Modderpoel des verderfs

Bij het opruimen van mijn boekenkast stuitte ik gisteren op een boek waarvan ik niet meer wist dat ik het had: ‘Icon and Idea, the function of the art in the development of human consciousnes’. Het is geschreven door Herbert Read, de beroemde Engelse kunstfilosoof. Ik heb het boek nooit gelezen. Ooit kocht ik het antiquarisch voor f. 10, 95, want dat bedrag staat voorin met potlood vermeld. Ook de naam van de vorige eigenaar staat daar te lezen: M. In ’t Veld. Hij kocht het op 6 september 1967, want die datum staat onder zijn handtekening. Verder zitten er een paar keurig opgevouwen krantenknipsels in. Die zijn allemaal van minutieuze aantekeningen voorzien. Sommigen zijn zelfs met plakband in de naad van het boek geplakt. Ze dateren uit de periode september 1967 tot februari 1968 en verschenen in het Haags Dagblad. De meeste gaan over filosofische onderwerpen en ze zijn vrijwel allemaal geschreven door dr. F. de Graaf .

Het meest intrigerend is een ansichtkaart die ook met plakband in de naad bevestigd was. Hij is gepost in Antwerpen, maar het poststempel (‘Postnet’) vermeldt geen datum. Dezelfde M. In ’t Veld blijkt ook de afzender te zijn. Daarboven staan – veel kleiner weliswaar – ook nog ‘RC’ en ‘Ad’ vermeld. De kaart is destijds gestuurd naar de Gemeentelijke Sociale Dienst Afd. A.E. en A. Prinsegracht 25 in Den Haag. De afbeelding voorop de kaart laat ‘De Keiserlei’ of ‘Avenue de Keyser’ in Antwerpen zien. De foto is bij avond genomen met een lange sluitertijd getuige de lichten van de auto’s die lichtstrepen in het beeld hebben nagelaten. Naast de plaatsaanduiding, linksboven op de achterkant van de kaart, staat met potlood tussen haakjes het volgende vermeld: (‘modderpoel des verderfs’).

Als is zoiets lees, dan val ik in een diepe put van verwondering. Wat kan met deze woorden bedoeld zijn? De foto oogt heel onschuldig. Het is een drukke boulevard bij avond met winkels, hotels en wat lichtreclames. Zo te zien zijn in de verste verte geen nachtclubs, casino’s of bordelen te bekennen. Waarom dan een ‘modderpoel des verderfs’ ? Heeft de afzender dit als vingerwijzing aan zijn collega’s bij de Sociale Dienst willen meegeven? Pas op, in Antwerpen is het één groot Sodom en Gomorra? Ik kan het me haast niet voorstellen. Of is het een subtiele grap die ik niet kan vatten, omdat ik de context mis? De woorden zijn met potlood geschreven in tegenstelling tot de adressering die zo te zien met vulpen is neergezet. De overige afzenders ‘RC’ en ‘Ad’ hebben met ballpoint gesigneerd met verschillende tinten blauwe inkt. De woorden ‘modderpoel des verderfs’ kunnen dus ook later zijn toegevoegd, toen de kaart al weer in het bezit was van de afzender. Maar dat maakt het allemaal niet minder raadselachtig.

De bewaarde krantenartikelen geven ook weinig aanwijzingen over de identiteit van mijnheer M. in ’t Veld. Is het wel een man? Het handschrift zou ook van een vrouw kunnen zijn. Het is in ieder geval heel precies. Typisch een ambtenaar zo te zien. Of was hij soms de de directeur van de Sociale Dienst? De behandelde onderwerpen in de krantenartikelen variëren van ‘Augustinus en Nietzsche, deel II’ tot een bedreigde buurt bij de Zijdeweg in Wassenaar. Verder is er een serie artikelen over ‘Ding en voorwerp’, waarbij verschillen aspecten van dit thema systematisch worden behandeld en de auteur zich laat kennen als een trouwe volgeling van Heidegger. Zo passeren allerlei onderwerpen de revue, zoals ‘De economie beheerst onze moderne wereld’,’Descartes maakte de mens tot subject’ en ‘Ding als verbinding van hemel en aarde’. Ook is er een groot interview met de beeldhouwer Henry Moore naar aanleiding van de toekenning van de Erasmusprijs die aan hem – zo lees ik – op 3 mei 1968 door Prins Bernard zal worden uitgereikt tegelijk met de tentoonstelling die dan in Museum Kröller Müller geopend wordt.

