In debat met Anita

huub1.jpg

Op uitnodiging van de PvdA-afdeling Leeuwarden ging ik gisteravond in debat met Anita Andriessen over het nieuwe coalitie-akkoord van het college van GS. Dit debat vond plaats in Café Wouters. Het werd een stevige discussie op het scherp van de snede. Anita kreeg er geen positieve energie van, zo liet ze mij na afloop weten. Bij mij giert de adrenaline altijd door me heen, als ik met een politicus de degens mag kruisen. Daar word je alleen maar scherp van, zei ik Anita nog. Maar ze was het niet met me eens. Ik moest beginnen met een soort column. Dat werd onderstaande tekst. Een soort schot voor de boeg, maar dan wel raak, dacht ik zo. Gelukkig waren er ook mensen aanwezig, die het in grote lijnen met mij eens waren.

“Insteek is om in het noorden een transitie te maken van een relatief traditionele industrie-productie-economie naar een op kennis gebaseerde economie.” Toen ik deze zin las in het coalitie-akkoord 2007-2011, dacht ik: ha dat snap ik. Eindelijk eens een zin waar ik me iets bij kan voorstellen, een zin waar een richting in zit. Een lijn naar de toekomst. Hoe je het ook wendt of keert, Fryslân bevindt zich in een overgangscrisis: de transformatie van een traditioneel agrarische naar een postindustriële regio in een snel globaliserende wereld. Dat proces voltrekt zich binnen enkele decennia. Daar is geen houden aan, al creëert het voortdurend allerlei dilemma’s voor wankelmoedige bestuurders.

Zo is het telkens weer of je moet kiezen tussen vernieuwing en behoud, terwijl het één ten koste gaat van het ander. Een middenweg, zo lijkt het, is er niet. Een regio als Fryslân zit vastgeklemd in een spagaat. ‘Veranderen om te behouden’ zoals de ideale remedie voor dit pijnlijke dilemma ooit is genoemd, bestaat eigenlijk niet, al wordt dit soort schijnoplossingen iedere keer in andere bewoordingen opnieuw aangedragen. Met dit soort slogans hou je jezelf in feite voor de gek. Het is de dood of de gladiolen. Anders gezegd: radicaal investeren in economie, creatieve industrie en digitale en fysieke infrastructuur of wegzakken als een verlaten eldorado voor pensionado’s in een dooie uithoek van Europa.

De vraag is dan ook, worden er in het coalitieakkoord daadwerkelijk keuzes gemaakt, als het gaat om dit soort dilemma’s? Nee dus, moet ik helaas constateren. De tekst bestaat volgens mij uit veel oude wijn in nieuwe zakken. Er wordt uitgegaan van een romantisch zelfbeeld van Fryslân, waarin voor de creatieve en innovatieve cultuur van de stad geen plaats is. Fryslân is in een ver verleden ooit groot geworden door de bloei van een stedelijke en adellijke cultuur, en niet door de cultuur van boeren, burgers en buitenlui om van het behoud van ruimtelijke kwaliteit en een onbesmette horizon maar te zwijgen.

Het coalitie-akkoord wordt gekenmerkt door angst voor de toekomst en heimwee naar het agrarisch verleden, maar mist het vertouwen in de creatieve potenties van de stedelijke cultuur van vandaag. Want die cultuur van vandaag is een stedelijke cultuur, daar helpt geen lieve moeder aan. In de stad gebeurt het. In Berlijn, in Londen, in Eindhoven en Rotterdam. Wil Fryslän overleven, dan zal het de grote stad moeten koesteren en niet de onbesmette horizon, hoe mooi die ook kan zijn.

Wat ik mis in het coalitie-akkoord is een heldere analyse van werkelijke problematiek in deze regio, in economisch sociaal en cultureel opzicht. Het grootste probleem is immers: hoe komt Friesland aan talent? Er worden mooie Götenborg-scenario en het Lissabon-scenario, maar wat kopen we daar allemaal voor als er geen creatieve mensen meer zijn met nieuwe ideeën. De provinciale politiek moet eens ophouden met het imiteren van andermans oplossingen en zelf creatief en inventief durven zijn. Dat wil zeggen kiezen voor de toekomst. Werkelijke keuzes maken is durven breken met het verleden, hoe zeer dat soms ook doet.

Van recente debatten als de ‘Fryske Fierssichten discussie’ lees je nauwelijks iets terug in het coalitie-akkoord. Laat staan dat je ook maar een spoor terugvindt van het spraakmakende rapport, dat Kees Verhaar en Yvonne van Westering nog onlangs hebben uitgebracht over de problematiek van de achterstand van Friesland, een achterstand die direct verband zou houden met eenzijdige aandacht voor het behoud van eigen taal en culturele identiteit. De fixatie op eigen taal en cultuur werkt contraproductief als het gaat om culturele, sociale en economische vernieuwing. Laten we niet om heen draaien, Fryslân staat buiten zijn grenzen niet bekend als een tolerante regio. En tolerantie is toch van cruciaal belang als we Richard Florida mogen geloven. Tolerantie, technologie en talent, die drie T’s daar draait het om. Het taalbeleid van Fryslân is protectionistisch en schrikt creatief talent van buiten eerder af, dan dat het aantrekken daarvan wordt bevorderd.

