Het is een bekend gegeven dat de intensiteit van het daglicht invloed heeft op het menselijk gemoedsleven. Bij de een is dat meer, bij de ander wat minder het geval. Ik behoor tot de categorie die in dit jaargetijde behoorlijk chagrijnig kan worden. ‘Was het maar weer advent!’ verzuchtte ooit de stalmeester van Wim Sonneveld. Welnu, als de adventsperiode nadert, kruip ik het liefst diep onder de wol. Ik haat november en vooral die grauwe, grijze luchten. Volgens mij is er niets mystieks aan dat onbestemde licht van deze dagen. Het is licht zonder leven, het licht van de dood. November is de ideale maand om je van kant te maken. Een paar jaar achtereen gingen we in deze tijd een weekendje naar Ameland. ‘Kunstmaand Ameland’ had je daar toen. Ik geloof zelfs dat het nog steeds bestaat. Zo’n inventief idee van de plaatselijke VVV om het vakantieseizoen met een maand te verlengen. Waar kunst al niet goed voor is.
Op een keer hebben ze me zelfs gevraagd om eens op te schrijven waarom het novemberlicht op Ameland zo bijzonder is. ‘U vraagt, wij draaien,’ moet ik toen hebben gedacht, want de tekst die ik voor die gelegenheid geschreven heb, bevat de grootse leugens die ik ooit aan het papier heb toevertrouwd. Telkens als ik op Ameland kom, word ik bevangen door een diep gevoel van troosteloosheid. In de maand november wordt die gewaarwording alleen nog maar versterkt door het gebrek aan licht. Dit Waddeneiland wordt dan een eldorado voor ieder die behept is met suïcidale neigingen. Alleen die namen van de plaatjes al: Hallum, Ballum. Nes… je wordt er niet vrolijk van. Zelfs een Nobeltje kan je niet meer opvrolijken, als je eenmaal bevangen bent door de Weltschmerz die op dit eiland intenser wordt gevoeld dan waar dan ook. Gisteren vond ik onderstaande tekst terug over het novemberlicht op Ameland. Een trouwe lezer stuurde mij per mail bovenstaande foto, die ruim drie jaar geleden van mij is genomen. Die foto heeft niets met deze tekst van doen, behalve dan dat je er ook niet vrolijk van wordt.
Ik speel hier de rol van kip zonder kop. Mijn kippenkop had ik eventjes afgezet. Er was ook nog een ossenkop bij, maar die had zijn kop onderweg al verloren, toen we hals over kop een goed heenkomen zochten, nadat we op een ietwat melige wijze verkleed als kip en os een poëziepresentatie in boekhandel De Tille in Leeuwarden hadden verstoord. De aanleiding was een verschil van mening over een bloemlezing van Friese poëzie. Mijn God hoe heette die ook al weer? ‘Natte droom in blauwe regenjas’, ‘Blauwe droom in natte regenjas’, afijn iets van dien aard. Er zat in ieder geval ‘blauw’ in de titel. En ik was de kip zonder kop dus. Soms weet je zelf niet hoe je eruit ziet, en dat is maar goed ook. Het is net als met dat novemberlicht. Met woorden kun je liegen alsof het gedrukt staat. Hoe beter de zinnen gaan klinken, hoe meer je moet oppassen, dat ze niet met jou aan de haal gaan. Met poëzie is het niet anders. Kijk maar, er staat niet wat er staat. Ik zeg niet wat ik denk, en ik doe niet wat ik zeg. De taal is een masker en de wereld één grote maskerade. Novemberlicht op Ameland is het ergste wat er is.
