Jezus van Nazareth, feit en fictie

Paul Verhoeven heeft een boek geschreven over Jezus van Nazareth. Ik heb het nog niet gelezen. Ik ga het ook niet lezen. Wat ik erover gelezen heb in interviews in kranten en op tv, maakt mij niet nieuwsgierig. En dat terwijl Verhoeven er toch alles aan doet om mij nieuwsgierig te maken. Tal van sensationele stellingen zijn al in de media geventileerd. Jezus zou bij Maria verwekt zijn door een Romeinse soldaat. Hij zou een terrorist ‘avant la lettre’ zijn geweest.  Als hij nu zou leven, dan zou hij nog het meest op Che Guevarra lijken en Verhoeven zou ook zeker bang voor hem zijn. Verhoeven verzet zich tegen het beeld van Jezus dat door de Kerk al eeuwenlang is gepropageerd en ook in de hedendaagse beeldcultuur wordt geëxploiteerd. Dat is het beeld van de lijdende Christus, zoals dat bijvoorbeeld in de film ‘The passion of Christ’ sterk wordt uitvergroot.

Verhoevens stelling dat de historische Jezus een andere is dan die we nu denken te kennen is niet nieuw. De historische kritiek op wat over Jezus in de Evangelies staat is al een paar eeuwen oud. Al in de tijd van de Verlichting ontstond in Europa kritiek op de als onaantastbaar beschouwde Evangelie-teksten en de kerkelijke  dogma’s. Na de Verlichting kwam het historisch onderzoek in de negentiende eeuw goed op gang en die hersteloperatie in de beeldvorming duurt eigenlijk voort tot op de dag van vandaag.

De ontdekking van de Nag Hammadi geschriften in 1945 brachten dit historisch onderzoek in een stroomversnelling. Die geschriften hebben nieuw licht geworpen op de relatie tussen gnostiek en het vroege christendom, en ook de historische figuur van Jezus van Nazareth komt door dat alles steeds meer in een ander verband te staan. Paul Verhoeven verwierf zijn inzichten door jarenlange zelfstudie, maar vooral ook door zijn lidmaatschap van het Amerikaanse ‘Jezus Seminar’, een genootschap van Bijbelgeleerden dat op zoek is naar de ware, historische figuur van Jezus, los van alle latere verzinsels. Die operatie heeft bijna een obsessief karakter gekregen en Verhoeven raakte mede in de ban van deze onderneming.

Het probleem met dit soort benaderingen is dat, wat je erin stopt, je er ook weer uit krijgt. Wie uit wetenschappelijk oogpunt uit is op de correctie van de historische beeldvorming van de figuur Jezus van Nazereth zal uiteindelijk uitkomen op een ander beeld, maar daarmee is zijn begrip van wat er met de historische feiten is gebeurd niet toegenomen. Het belang van de figuur Jezus Christus ligt niet in zijn historische verschijning, maar in de wijze waarop zijn persoon door hemzelf en zijn navolgers is geïnterpreteerd. Die interpretatie is vastgelegd in een tweetal dogma’s: de Drie-eenheid en de Incarnatie. Daarin ligt het belang van het Christendom en dat belang overstijgt de historische feiten. Of je nu wel of niet in de waarheid van die dogma’s gelooft, doet niet ter zake. Wie geïnteresseerd is in het christendom, zal de essentie van dat geloof in die dogma’s moeten zoeken. Kortom: in de kracht van de universele en tijdloze symboliek en niet in de kwetsbaarheid van de historische feiten.