De dringende aanbeveling dat het beleid zou moeten inzetten op een cultuurverandering in plaats van cultuurbehoud is tussen de oren van de provinciale politici nog steeds niet ingedaald. De Friese politiek zit gevangen in een fuik van romantische clichés. Er wordt gesproken over ruimtelijke kwaliteit, de kwaliteiten van natuur en landschap, de eigen taal en cultuur de veel geroemde sociale cohesie, het sterke merk dat Friesland te bieden zou hebben, maar heb je daaraan als het om de economische progressie gaat. Al mag de ronduit chauvinistische en zelfvoldane toon van het koersdocument dan gelukkig iets zijn afgezwakt, nog altijd is een onbestemd en warm gevoel bij het eigen Friesland en het Fries eigene, dat de provinciale politiek drijft, terwijl men geen flauwe notie heeft hoe die warme emotie vertaald moet worden in adequaat beleid om de ontwikkelingen, die onontkoombaar op Fryslän afkomen, in goede banen te leiden.

Wat ik met name storend vind is dat het provinciale beleid zich niet of nauwelijks positioneert binnen landelijke ontwikkelingen. Wat hierover in het koersdocumemt wordt beweerd was zelfs ronduit naïef te noemen. Daarin wordt gesproken over Fryslân en de wrâld, alsof de oude Douwe Kalma uit zij graf is opgestaan en de hedendaagse Fries (dat wel zeggen iedereen, zelfs wie nog niet weet dat hij een Fries is ) zichzelf tot navel van de wereld verklaart. Dit soort cultureel narcisme, overgoten met een globaliserend tintje en de sleetse romantiek van Simmer 2000 kan niet verhullen dat deze regio zich aan het voeteneind bevindt, niet alleen van Nederland maar ook van Europa, om van de wrâld maar te zwijgen. Wat zeuren wee dan over ‘tige niisgjirrige netwurken’. Dat zijn netwerken met andere armoedige regio’s in andere uithoeken van Europa, die hun eigen taal en cultuur tot navel van de wereld verklaren.

Geen analyse dus, geen positionering en geen heldere keuzes. Dat wreekt zich met name in een gebrek aan visie op de postie van de Friese hoofdstad en de problematiek waar Leeuwarden al decennia mee te kampen heeft. Het probleem namelijk dat het geen hoofdstad mag zijn. Stadslucht maakt vrij en daar zijn diep-Friezen als de dood voor. Die problematiek van Leeuwarden als miskend centrum van de regio gaat in feite heel Friesland aan. In het koersdocument was Leeuwarden zelfs helemaal vergeten. Mag dan in het coalitieakkoord de provinciale hoofdstad eventjes opduiken, als het gaat om bereikbaarheid en ontsluiting, van een werkelijke visie op het belang van de centrumfunctie van Leeuwarden getuigt dit coalitieakkoord allerminst. Dat is niet alleen jammer, het is ook dom, want hiermee worden unieke kansen gemist.

Het besef at er tegenwoordig nieuwe verbintenissen kunnen worden gelegd tussen cultuur en economie, tussen cultuur en de creatieve industrie, dat er nieuwe gedachten bestaan over de creativiteit van de stad is op het provinciehuis kennelijk niet aanwezig. Dat een stad een magneetfunctie kan hebben in het aantrekken van creatief talent, wat een impuls kan geven kan een hele regio, dat heeft men op het Provinciehuis nog niet begrepen. Cultuur, zo denkt men immers, is dat warme gevoel dat je krijgt bij de eigen taal de eigen identiteit, de eigen ruimte en de eigen navel. De provinciale miskenning van het feit dat cultuurvorming en economische innovatie eens temeer afhankelijk zijn van een bruisende stad, een centrum, een katalysator voor de ontwikkeling van de regio, is dan ook tragisch te noemen.

Over 20, 30 of 40 jaar is het voorgoed gebeurd met het mooie oude Fryslân. De randstad en Brabant zitten vroeg of laat mudjevol. Dan zal ook deze provincie er aan moeten geloven. De toekomst vraagt om harde maatregelen en ingrijpende investeringen. We moeten vooruit of we willen of niet. Straks zitten we hier ook opgescheept met alle schaduwkanten van de grootstedelijke samenleving, maar dan hebben we niets geïnvesteerd. Om dat te voorkomen is het hoog tijd dat de Provincie Fryslân en de Gemeente Leeuwarden een gezamenlijke visie moeten ontwikkelen over de creativiteit van de stad met nieuwe inspirerende initiatieven, die een uitstraling hebben op de regio.

Om één voorbeeld te noemen. Fryslân zou hoognodig een centrum voor creatieve industrie moeten krijgen. Een flexibel centrum wel te verstaan, een huis met vele kamers en geen verstard instituut. Van hieruit zouden dwarsverbanden en netwerken kunnen ontstaan tussen de culturele wereld, het bedrijfsleven en het hoger beroepsonderwijs, waar tegenwoordig veel creatieve opleidingen te vinden zijn. Een degelijk centrum zou niet op het platteland moeten verrijzen, maar midden in de stad Leeuwarden, liefst niet al te ver van de kenniscampus

Kortom, Fryslân moet kijken naar zijn sterke en zwakke punten als het gaat om de mogelijkheden van creatieve industrie. Zwak zijn het protectionisme en de eenzijdige gerichtheid op eigen taal en cultuur. Sterk is de aanwezigheid van veel authentieke cultuur, niet alleen in de sfeer van het cultureel erfgoed, maar ook als menselijk potentieel. Groningen en Fryslân hebben volgens de creatieve kaart van Nederland een relatief hoog percentage van kunstenaars en ontwerpers. Positief zijn ook de mogelijkheden die Fryslân kan bieden voor design en innovatie op het terrein van de nieuwe media. Kortom, creativiteit en stedelijke cultuur zijn de krachtcentrales voor de toekomstige ontwikkeling van Fryslân. Daarvoor is visie en durf nodig en een beetje gezond Don Quijottisme. Een paar bevlogen bestuurders is al genoeg.

Foto: Liwwarders.nl

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)