***
Tames Oud, Ameland
Van alle Waddeneilanden is Ameland van oudsher het eiland dat kunstenaars het meest heeft aangetrokken, maar ook de meeste kunstenaars heeft voortgebracht. Leendert Scheltema, Henri Frederic Boot, Otto Hanrath, Johan Hemkes, Germ de Jong, en Tames Oud, zij allen ging er prat op een Amelander kunstenaar te zijn, ook al waren ze er vaak niet eens geboren. En ook als ze er wel geboren waren, zoals Tames Oud die er als tiener al wegtrok om de wijde wereld te ontdekken, ze bleven dromen van dat wonderlijke landschap, de duinen, de zee, van het kale silhouet van die vreemde eenzame bomen tegen een grijze winterlucht langs de kant van de weg naar Hollum. Ameland lijkt gemaakt voor kunstenaars. Het is een eiland waar je niet alleen de wereld opnieuw kunt ontdekken, maar vooral ook jezelf. Het Amelandgevoel is moeilijk te benoemen. Misschien zit het wel in ieder mens. Misschien is het alleen maar door een kunstenaar uit te drukken. Of het moet een dichter zijn, zoals Gerard den Brabander, die ooit de volgende woorden schreef over het werk van de schilder Germ de Jong:
En schiep ons boerderij en schelf
En het woelen van de zee en stranden
En wist het niet en was het zelf.
Ook de Friese dichter Douwe Kalma had een bijzondere band met Ameland. Heel zijn leven verlangde hij terug naar dit eiland, dat in zijn dromen samenviel met het mythische eiland Forsete, dat ooit naast Helgoland moet hebben gelegen, en zo tot de oudste grond van de Friezen moet hebben behoord. Hjj schreef gedichten over de herfst op Ameland, maar ook een toneelstuk over zijn geliefde eiland met de veelzeggende titel ’Noarderljocht’ (Noorderlicht). Ameland is een plek die blijkbaar een dichterlijk soort heimwee kan oproepen, ook als je er niet eens geboren bent. Amelander ben je dan ook niet door geboorte. Je moet het worden tijdens je leven. Eens weet je wat het is door in de verlatenheid van dit landschap een bijzondere ervaring op te doen, een gewaarwording van de natuur die een onuitwisbare indruk achterlaat. Dat was ook pre- cies wat Douwe Kalma in zijn jonge jaren op Ameland is overkomen. Toen hij, komende van de duinen, voor het eerst de Noordzee zag,.moet dit voor hem een subliem moment zijn geweest. Een ervaring die hij later als volgt beschreef:
“Toen na een stuk door vlakke duin weide, wond het pad zich nogmaals omhoog, we liepen in een holte tussen twee hoge duinen in, snel werd het ruisen zwaarder en krachtiger – ik keek en de zee lag daar, schuimend aan de oever, rondom levend, door de wind beroerd, oneindig. Men beleeft vaak dat men bij het aanschouwen van een nieuw groot natuurtafereel een moment geen woorden vindt. Maar deze keer kwam het me voor alsof ik niet alleen de woor den, maar ook de spraak zelf verloren had. Op die manier kwam je alleen mensen en ver schijnselen tegen, waar van men weet, op dat moment, dat ze je leven zullen beheersen.”
Ameland heeft dus kennelijk iets bijzonders, iets wat andere Waddeneilanden niet hebben. Of in ieder geval in mindere mate. Beeldende kunstenaars hebben vaak gevoelige antennes voor dat soort onbenoembare kwaliteiten van een plek. Plaatsen als Bergen, Laren, St. Martens Lathem, Worpswede en Barbizon hebben om allerlei rede nen een magnetische aantrekkingskracht uitgeoefend op kunstenaars. Ze trokken erheen, vestigden zich in kleine kolonies en schilderden het landschap, omdat de omge ving anders was dan elders. Niet zelden werd dat andere veroorzaakt door het licht. Zoals het laatste wat een vis ontdekt de aanwezigheid van water is, zo blijft het oog van een gewone sterveling vaak blind voor de kwaliteiten van het licht. Licht is er altijd en overal, maar er zijn plekken op de wereld waar het iets bijzonders heeft. Ameland is zo’n plek. Het landschap van zee en duinen lijkt een onveranderlijk decor voor een altijd wisselend spel van licht en wolken. Dit lumineuze spel van de natuur verandert niet alleen met het uur van de dag, maar ook met de wisseling der seizoenen. Juist in november is het licht op Ameland op zijn mooist. Novemberlicht is geen eenmalig afscheid, maar een belofte van eeuwige wederkeer. De natuur is levende dood. De zomer komt weer terug.