De terugkeer van de religie

“…als er al sprake is van een terugkeer van de religie, dan wel in verschijningsvormen die soms in weinig meer doen denken aan de religie die wij kennen: een vooral institutioneel gebonden vorm, die zich in een tamelijk overzichtelijk schema liet vangen. De getransformeerde religie is fundamenteel van gedaante veranderd en ontwikkelt zich volgens sommige godsdienstsociologen zelfs als een aan traditionele religie tegengestelde vorm.

Uit het WRR-rapport ‘Geloven in het publieke domein’, 19 december 2006

Religie is terug van weggeweest, zij het in een andere vorm. Ieder creëert zijn privé-religie uit een particuliere bouwdoos van brokstukken levenservaring en nog rondrijvende restanten van de traditionele geloofsleren, al dan aangevuld spirituele ‘new age’ elementen, een verscholen hang naar het occulte of een geloof in de kunst als troosteres voor de sterfelijkheid van de mens. De terugkeer van de religie is vooral een sociologisch fenomeen. Het diende zich al in de jaren negentig aan. Na 11/9 is deze trend alleen maar sterker geworden. Hij komt niet alleen voort uit angst, maar ook uit een nieuw soort vervreemding. Angst voor de islam en vervreemding van een wereld die te snel verandert. Het verleden schiet opeens weg, alsof je rijdend op een snelweg een landschap in de achteruitkijkspiegel pijlsnel in een punt aan de horizon ziet verdwijnen. Kranten en tijdschriften staan deze dagen bol om de terugkeer van de religie in alle toonaarden te beschrijven.

Eerlijk gezegd interesseert mij dat geouwehoer geen bal. Ik merkte dit bij mezelf toen ik gisteren in de NRC een interview las met Jan Siebelink. ‘We maken de herkerstening van Europa mee’, zo luidt zijn stelling. Nog geen decennium na het verschijnen van het kassucces van Geert Mak ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’ werd Siebelinks ‘Knielen op een bed violen’ een absolute bestseller’. Die twee literaire gebeurtenissen markeren een overgangsfase in Nederland. Na het eind van de secularisatie kwam de terugkeer van de religie. The benauwde theemutscultuur uit de tijd van verzuiling heeft plaatsgemaakt voor het verlichte tijdperk van de geïndividualiseerde mens, die – bevrijd van al zijn complexen – opeens overvallen wordt door heimwee. Maar heimwee naar wat? Dit gevoel is mij veel te vaag. Ik kan er helemaal niets mee.

Mijn fascinatie voor het werk van Reve heeft dan ook niets van doen met dit soort softe – en in wezen nostalgische – beschouwingen. Het oeuvre van Reve interesseert mij omdat hij op een vreemde manier staat voor een tijdperk dat voorgoed voorbij is. Reve is een paradox. Zijn werk is een fossiel die een afdruk van de tijd bevat. Maar het is een tijd die al niet meer bestond toen de afdruk daadwerkelijk werd nagelaten. Er is iets wat er niet is.

De teksten van Reve laten iets zien wat je niet meer kunt zien, of überhaupt niet kunt zien, wie zal het zeggen. Het is een verloren tijd, die ook in mijn bewustzijn zijn sporen heeft nagelaten als jaarringen in een boom. Het gaat mij niet om wat verloren is gegaan en zonodig terug moet keren. Dat verlies is nu eenmaal eigen aan het leven en gedane zaken nemen geen keer. Er is iets anders dat in de tijd zelf veranderd is. Ik wil begrijpen hoe dat proces van intrinsieke verandering zich ook in mijn bewustzijn heeft kunnen voltrekken.

Hoe is het mogelijk dat een traditie van tweeduizend christendom bijna collectief door een hele generatie aan de kant werd gezet? Ik stond er bij en ik keek ernaar. Ik heb er zelf aan meegedaan. Het proces zit in mij, maar als ik begin met het afpellen van mijn herinneringen schiet wat ik zoek telkens weer weg. Wat werkelijk verdwenen is, is niet alleen ongrijpbaar, het is ook onzichtbaar. Het ligt buiten je vermogen om het te vatten. Een soort blinde hoek in een achteruitkijk spiegel.

Vijf jaar geleden – in de zomer van 2001 – heb ik een poging gedaan om wat meer grip te krijgen op deze eclips in de perceptie van het verleden. De neerslag hiervan is te lezen in het artikel ‘Adieu, à Dieu’, dat elders op deze site te lezen is. Toen ik het stuk af had, vlogen twee vliegtuigen de Twin Towers binnen. Sindsdien ben ik bevangen door een soort permanente verbijstering. Ik heb voordurend het idee dat ik alles al eens eerder gezegd of geschreven heb – en toch begrijp mijn eigen woorden vaak niet, steeds als ik ze herlees.

Als er een tijdmachine bestaat, dan zou ik een retourtje willen nemen naar het jaar 1965. Ik zou dat hele jaar nog eens opnieuw willen beleven met een tweede blik, alsof er een chip in mijn brein geïmplanteerd was die alles, maar dan ook alles – minuut voor minuut – zou kunnen vastleggen. Vervolgens zou ik terugkeren in het heden en de film van dat hele jaar afdraaien op mijn pc. Ik zou alle geluiden horen, maar ook al mijn gevoelens voelen. Misschien zou ik daarna iets kunnen begrijpen van wat er veranderd is, niet alleen in mij zelf, maar ook in de wereld om me heen. Het hoeft niet terug te keren. Liever niet zelfs. (Ik moet er niet aan denken!). Als ik het maar begrijp, want zolang ik dat niet doe, ben ik de weg een beetje kwijt.

“Weer graaide ik door de nutteloze papieren. Op zondagmiddag 22 augustus 1965 tussen één en twee is het gebeurd. Wat, dat stond er niet bij, maar veel goeds zou het wel niet geweest zijn. Hoewel, je wist het niet, want al voortritselend vond ik nu een bericht, dat ik ook heel precies met tijd en datum had opgeschreven, en dat behelsde, dat Mevrouw Van der M., van de hoek, op 23 augustus jongstleden, te 19.25 uur, een zwarte paraplu boven het hoofd geheven, op weg naar haar oude tante Sipke die nog wel de eenden voerde maar verder nooit meer buiten kwam, langs ons huis was geschreden met een schoteltje in de hand, waarop een achttiental in eigen tuin geteelde aardbeziën, elk ter grootte van een forse rozijn. Glorie, glorie, halleluja.”

Uit: Nader tot U.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)