Leeuwarden mist architectuurmuseum

Op 9 augustus a.s. is het al weer zeven jaar geleden dat Abe Bonnema overleed. Midden in de zomer kneep hij er zomaar tussenuit. Het nieuws van zijn overlijden sijpelde langzaam door in Friesland. Iedereen zat met zijn kop ergens anders of was met vakantie. Slechts weinigen hebben toen kunnen bevroeden dat de grootse bouwmeester, die Friesland heeft voortgebracht, it heitelân nog jarenlang in zijn greep zou houden. Abe Bonnema werd begraven in zijn geboorteplaats Stiens. Ik ben er niet bij geweest op die stille augustusdag, want ik was zelf ook op vakantie. Ik heb Bonnema niet heel goed gekend, maar hij belde me wel eens op, vooral als hij het eens was met iets wat ik had beweerd. Op zondagochtend hing hij dan soms wel een half uur aan de lijn. Vooral in de jaren tachtig, toen ik eindredacteur was van het architectuurtijdschrift BOUD, moest ik vaak van hem horen wat hij van dat blad vond. Het was geen gemakkelijke man, maar ook niet onsympathiek. Hij bemoeide zich overal mee. Ook met zaken waar hij eigenlijk niets mee te maken had. In december 1998 stuurde hij me nog de monografie over zijn oeuvre toe, die dat jaar bij uitgeverij 010 was verschenen, met prachtige foto’s van Jan Versnel. ‘Het essay is geschreven door dr. Marijke Martin en lees je niet als een Bruintje Beerboekje,’ liet hij me in een kort briefje weten.

De uitvaartdienst van Bonnema in de Grote Kerk had geen christelijk karakter, want hij was geen kerkelijk mens. Hij lag opgebaard bij de ingang van de kerk met een tekenpotlood in de hand. In zijn toespraak bij de dienst liet Aegon-topman Kees Storm zich ontvallen dat Bonnema het grootste deel van zijn nalatenschap een museale bestemming wilde geven, waarin plaats zou zijn voor architectuur. De toenmalige burgemeester Loekie van Maaren wist nog van niets en reageerde verbaasd. Een paar dagen later meldde de Leeuwarder Courant dat er een architectuurmuseum in Leeuwarden zou komen volgens de laatste wens van Bonnema. Over de plek van het museum zou nog met het stadsbestuur onderhandeld gaan worden. En op het Stadskantoor wachtte men met gepaste terughoudendheid de verdere ontwikkelingen af. Zo werd het tenminste voor de buitenwacht duidelijk. Jaap van Oene, de bureaumanager van Bonnema Architecten, ging er vanuit dat er een nieuw gebouw voor het architectuurmuseum zou moeten komen, maar zeker was dat toen nog niet. ‘Het bureau uit Hurdegaryp zou dat zelf kunnen doen, maar het kan ook best zijn dat een hele goede vriend van Bonnema de opdracht krijgt’, zo liet Jaap van Oene letterlijk weten.

Daarna werd het een hele tijd stil. Niemand die het nog had over dat architectuurmuseum in Leeuwarden. In januari 2002 – vijf maanden het overlijden van Bonnema – kwam het verrassende nieuws dat het Stedelijk Museum in Alkmaar een tentoonstelling had georganiseerd over het werk van Abe Bonnema. Daar waren al die mooie foto’s te zien van Jan Versnel. Bij de opening spraken Peter Struycken, die de kleurstelling van de tentoonstelling had bepaald, maar ook Kees Storm en Bonnema’s opvolger Jan van der Leij. Verder werd er een filmpje getoond dat gemaakt was door Johan van der Zee, ‘Ode aan Abe’, waarin nog meer sprekers over Abe aan het woord kwamen. Opmerkelijk was dat deze tentoonstelling in Alkmaar zijn première kreeg en niet in Leeuwarden. Ook in Alkmaar staan heel wat gebouwen van Bonnema. In het geruchtencircuit deed het bericht de ronde dat er een strijd was ontstaan tussen Leeuwarden en Alkmaar over de nalatenschap van Bonnema. Leeuwarden wilde die wel aanvaarden, mits het nieuwe museum gecombineerd zou mogen worden met het project Nieuw Zaailand, waar al plannen bij de gemeente voor bestonden. Bovendien zou het Fries Museum alleen willen participeren in het project, als het eigen museum in zijn geheel naar het Zaailand zou mogen verhuizen en dus afgezien werd van een architectuurmuseum.

Fries Museum-directeur Cees van ’t Veen liet in de LC van 28 januari 2002 weten dat het zuiver toeval was dat de tentoonstelling over het werk Abe Bonnema eerst in Alkmaar was te zien. Later dat jaar – in april – zou de tentoonstelling alsnog in het Fries Museum worden getoond, maar niemand sprak toen nog over een nieuw Fries Museum op het Zaailand. Pas op 15 mei 2002 kwam het grote nieuws naar buiten dat Abe Bonnema 18 miljoen Euro had nagelaten voor een uitbreiding van het Fries Museum aan op het Wilhelminaplein. De opdracht voor de het ontwerp zou volgens de laatste wens van Bonnema worden gegund aan Hubert Jan Henket. In tegenstelling tot wat aanvankelijk werd gedacht, werd de nieuwbouw geen architectuurmuseum. Volgens Herman Addens, van de Abe Bonnema stichting, was het Fries Museum vrij om met de nieuwbouw te doen wat het wilde, maar hij voegde daar meteen aan toe: ‘Al ligt het wel in de rede, dat daar ook aandacht zal zijn voor architectuur.’ Voorzitter Jan Weitenberg van het Fries Museum sloot die museale aandacht voor architectuur ook niet uit, al had het niet de eerste prioriteit volgens hem. De kerntaken van het museum waren immers de beeldende kunst, de Friese cultuur en het verzetsmuseum.

