Vijftig jaar na dato
Een van de misleidende ideeën die de geschiedenis kan oproepen is de onvermijdelijkheid der dingen. Alles moet gebeuren, omdat het gebeuren moet. Als je alles weet, kun je niet alleen alles begrijpen, maar ook inzien dat het niet anders had gekund. We zijn geneigd de geschiedenis op te vatten als een natuurkundig fenomeen, zoiets als een gigantisch gasmengsel. Als je de posities van alle moleculen kent, waaruit het mengsel bestaat – hun energie, hun beweging, de richting waarop ze georiënteerd zijn – dan zou je, door het toepassen van een integratie-formule, elke toekomstige toestand van het gasmengsel kunnen bepalen. Omgekeerd zou dat ook voor het verleden gelden. Als je het heden kent in al zijn minuscule partikels, dan is elk willekeurig moment uit de geschiedenis exact te reconstrueren. Deze redenering is onzin natuurlijk, maar toch zijn we geneigd allerlei natuurkundige wetmatigheden – die binnen de natuurkunde zelf overigens allang achterhaald zijn – toe te passen op de geschiedenis.
Ik moest hieraan denken, toen ik in de krant las, dat het gisteren vijftig jaar geleden was, dat de Italiaanse wielrenner Fausto Coppi overleed. Dat is zo’n keihard feit die de geschiedenis overzichtelijk maakt. De dood van elk mens heeft een datum, waar niet aan te tornen valt. Over de doodsoorzaak mogen dan nog steeds allerlei wonderlijke verhalen de ronde doen, feit is dat Fausto Coppi op 2 januari 1960 overleden is. Daar helpt geen lieve moeder aan, ook na een halve eeuw niet. Morgen is het vijftig jaar geleden dat Albert Camus om het leven kwam bij een auto-ongeluk. Op 26 augustus j.l. heb ik daar in mijn log De dood van Albert Camus uitgebreid aandacht aan besteed, nadat ik van Jelle Breuker een aantal foto’s had gekregen van de locatie van het ongeluk en de omgeving van het dorpje Villeblevin. Op 11 november j.l. reageerde Marc Noording op dit log met verwijzing naar een korte filmreportage op internet, die kort na het ongeluk is gemaakt. Aan de hand van al die beelden vallen de puzzelstukjes in elkaar en is na vijftig jaar vrij goed te reconstrueren wat er destijds precies gebeurd is.
Het viel mij op dat in geen enkele krant dit weekend aandacht wordt aan de dood van Camus. Het herdenken heeft zo zijn eigen rituelen. Wellicht is dat in Frankrijk anders is, maar hier in Nederland roept de dood van Fausto Coppi kennelijk meer historische verwondering op dan de dramatische dood van een van de grootste filosofen uit de vorige eeuw. De geschiedenis bestaat niet. Wat wij geschiedenis noemen is een selectie van beelden die telkens opnieuw in het heden wordt gemaakt. Wie voor die selectie verantwoordelijk is blijft doorgaans in nevelen gehuld. We geloven liever dat de geschiedenis een overzichtelijk geheel van vaststaande feiten is, dan een wonderlijk tapijt van verhalen dat voor onze ogen in het heden geweven wordt. De geschiedenis ligt immers vast, zo denken wij. Alles is onvermijdelijk. Het is gebeurd, omdat het gebeuren moest.
Surfend op internet vond ik een wonderlijk filmpje. Het is een interview met John F. Kennedy, dat onlangs uit het niets is opgedoken. Je hoort een geluidsband met de stem van Kennedy op 5 januari 1960. Dat is overmorgen dus precies vijftig jaar geleden. Kennedy staat aan de vooravond van een beslissend jaar in zijn leven, waarin hij als outsider – en eerste katholiek – tot president van de Verenigde Staten zou worden gekozen. Je zou verwachten dat Kennedy blaakt van zelfvertrouwen, net zoals Obama dat deed twee jaar geleden na zijn beroemde speech in Iowa op 3 januari 2008 – vandaag op de dag af twee jaar geleden. Het tegendeel is het geval. Kennedy twijfelt en is zeer onzeker. Hij maakt zich zorgen over zijn toekomst. Hoe het met hem verder moet, als hij de verkiezingen gaat verliezen. Kennelijk hield Kennedy er serieus rekening mee, dat hij het niet zou redden en dat zijn carrière volledig in het slop zou raken. Als geen ander wist hij, dat er maar een hele dunne grenslijn bestaat tussen falen en succes. De geschiedenis had net zo goed heel anders kunnen verlopen.