‘De existentiële situatie waarin iemand verdoemenis vreest, verschilt volkomen van de situatie waarin iemand boven alles bang is voor zinloos heid. De dominantie van de laatstgenoemde is voor ons tijdperk wellicht bepalend. Niettemin bestaat de eerstgenoemde voor veel mensen nog steeds, en het contrast kan ons helpen inzicht te krijgen in de verschillende morele perspectieven binnen onze samenleving (…) De overgang tussen beide existentiële situaties lijkt te passen bij een recente verandering in de dominante psychopathologische patronen, al hebben we daarin nog geen helder inzicht. Psychoaalytici hebben vaak opgemerkt dat de periode waarin hysterische patiënten en mensen met fo bieën en fixaties het grootste deel van hun klantenkring vormde, vanaf de klassieke periode van Freud, recentelijk heeft plaatsgemaakt voor een pe riode waarin de belangrijkste klachten draaien om ‘egoverlies’ of een ge voel van leegte, vlakheid, futiliteit, gebrek aan doelgerichtheid, of verlies van het gevoel van eigenwaarde. Welk verband er precies bestaat tussen deze vormen van pathologie en de niet-pathologische situaties die er pa rallel mee lopen, is vooralsnog bijzonder onduidelijk. Om een serieuze po ging te doen hier inzicht in te verwerven zouden we meer greep moeten krijgen op de structuren van het zelf, en daartoe doe ik hieronder een po ging. Maar het lijkt bij voorbaat uiterst aannemelijk dat er een verband bestaat, en dat de betrekkelijk recente verandering in vormen van patho logie de veralgemenisering en popularisering weerspiegelt van dat ‘verlies van horizon’ in onze cultuur, dat enkele heldere geesten sinds meer dan een eeuw aan het voorspellen zijn.’
Charles Taylor, Bronnen van het zelf, de ontstaansgeschiedenis van de moderne identiteit