Gisteren ontving ik het bericht dat Egbert Tellegen is overleden. ‘Het is mooi genoeg geweest’ stond er bovenaan de rouwkaart. Dat kwam voor mij niet onverwacht. De laatste keren dat ik bij hem was in zijn huis in Sloten – ten zuiden van Amsterdam – sprak hij al over een zelfgekozen einde van het leven.
Hij was inmiddels 87 en zag op tegen de onvermijdelijke achteruitgang van het bestaan. Na het recente overlijden van zijn geliefde Friederike, zal die wens om op eigen wijze afscheid te nemen alleen maar sterker zijn geworden. Toch kwam het bericht voor mij als een schok. Ik wist niet dat het zo snel zou gaan. Een paar weken geleden hadden we nog contact, en ik was van plan om hem binnenkort weer op te zoeken.
Ik heb Egbert leren kennen als een bijzonder mens. Zijn belangstelling was buitengewoon breed — niet alleen voor sociologie, zijn vakgebied, maar ook voor psychiatrie, milieu en alles wat met drugs te maken had. Op al die terreinen heeft hij gepubliceerd. Zo schreef hij een spraakmakend boek Het utopisme van de drugsbestrijding, waarin hij zich fel afzette tegen de criminalisering van het drugsbeleid. Egbert was eigenzinnig, veelzijdig en erudiet. Daarnaast had hij een warme belangstelling voor mensen. Wanneer ik hem in Sloten bezocht, spraken we over van alles, maar uiteindelijk kwamen we altijd weer uit bij de psychiatrie. Dat was wat wij deelden: onze herinneringen aan een psychose.
In 1960, toen hij nog student sociologie was, raakte Egbert in een psychose. Hij kreeg vijftien elektroshocks en herstelde daarna wonderbaarlijk snel. Hij kon zijn studie moeiteloos vervolgen en bouwde nadien een glanzende wetenschappelijke loopbaan op, bekroond met een hoogleraarschap.
Hij kon me wel eens wat belerend toespreken waarbij ik het gevoel kreeg dat ik door een professor werd gecorrigeerd. Al beweerde hij altijd met nadruk dat het hele gedoe rond ‘het professor zijn’ in feite niets voor hem betekende. Ik denk dat dit ook zo was. Hij was ook altijd vol belangstelling voor wat ik allemaal uitspookte. Zo las hij nog mijn concept-manuscript over Mulisch en gaf daarbij allerlei kritische aanwijzingen.
Zijn boek Waar was de dood nog meer. Autografie van een psychose had ik al kort na het verschijnen in 1971 gelezen. Toen ik er in 2009 naar verwees in een blog (zie hier), kwamen wij voor het eerst met elkaar in contact. We besloten toen gezamenlijk een boek te publiceren over onze psychose-ervaringen. Zo werden wij – na bemiddeling van uitgever Ed Brand die ons in contact bracht met Daan Muntjewerf – co-auteurs van Tegen de tijdgeest. Terugzien op een psychose, dat in 2011 zou verschijnen.
Egbert was niet, zoals zijn broer Toon Tellegen, een literair schrijver, maar Waar was de dood nog meer is bijzonder omdat het een directe weergave is van het schrijven in de aanloop naar en tijdens een psychose. Het boek verscheen in de hoogtijdagen van de antipsychiatrie: Jan Foudraine’s Wie is van hout (1971) was net een bestseller geworden, en Tellegens boek viel midden in die golf. Het werd meerdere malen herdrukt.
Die vraag ‘Waar was de dood nog meer?’ krijgt met het overlijden van Egbert een wonderlijk vervolg. Al mijn mede-auteurs van Tegen de tijdgeest. Terugzien op een psychose zijn inmiddels niet meer in leven. Ed Brand overleed in 2021, Daan Muntjewerf in 2023, en nu Egbert… Zijn laatste woorden in ons boek Tegen de tijdgeest luidden als volgt:
‘Het is tijd voor een of meer Trimbossen van de geest. Tijd voor optreden van mensen met respect voor de grilligheden van de menselijke geest. Voor mensen die zich inzetten voor de mogelijkheden om uitzonderlijke geestelijke ervaringen door te maken zonder in het medisch circuit terecht te komen. Net als de Trimbos van toen moet de nieuwe Trimbos vooral geen propagandist zijn die transcendente ervaringen als ‘hoger’ of zelfs ‘eigenlijk onmisbaar’ aanprijst, maar wel als ervaringen die het leven van mensen kunnen verrijken.’