Tenslotte is er nog een uitgebreid interview met de filmer Jean Marie Straub over zijn nieuwste film ‘Kroniek van Anna Magdalena Bach’. Ik kan me nog herinneren dat die film in première ging. Er was veel over te doen destijds. Het was een film over het leven van Johan Sebastian Bach met lange opnames van Gustav Leonhardt die met een pruik op, achter het klavecimbel, zowat het hele oeuvre van Bach ten beste gaf. ‘Nieuwe cinema’ heette dat. Zo kaal mogelijk filmen. Louter registreren. Geen interpretatie. Elke theatrale expressie was taboe. Er werd niet gesneden of gemonteerd en er waren nauwelijks camerabewegingen. Kortom, een film waarbij je na een kwartier al in een diepe slaap viel. Maar je moest het wel zien, want iedereen was er lyrisch over. Zelfs Willem Duys ging uit zijn dak. ‘Gustav Leonhardt speelt niet Bach. Gustav Leonhardt is Bach.’ ik hoor het hem nog zeggen.

Het boek van Herbert Read draagt de geur in zich van de late jaren zestig. Er bestond toen nog zoiets als hoge kunst, kunst met een grote K, zoals dat heette. De beelden van Henry Moore gaven een goed gevoel over de mens en de mensheid. Het was wat je noemt humanistische kunst, een Erasmusprijs waardig. De twintigste eeuw was de eeuw van de beeldhouwkunst, zoals A.M. Hammacher beweerde. De doorboorde sculpturen van Moore waren de meest concrete manifestaties van de plastische vorm in de ruimte. Totdat Roald Dahl daar zijn prachtige griezelverhaal over schreef. De beelden van Moore zijn daarna nooit meer geworden wat ze ooit zijn geweest. En met Herbert Read is het ook niet best afgelopen.

Zijn boeken, die in de jaren zestig nog volop gelezen werden, zijn daarna door de marxisten afgebrand en in de ban gedaan. Herbert Read was – filosofisch gezien – een idealist die geloofde dat de werkelijkheid niet alleen een product is van economie, basis en bovenbouw, maar mede ook van binnenuit door de menselijke geest werd gecreëerd. Kunst was dan ook geen tijdelijke afspiegeling van macht- en productieverhoudingen in de zich voortslepende klassenstrijd, maar de uiting van een psychologisch proces waarin de evolutie van het menselijk bewustzijn door de eeuwen heen viel af te lezen.

Daar zal dit boek ook wel over gaan, ‘Icon and Idea, the function of art in the development of human consciousness’. Voor de kunst was in die tijd nog een schone taak weggelegd in de evolutie van de menselijke soort. Tegenwoordig geloven we niet meer zo in vooruitgang. Zelfs de marxisten hebben het veld moeten ruimen. Een beeld is een beeld en niet de opmaat van een gedachte. Herbert Read dacht daar heel anders over. ‘Het beeld gaat aan de gedachte vooraf’, zo luidde zijn axioma. ‘We manipulate ideas by logic or scientific method, but we come upon them in the contemplation of images,’ zo lees ik in het voorwoord. Er staat een dikke podloodstreep naast die daar door M. In ’t Veld is neergezet. Wie was die man? Een ambtenaar van de Gemeentelijke Sociale Dienst in Den Haag, die Herbert Read las in zijn vrije tijd, naar Antwerpen ging en daar een ‘modderpoel des verderfs’ aantrof. Zijn ansichtkaart uit een ver verleden offreert mij een schaal vol vragen. De wereld kent meer geheimen dan een eenvoudige geest als ik kan bevroeden.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)