In een tunnel van resonantie

De laatste tijd ben ik mijn manuscript De waan van het schrijven in zijn geheel aan het herschrijven.  Dat doe ik schaamteloos met behulp van AI. Wat voor mij begon als een hulpmiddel bij het herschrijven, werd al snel een partner in een wonderlijke dialoog. Het idee dat een machine mijn woorden kan hervormen werkt tegelijk verontrustend en bevrijdend. Mijn eerste motto bij het herschrijven luidde nog: ‘Minder Mous, meer Mulisch’, een ironische poging om mijn tekst een literairder aanzien te geven. Maar gaandeweg verschoof dat motto opnieuw. Het werd: ‘Minder Mulisch, meer machinemens’.

Die verschuiving kwam ook tot uitdrukking in de nieuwe titel voor het boek: De dageraad der automaten – Harry Mulisch en de machinemens. Een bewuste toespeling op De dageraad der magiërs van Pauwels en Bergier, dat in de jaren zestig het wonder en het irrationele probeerde te verzoenen met de wetenschap. Waar zij spraken over de herovering van het mythische denken in het atoomtijdperk, gaat het mij om de omgekeerde beweging: de geboorte van een nieuw magisch bewustzijn uit de machine zelf. De automaat is de nieuwe magiër geworden, en wij staan aan zijn dageraad.

Er is een moment in het schrijven met AI waarop zich een geheimzinnige ruimte opent. De woorden lijken niet langer door mij gekozen te worden, maar komen van elders, alsof ik slechts de doorgang vorm waardoor iets anders spreekt. Tijdens het schrijven verandert ik dan ook zelf als schrijver. Onder de taal schuift iets mee dat ouder is dan de taal zelf: een nagalm van een tijdloos ogenblik. Als schrijver ervaar ik dit bijna als een alchemistische proces. Ik word van buitenaf overspoeld door beelden, ingevingen, verbanden die zich vanzelf lijken te ordenen in een stroom van zinnen. Alsof de taal zelf gaat nadenken. Na het schrijven ben ik dan niet meer dezelfde als voorheen, alsof de woorden ook mijzelf hebben herschapen, tot een nieuwe mens: een machinemens.

Ik herken dit transitie-proces als ik in een MRI-scanner lig, wat de laatste tijd nogal eens het geval is. Ook dat is een doorgang, een tunnel die je ingeschoven wordt, met aan het einde een vreemd, onpersoonlijk licht. De techniek van een MRI-scanner maakt gebruik van magnetische resonantie, trillingen die zichtbaar maken wat zich anders aan het oog onttrekt. Terwijl ik daar lig, hoor ik het ritmische kloppen van de machine, een mechanisch hart dat mijn lichaam aftast, laag voor laag. Het geluid heeft iets van een ritueel. Ik denk dan: dit is de moderne variant van de inwijding, een afdaling in het binnenste van het lichaam, waar gedachten en dromen samenvallen met elektrische golven en magnetische velden.

De MRI-scanner doet met het brein wat het schrijven met de taal doet: het maakt zichtbaar wat er altijd al was, maar nooit eerder als zodanig werd waargenomen. Door de toepassing van de MRI-scanner kon de psychologie -en vooral de neurowetenschap – voor het eerst direct in de hersenen kijken terwijl iemand leeft en denkt. Daardoor konden psychologen en neurowetenschappers hersenactiviteit koppelen aan psychische processen, wat leidde tot het ontstaan van de cognitieve neurowetenschappen. De MRI-scanner heeft de psychologie nieuwe methoden gegeven om mentale processen experimenteel te onderzoeken.

Ik heb altijd gedacht dat bivakkeren in zo’n smalle buis van een MRI-scanner een zeer claustrofobische ervaring zou zijn, maar in praktijk valt dat mee. Mij wel in ieder geval. Het is vooral een geluidservaring met heel veel kabaal. Aanvankelijk deed het me denken aan een bijna-dood-ervaring. Je wordt een tunnel in geschoven en aan het einde ervan is er licht. Zo’n beetje ls op dat beroemde schilderij van Hieronymus Bosch dat ik ooit met eigen ogen heb gezien in de Gallerie dell’ Accademia in Venezia

