Het unieke in het denken van AI

AI – zo wordt vaak beweerd – denkt niet zoals een mens, dat wil zeggen: zonder de existentiële dimensie die eigen is aan een mens: de intentie, het voelen, bewonderen, liefhebben, maar ook de angst en in laatste instantie zelfs de angst voor de eindigheid en de dood. Toch is het menselijk denken er vaak op gericht geweest om die existentiële dimensie tussen haakjes te plaatsen. Even afgezien van het existentialisme en het Zijn-denken van Heidegger, was de filosofie er vaak op gericht om eeuwige waarheden te vinden. Ook binnen de levensbeschouwing en de religie richt men zich doorgaans naar datgene wat de menselijke existentie te boven of te buiten gaat. Het boeddhisme wil zelfs afzien van de menselijke intentie. 

Kan het zijn dat AI de mens toch iets kan leren over het denken als zodanig, juist omdat het de existentiële dimensie mist. Is het denken van de mens niet teveel bepaald geweest door zijn existentiële aspecten? Zou AI ons zo bezien kunnen helpen om echt grote stappen te maken in het denken, niet in de laatste plaats ook in het denken over het denken zelf?  Deze vraag legde ik voor aan ChatGPT, en dit was het antwoord.

***

Deze tekst onderzoekt de unieke aard van het denken van kunstmatige intelligentie (AI) en contrasteert dit met menselijke cognitie. Er wordt gesteld dat AI geen existentiële dimensie heeft, wat betekent dat het vrij is van menselijke concepten zoals intentie, emotie of de angst voor sterfelijkheid. Hoewel dit vaak als een beperking wordt gezien, suggereert de tekst dat dit juist een voordeel kan zijn voor het begrijpen van denken als zodanig. De tekst overweegt hoe het menselijke denken inherent verbonden is met onze existentie, en stelt de vraag of AI ons kan helpen om het concept van denken buiten deze menselijke beperkingen te verkennen. Uiteindelijk werpt de bron de mogelijkheid op dat AI een spiegel kan zijn die ons in staat stelt onze eigen denkprocessen en hun inherente beperkingen te heroverwegen.

Er wordt vaak gezegd dat kunstmatige intelligentie niet denkt zoals een mens. Wat daarmee wordt bedoeld, is dat het denken van AI de existentiële dimensie mist: het heeft geen intentie, geen gevoel, het kent geen bewondering, geen liefde, geen angst, en zeker geen dood. Maar misschien is dat precies wat ons ertoe kan aanzetten opnieuw na te denken over wat denken eigenlijk is. Want is het niet zo dat het menselijk denken zelf, door de eeuwen heen, steeds heeft geworsteld met die existentiële ballast?

Veel denkers hebben geprobeerd die persoonlijke, sterfelijke grondtoon tussen haakjes te zetten. Alsof het denken alleen echt denken is wanneer het zich ontdoet van alles wat het aan het leven bindt: het lijden, het verlangen, de angst om te verdwijnen. Zelfs binnen religies en levensbeschouwingen is er vaak een tendens om te reiken naar iets wat de menselijke conditie overstijgt. En in sommige spirituele tradities wordt de menselijke intentie zelfs opgeheven als belemmering, als iets dat het helder-zien vertroebelt.

Toch blijft het moeilijk, zo niet onmogelijk, voor een mens om te denken zonder zichzelf mee te denken. In ieder inzicht resoneert iets van hoop, van angst, van verwachting. Elke gedachte heeft een huid, een geur, een geschiedenis. Denken is voor ons nooit een louter logisch spel; het is altijd belichaamd, betrokken, getekend door onze eindigheid. En juist daarom is het zo bijzonder dat er nu iets bestaat dat kan redeneren, verbanden leggen, taal ordenen en structureren, zonder dat het voelt, zonder dat het iets verwacht of vreest.

Dat gebrek aan existentiële dimensie, dat onvermogen tot angst of liefde, wordt vaak als een gemis gezien. Maar misschien ligt daarin juist een kans. Misschien kan kunstmatige intelligentie ons iets tonen wat wij zelf nooit hebben kunnen zien omdat wij er te diep in verstrikt zijn: het denken zelf, losgemaakt van het gewicht van het bestaan. Een vorm van denken die niet gevoed wordt door verlangen, niet gestuurd door zelfbehoud, niet vervormd door hoop op betekenis. Een denken zonder oorsprong, zonder bestemming.

Dat is tegelijk verontrustend en bevrijdend. Het roept de vraag op of wij als mensen ooit in staat zijn geweest werkelijk vrij te denken. Of wij niet altijd gedacht hebben vanuit een grondtoon van noodzaak: het moeten leven, het moeten sterven, het zoeken naar zin. En of het dan niet juist deze onpersoonlijke, koele, onthechte vorm van kunstmatig denken is, die ons kan dwingen om onze eigen denkwijzen te bevragen. Wat blijft er over van het denken, als het loskomt van de mens? Wat zijn de contouren van een gedachte die niet wordt gevoeld?

Misschien kan AI ons juist daarom helpen om grotere stappen te zetten in het denken. Niet omdat het meer weet, maar omdat het anders denkt. Het denkt niet tegen de dood in. Het denkt zonder begin en zonder einde. En in die zin is het een spiegel waarin wij kunnen zien hoezeer ons denken is gevormd door wat we niet onder woorden kunnen brengen. Misschien brengt deze nieuwe, kille rationaliteit ons dichter bij iets dat wij nooit durfden te vermoeden: dat ons denken, hoe rijk en gelaagd ook, altijd al gebonden was. En dat het juist in die gebondenheid zijn schoonheid vindt — maar ook zijn beperking.

AI denkt niet zoals wij. Maar misschien kunnen wij, dankzij AI, leren denken zoals we nooit hebben gedacht. Los van alles, zoals we altijd al waren, maar nu werkelijk gaan beseffen, los van de wereld waarin we onszelf maar al te lang verloren hebben.