Daarna is het stil geworden rond de gedachte aan een architectuurmuseum in Leeuwarden. Wat zich in die eerste maanden na de dood van Abe Bonnema allemaal achter de schermen heeft afgespeeld zal nooit duidelijk worden. Net zo min als we nooit zullen weten, wat nu precies de laatste wensen waren van Bonnema, zoals die naar voren kwamen in een gesprek, dat hij een paar dagen voor zijn dood heeft gevoerd met een delegatie van de Abe Bonnemastichting. De bijlage van de stichtingsacte, dat een verslag van dit gesprek bevat, ligt nog altijd achter slot en grendel. Het architectuurmuseum werd het kind van de rekening. Het verdween geruisloos van het toneel, omdat het niet paste in een moeizaam verworven bestuurlijke consensus die door regenten en pommeranten in achterkamers werd bereikt. Je kunt je afvragen wat Bonnema hier achteraf van gevonden zou hebben. Als hij nu nog leefde, dan zou hij me morgenochtend vast en zeker opbellen om zijn mening te geven over deze kwestie. Want zijn eigen mening stak Bonnema nooit onder stoelen of banken, ongeacht of dat door anderen nu wel of niet werd gewaardeerd.

De heftige discussies, die in de afgelopen jaren over het project Nieuw Zaailand zijn gevoerd, gingen over alles behalve een architectuurmuseum. Een provincie als Friesland, waar de aandacht voor architectuur en ruimtelijke kwaliteit tegenwoordig hoog in het vaandel staat, mist een museale voorziening op dit terrein. Iedereen in Friesland heeft de mond vol over de kwaliteit van de ruimte, maar slechts weinigen willen daar ook echt iets voor doen. Een lobby voor Bonnema’s idee is nooit van de grond gekomen. Een echt architectuurbeleid heeft de gemeente Leeuwarden ook nooit gehad. En bij de provincie wilde Anita Andriessen haar collega-gedeputeerde Bertus Mulder niet voor de voeten lopen. Ook de stichting ARK Fryslân (Architectuur en Ruimtelijke Kwaliteit Fryslân) heeft nooit een lans gebroken voor een architectuurmuseum op het Zaaland. Een drijvend ‘Ark-je’ van Gunnar Daan, verder reikten de ambities niet van deze muffige regentenclub, die ook nooit een bijdrage heeft geleverd aan het debat over het project Nieuw Zaailand. Zelfs op de Nacht van de Architectuur werd jarenlang gezwegen over deze materie, omdat sommige leden van het bestuur van ARK Fryslân met meerdere petten waren behept.

Een museaal centrum voor architectuur en ruimtelijke kwaliteit zou een aanwinst zijn voor het museale aanbod in de hele noordelijke regio. Een podium voor allerlei activiteiten, debatten, films, tentoonstellingen, symposia, publieke kunst, culturele planologie en alles wat te maken heeft met de vormgeving van de ruimte in de ruimste zin van het woord, niet alleen in de stad maar ook op het platteland, waar Friesland zo rijk aan is. Zo’n centrum moet Abe Bonnema voor ogen hebben gehad. Hij had het schetspotlood nog in de hand, maar het is er nooit van mogen komen. Het tragische van Bonnema is dat iedereen nu denkt dat hij met zijn legaat posthuum wraak heeft genomen op de stad Leeuwarden, waar hij altijd zo’n problematische relatie mee had, terwijl die stad juist zijn ware erfenis heeft veronachtzaamd.

De museale voorziening die straks op het Zaailand verrijst zal midden in de samenleving moeten staan, anders wortdt het een ‘Fremdkörper’ in de stad en daar zit niemand op te wachten. Daarvoor is niet alleen een ingrijpende verbouwing nodig van de parkeergarage, maar ook van een mentaliteit tussen de oren die tot nog toe teveel op de stenen en het cement was gericht en te weinig op een inhoudelijke visie. Architectuur kan een eyeopener zijn voor een breed publiek. De tentoonstellingen, die Jean Leering in de jaren zestig en zeventig in het Van Abbemuseum in Eindhoven organiseerde, begaven zich op het grensvlak van kunst, architectuur en stedebouw op een wijze die veel mensen aansprak. Volgende week dinsdag wordt er in de Bres in Leeuwarden opnieuw gedebatteerd over het project Nieuw Zaailand. Misschien staat dan iemand op om alsnog een pleidooi te houden voor de laatste wens van Bonnema die in al het rumoer is ondergesneeuwd.