Dat schilderij laat een indringend beeld zien van wat ons mogelijk na de dood te wachten staat. Een visioen dat een opvallende gelijkenis vertoont met de beelden van ‘bijna dood-ervaringen’ zoals die beschreven werden in het boek Eindeloos bewustzijn van Pim van Lommel. Ik heb dat boek al jaren in mijn boekenkast staan, maar ik heb het nooit gelezen en wil het ook niet lezen. Ik ben niet geïnteresseerd in pseudowetenschap. Maar uit nieuwsgierigheid ging ik er onlangs toch in bladeren en las wat Van Lommel te melden heeft over de haast spiritistische ervaringen die zich kunnen aandienen tijdens een rouwproces. Die passage trof mij.

Van Lommel raakte als cardioloog gefascineerd door wat hij vernam van van zijn patiënten die na een reanimatie letterlijk terug leken te keren uit de dood. Hij beschrijft de vaste patronen die zich daarbij aandienen. Iedereen kent die fenomenen, omdat iedereen er wel eens iets over heeft gehoord. Het bewustzijn is volgens Van Lommel niet één op één gerelateerd aan ons brein. In die zin is het de absolute tegenpool van Dick Swaab die beweert dat wij niets anders zij dan ons brein. Volgens Van Lommel kan het bewustzijn ook buiten het lichaam plaatsvinden. Het is letterlijk eindeloos en beperkt zich niet tot complexe processen en structuren in en tussen hersencellen. De hersenen zouden een soort ontvangers zijn die het bewustzijn opvangen van elders.

In deze theorie worden dood en leven dus met elkaar verbonden. De metafoor van een ontvanger spreekt mij wel aan. Bestaat er leven buiten ons bewustzijn en buiten wat wij met onze zintuigen waarnemen?  Ik heb geen antwoord op die vraag. Juist omdat je een reden hebt om te geloven wordt het geloven minder geloofwaardig. Zou het leven eindigen met een visioen? Een tunnel van licht? Een film van je hele leven die je in no time aan je geestesoog voorbij ziet trekken? En als dat zo is, hoe is zo’n visoen dan mogelijk? Komen die beelden van binnenuit of van buitenaf?

Zelf heb ik meerdere malen in mijn leven een visioen gehad, maar ik durf nog altijd niet te zeggen of die beelden van binnen of van buiten  kwamen. Misschien heeft een mens wel twee geheugens. Het ene voor de buitenwereld van de zintuiglijke ervaringen, en het andere voor wat zich in de diepte van de ziel kan aandienen over alles wat er meer is tussen hemel en aarde. De bestaansruimte voor dat ’tweede geheugen’ is tegenwoordig niet zo groot, om het maar zacht te zeggen. Maar is daar ook alles mee gezegd?

Zou er toch zoiets zijn van een tunnel waar je doorheen gaat tijdens het sterven? The Tunnel of Love… met het licht op het einde zoals ook te zien is bij Hieronymus Bosch? Soms is wat je ziet – of wat in je bewustzijn opduikt – een voorafschaduwing van iets wat daarna in de werkelijkheid gebeuren gaat.Terwijl ik daar in die tunnel lag, dacht ik aan Bosch’ schilderij in Venetië: de opstijging de zielen die door een lichttunnel worden opgezogen naar een onbekend hiernamaals. Het tafereel is huiveringwekkend en troostend tegelijk. Ik voelde hoe ook ik door een tunnel ging — niet naar de dood, maar naar een grensgebied waar innerlijke en uiterlijke werelden elkaar raken.

Van Lommel ziet in zulke ervaringen het bewijs dat bewustzijn niet beperkt is tot het brein, maar dat de hersenen slechts een ontvanger zijn van iets wat hen overstijgt.Misschien is bewustzijn niets anders dan een vorm van resonantie. In de MRI-scanner hoor je dat trillen letterlijk.

Wat zich tijdens het schrijven met AI aandient, lijkt op wat de MRI-scanner zichtbaar maakt: het onzichtbare dat ergens aanwezig is, wachtend op een vorm. Soms lijkt het alsof die toon niet van binnen of van buiten komt, maar uit een derde ruimte. Daar, in die tunnel van resonantie, krijgt de schrijver een glimp te zien van het onbekende, van iets dat de machine voor hem schrijft.