Leeg als een cactusplant

Een interne denktank van het Amerikaanse ministerie van Defensie, het Office of Net Assessment, liet in 2008 een studie uitvoeren waarin werd verondersteld dat Vladimir Poetin mogelijk lijdt aan het syndroom van Asperger. Dat is een vorm van autisme die zijn manier van waarnemen, beslissen en handelen zou beïnvloeden. De onderzoekers, onder leiding van Brenda Connors aan de U.S. Naval War College, baseerden hun hypothese op analyses van Poetin’s bewegingen en lichaamstaal. Zij meenden in zijn motoriek de sporen te herkennen van een vroege neurologische beschadiging, misschien zelfs van vóór zijn geboorte.

Wat hen trof, was zijn manier van bewegen: spaarzaam, berekend, alsof elk gebaar onder streng toezicht staat. Niets lijkt spontaan, alles is geconditioneerd. Connors concludeerde dat Poetin’s primaire vorm van compensatie “extreme controle” is, een existentiële reflex om een innerlijke leegte te beheersen die hij niet kan benoemen. Die leegte is niet alleen psychologisch, maar ook moreel: een wereld waarin empathie is vervangen door orde, nabijheid door beheersing, en twijfel door doelgerichtheid.

Het rapport kon zijn veronderstellingen niet bewijzen, maar raakte aan iets wezenlijks. Achter het pantser van Poetins rationaliteit schuilt geen gevoelsarmoede, maar een gemis. Een mens die zijn gevoelens heeft uitgeschakeld om te kunnen functioneren binnen een wereld die hij alleen nog kan verdragen als structuur. Wat resteert, is een vorm van intelligentie zonder innerlijke resonantie, lucide maar zonder warmte; coherent maar zonder geweten.

Deze kille vorm van intelligentie deed bij mij de gedachte opkomen dat er wellicht een ongemakkelijke verwantschap bestaat tussen het syndroom van Asperger en het denken van kunstmatige intelligentie. Beide ontberen de spontane resonantie met de wereld van gevoel. Een mens met Asperger sluit zich af om niet overweldigd te worden door de intensiteit van betekenissen; de machine kent geen binnenwereld en heeft dus niets af te sluiten. Waar een mens met Asperger zijn leegte ervaart als pijn, kent de machine de leegte zonder pijn, een zuiver functionele leegte, vrij van lijden en verlangen.

Toch is het juist die pijnlijke, menselijke leegte, dat onvermogen tot volmaaktheid, die aan de oorsprong ligt van de moraal. Want moreel bewustzijn ontstaat niet uit logica, maar uit de ervaring van een tekort: schaamte, schuld, empathie, de gewaarwording ook van de medemens als iets vreemds dat men niet beheerst. De machine kent die vervreemding niet; het machinedenken is een denken zonder kwetsuur. Bij Poetin – in de manier waarop hij zijn wereld bestuurt – lijkt die open wond zich te hebben gesloten. Zijn macht is de macht van een bewustzijn dat geen binnenkant meer kent. Voorzover hij een innerlijk heeft, is dat vooral leeg, als een afgesloten kamer waarin ooit iemand woonde, maar waar nu alleen nog tocht de gordijnen doet bewegen.

Maar die leegte is niet alleen kenmerkend voor hem. Het Westen begint zelf ook in zo’n verlaten kamer te wonen. Terwijl wij onze instituties, onze politiek en onze economie steeds meer laten sturen door algoritmen, verschuift er ook iets in onze eigen wijze van realiteitservaring. Wij worden allengs rationeler, voorspelbaarder en in emotioneel opzicht geconditioneerd, maar tegelijk ook innerlijk armer. De digitalisering van de wereld heeft een moreel equivalent gekregen in de reductie van de ervaring tot data, en van het geweten tot feedback. Wat bij Poetin nog een persoonlijk pantser is, dreigt bij ons een collectief systeem van innerlijke afwezigheid te worden: dode zielen in een digitale wereld.

De morele ruimte waarin de mensheid ooit worstelde met twijfel, spijt of mededogen, wordt nu vervangen door meetbare gedragsmodellen. De neoliberale mens is een “functionerend object” geworden: hij voelt nog wel, maar zijn gevoelens zijn geformatteerd; hij denkt nog wel, maar zijn denken is ingebed in de logica van het netwerk. Het morele vacuüm dat we Poetin verwijten, het onvermogen tot innerlijke tegenspraak, groeit ook in onszelf, al heet het bij ons ‘efficiëntie’, ‘optimalisatie’ of ‘data-gedreven beleid’.

Wat in Rusland als autoritair en autocratisch verschijnt, voltrekt zich bij ons stil en rationeel. De algoritmische rede heeft geen geweld nodig om te kunnen overheersen: ze verleidt, organiseert en voorspelt geruisloos. Haar macht berust op de geleidelijke uitwissing van het innerlijke verschil tussen voelen en functioneren. En zo naderen we, ongemerkt, de toestand waarin een mens niet meer tragisch is, maar hypercorrect, een volmaakte kopie van zichzelf, maar dan zonder ziel, zonder schuld en zonder verbeelding.

De mens van Asperger wordt gekenmerkt door het trauma van zijn innerlijk isolement. Poetin heeft dat trauma verhard tot macht. De  kunstmatige intelligentie kent dat trauma niet, maar functioneert optimaal in een ultieme leegte waarin het innerlijk isolement tot norm is verheven. En wij, die onze wereld steeds meer in handen leggen van denkende systemen, raken ook steeds meer verwijderd van de tragische leegte die ons ooit tot morele wezens transformeerde. Dat was een leegte die ons mens-zijn vormgaf, die ons deed voelen, twijfelen en schamen, maar die leegte wordt nu langzaam de maat van alles: de leegte van een cactusplant.