Bij het dogma van de Drie-eenheid bijvoorbeeld gaat het erom dat dit niet alleen voor de historische figuur van Jezus van toepassing is, maar nog altijd voor ieder mens. De Drie-eenheid is een triade die zich als een existentieel diagram in elk leven manifesteert; de Vader als het onbereikbare Absolute dat aan alles ten grondslag ligt, de Zoon als het Gods woord dat uit de Vader uitstroomt en zich in elk leven aandient, en de Heilige Geest die als de Liefde niet alleen God met de mens, maar ook de mens met God en de mens met de medemens verbindt. Dit schema wordt mogelijk omdat Gods woord zich in een menselijk leven heeft gemanifesteerd. Anders gezegd: omdat God geïncarneerd is in een sterfelijk mens. Dat dogma van de Incarnatie is door de historische figuur van Jezus Christus mogelijk geworden. Daarin ligt dus het belang van Jezus van Nazareth. De exacte historische feiten over zijn leven zijn daaraan uiteindelijk ondergeschikt.

Drie jaar gelden gaf ik een reeks lezingen aan de Academie Minerva in Groningen over het thema ‘Kunst in tijden van terreur’. In mijn laatste lezing heb ik een verband proberen te leggen tussen een viertal uitzonderlijke typen mens, die zich in de geschiedenis hebben gemanifesteerd: De Messias, de kunstenaar, de psychoticus en de terrorist. Elke tijd heeft zijn oriëntatie binnen dit schema om uitzonderlijke figuren een plaats te geven. Ik denk dat de figuur Jezus Christus in zijn eigen tijd vooral als Messias werd gezien, maar achteraf beschouwd zeker ook aspecten van de typen kunstenaar, psychoticus en terrorist in zich had. Die vier etiketten zijn historisch bepaald en hangen samen met veranderlijke zienswijzen op het verschijnsel mens, op uitzonderlijk gedrag en op de wereld als geheel.

Onze tijd wordt gekenmerkt door een bijna totale ongevoeligheid of zelfs blindheid voor begrippen als ‘transcendentie’, ‘ziel’ en ‘God’  Hoe vreemd het ook mag klinken, zo’n gevoel voor transcendentie is voor terroristen een van de vele aantrekkelijke kanten van religieus geweld en gaat verder dan de  aantrekkingskracht van het bereiken van hun doel.  De wereldwijde opkomst van het islamitisch fundamentalisme hang nauw samen met deze teloorgang van transcendentie in de westerse beschaving.
Dat proces is al een tijdje aan de gang.

In feite loopt dat proces gelijk op met ontmythologisering van de religie en de historische ontmanteling van het beeld van Jezus van Nazareth. De historische feiten verdringen steeds meer de universele symboliek. Het symbool en het dogma werden verdreven door de toenemende fixatie op het objectieve feit. Zelfs een beeld is een feit geworden. Het religieuze symbool is op sterven na dood. Daar dit soort geruisloze processen ontstaat er zoiets als het ‘Godvormig gat’. Het beeld van een God past niet meer in deze westerse wereld, of beter gezegd in het wereldbeeld dat in het westen is ontstaan. Over dit ‘Godvormig gat’, dat Jean Paul Sartre voor het eerst als zodanig heeft benoemd, heb ik eerder geschreven in mijn log De Duivel en God. In dit ‘Godvormig gat’ verdwijnt ook de historische figuur van Jezus van Nazareth. De fictie wordt van de feiten ontdaan, maar onderwijl verdwijnt de gevoeligheid voor de symboliek in een onzichtbaar proces.

Dat proces, waarin gevoeligheid voor transcendentie en symboliek stilaan plaatsmaken voor een fixatie op letterlijkheid en feitelijkheden, is niet in beelden te vatten. Het beeld op zich zelf zou immers niet meer symbolisch begrepen worden. Je kunt daar ook moeilijk een film over maken. Zelfs in een kunstwerk is het niet of nauwelijks nog weer te geven. En toch, één beeld zegt soms meer dan een heel boek. Eergisteren kreeg ik een mail van Femke van Dam. Zij was een van de studenten op Academie Minerva die destijds mijn lezingen heeft gevolgd over kunst in tijden van terreur. Ze heeft een installatie gemaakt in een warenhuis in Assen. Het heet ‘Het Godvormig gat in de consumptiemaatschappij’.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)