Nog eens nagedacht over dat etiket ‘gevreesd polemist’. Het blijft me intrigeren. Dat iemand bang voor mij kan zijn, wil er nog steeds niet in bij mij. Niet dat ik geen vlieg ooit kwaad zou doen, maar toch: ‘I was not born to fight’. Al geruime tijd merk ik dat er een brede kloof gaapt tussen mijn ware aard en het beeld dat ik bij veel mensen oproep. Bij menigeen sta ik bekend als lastig en onbeschaamd. Ik word gezien als iemand met een grote mond en een scherpe pen. Sommigen gaan nog een stap verder en vinden me steeds meer een ouwe zeur worden. Ik zou gebukt gaan onder frustraties, te lang in Fryslân zijn blijven hangen en bovendien erg op mezelf zijn gesteld. Zelfs nu schrijf ik weer over mijzelf. Dat kun je toch niet normaal noemen.
En toch, in veel van dit soort etiketten herken ik mijzelf niet. Beeldvorming bevestigt doorgaans zichzelf. Sterker nog, als je eenmaal een etiket hebt, kom je er nooit meer vanaf. In Fryslân is dat mechanisme zelfs heel sterk aanwezig. Er zijn maar een paar media die bepalend zijn voor de beeldvorming van mensen. Bovendien neigen velen in deze contreien naar een zeker conformisme. Wijk niet teveel af van de communis opinio, want je komt elkaar altijd weer tegen. Val nooit iemand aan die macht over je heeft of die je later nog eens nodig hebt. Als je dat toch doet, zijn de rapen gaar. Wat dat laatste betreft ben ik niet echt handig. Als iets op mijn pad komt dat niet deugt volgens mij, ga ik meestal door roeien en ruiten, ongeacht wie ik voor me heb.
Met zo’n houding creëer je niet veel vrienden, laat staan een glansrijke carrière. Niet dat ik daar echt last van heb, maar echt wennen doet het nooit. Een zilveren horloge met inscriptie zal ik ook wel niet krijgen, als ik eind volgend jaar – na dertig jaar trouwe dienst – de pensioengerechtigde leeftijd bereik. Maar één ding is zeker, ik zal nergens spijt van hebben, als ik straks achter de geraniums zit.
Non, je ne regrette rien.