nieuwe basale tegenstelling met aan de ene kant alle traditionele partijen van links, centrum en rechts , die in een soort technocratisch grijs middenveld veranderen, en aan de andere kant het nationalistisch populisme dat in heel Europa aan de winnende hand is. Žižek ziet in Berlusconi een symptoom van een nieuw soort ‘totalitaire democratie’, Een schertsfiguur trekt alle macht en media naar zich toe en laat het individu in moreel en economisch opzicht achter in een vacuüm van vrijheid.
Steeds duidelijke werd gisteravond dat de werkelijke crisis, die Žižek ziet ontstaan, een morele crisis is. Het systeem werk niet meer, omdat er structureel iets mis is met de moraal. Het individu is een vrij-zwevend atoom geworden dat geen enkele bedding meer heeft in een symbolische orde van hogere warden. De religie kan hierin niet langer uitkomst bieden, zeker in het Westen niet. Maar wat dan? Lange tijd heeft Žižek zich intensief met religie bezig gehouden, vooral met het christendom. Hij wilde de materialistische kern uit de christelijke ideologie weghakken, omdat hij het vermoeden had dat Christus veel gemeen had met Marx en Lenin. Maar dit project lijkt hij nu te hebben opgegeven. Alle religies hebben gefaald als het gaat om het streven naar een betere wereld, omdat elk moreel adagium in de heilige boeken – of het nu de Bijbel is of de Koran – gemakshalve ook zijn tegendeel kent. Hebt uw naasten lief, maar trek ten strijd als het geloof daarom vraagt. Dat schiet dus niet op zo, als je een betere wereld wilt voor iedereen, ook voor degenen die niet zijn geroepen of uitverkoren.
Zonder met zijn ogen te knipperen pleitte Žižek voor een nieuwe moraal en een nieuw soort sociale discipline. Een neocommunist die opeens het ethisch reveil van Balkenende ontdekt? Is dat geen vos, die zijn oude streken nog niet verloren heeft, en nu de passie preekt? Opvallend weinig verwijst Žižek naar de filosofen van de Verlichting, zoals Spinoza of Kant, terwijl juist bij hen de problematiek van de fundering van de moraal bij uitstek te vinden is. Waar moet die nieuwe moraal, die Žižek bepleit, op gebaseerd zijn, als oude ideologieën versleten zijn en ook religies geen antwoord beiden op de problemen van deze tijd? Als de staat het niet meer weet, en ook de vrije markt niet blijkt te werken? Žižek bokst in de ring, niet als ‘een politicus zonder partij’, maar als ‘een filosoof zonder geloof’. Dat laatste pleit voor hem. Zijn betoog is allesbehalve consistent, maar hij begeeft zich wel op de huid van de tijd. Žižek levert geen antwoorden, maar stelt wel indringende vragen.