De kuiten van Anne

Gisteravond om kwart over acht kwam Anne weer eens even langs. Pats boem op de bank. Opeens viel het me op hoe dik de kuiten van Anne zijn. Mijn God wat een dikke kuiten heeft die jongen. En ook zo behaard.  Het is maar goed dat je de mijne niet op de foto kunt zien, want die zouden maar schamel afsteken, als een stel bleke melkflessen. Anne heeft berenkuiten. Dikke kuiten krijg je niet zomaar, daar moet je iets voor doen. Je kuiten hebben veel gewicht nodig om zich te ontwikkelen. Daarvoor moet je dagelijks en met veel discipline kuittrainingen doen. Gespierde mannen trainen hun kuiten soms wel met dertig kilo tegengewicht op een speciale kuitmachine. Alleen met  gewichten immers kun je echt grote kuiten ontwikkelen. Ik weet niet of Anne met gewichten werkt. Ik heb het hem nooit gevraagd. Het zou me overigens niet verbazen, maar toch denk ik van niet. Wel weet ik dat hij zo af en toe stevige looptrainingen doet.

Kuiten moet je goed onderhouden. Voor een volledige ontwikkeling van je kuitspieren heb je ook heel specifieke oefeningen nodig. Je kuiten bestaan namelijk uit twee spieren over elkaar heen: de ‘gastrocnemius’, de grote kuitspier die je kunt zien, en de ‘soleus’ die daaronder ligt. Als je benen gestrekt zijn tijdens een kuitoefening worden voornamelijk de gastrocnemius-spieren getraind. Om je soleus-spieren  te trainen moeten je benen gebogen zijn. Dat is dus een stuk lastiger. Verder is het een kwestie van doorzetten. Bij de meesten ontwikkelen de kuitenspieren zich het minst snel, maar ze zullen groeien als je ze maar aan blijft pakken. Het is echter niet aan te raden om je kuiten iedere dag onder handen te nemen, want ook je kuiten kunnen overtraind raken. Volgens mij zijn de kuiten van Anne lichtelijk overtraind. Ze hebben rust nodig. Het zijn kuiten die te veel kuit zijn geworden.

De juiste vorm van de kuit is heel belangrijk. Je hebt ook verschillende soorten kuiten. De trompetkuit, de ballonkuit, de vaaskuit, de kogelkuit, de peerkuit, de eierkuit, de meloenkuit, de flessenkuit, en de elipskuit. De kuiten van Anne zijn eigenlijk niet goed thuis te brengen. Ze behoren tot geen van bovengenoemde categorieën. Ze doen ook nergens aan denken. Mij in ieder geval niet. Eigenlijk kun je het nauwelijks kuiten noemen. Als je ze een naam zou moeten geven, dan is ‘bomkuiten’ misschien nog het meest op zijn plaats. Anne heeft bomkuiten. Het zijn dreigende kuiten. Ze hebben iets verontrustend, bijna iets onheilspellends. Soms denk, als ik zijn kuiten zie: dit gaat niet goed. Ze knallen nog eens uit elkaar. Maar het gaat altijd goed.

De kuiten van Anne zijn ook kwetsbaar. Meer nog dan zijn achilleshiel vormen juist de kuiten zijn zwakke plek. Om die te beschermen draagt Anne dan ook een speciaal soort schoenen: kuitschoenen. Die zijn zo gemaakt dat de kuiten onder het lopen nauwelijks worden belast. Kuitschoenen hebben ook bijzondere hakken: nullehakken. Anne loopt altijd op nullehakken. Ik heb dat nooit zo goed begrepen, maar gisteravond heeft hij me dat nog eens haarfijn uitgelegd. Nullehakken lopen zonder dat je het in de gaten hebt. Je krijgt er een beetje zwevend gevoel van, alsof je als vanzelf wordt voortbewogen. De woorden vallen ook zomaar op hun plaats, als je de nullehakken hun vederlichte werk laat doen. Vooral dichters zijn dol op nullehakken. Het verhaal gaat dat Kurt Schwitters ooit op nullehakken heeft gelopen. In ieder geval Rimbaud, want die schreef ooit de gevleugelde woorden:

Ik zal op pad gaan in het zomers avondblauw,
Geprikt door korenaren over dun gras lopen:
Verdroomd zal ik mijn nullehakken drenken in de dauw
En ik zal door de wind mijn haren laten dopen.

 

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)