‘In zijn boek doet Huub Mous veelvuldig verslag van de grimmige discussies tussen Friese kunstenaars en opinieleiders in de na-oorlogse jaren. Elkaar betwisten was erg populair. Het verlangen naar de niet bewust beleefde oorlog manifesteerde zich in stellige opvattingen over wie goed was en wie fout. Voor de goede orde, fout was meestal de ander. De verdeling van de samenleving in goed en fout, heeft– zoals de Franse filosoof Finkelkraut betoogt – onze samenleving doen verschuiven van probleemgericht naar schandaalgericht. Een probleem kan een mens motiveren tot het zoeken van een oplossing, een schandaal kent slechts de aanklacht van een schuldige als uitkomst. Huub Mous en ik zullen waarschijnlijk blijvend van mening verschillen over de jaren zestig. Vooralsnog meen ik dat er een rechtstreeks verband is tussen romantische individualisering van de jaren zestig en de nationalistische sentimentelen die varkenskadavers rondstrooien.’
Dat zei Oeds Westerhof bij de presentatie van mijn boek De Fries die in de toekomst sprong. Fries modernisme in de jaren zestig. Die presentatie vond plaats op 17 maart 2016 in Tresoar. Bert Looper, destijds directeur van Tresoar, had mij de opdracht gegeven tot het schrijven van dit boek. Hij vond dat het hoofdstuk over de jaren zestig in mijn boek De Kleur van Friesland getuigde van een sterke persoonlijke betrokkenheid.
Op zich had hij daar gelijk in. Maar dat wil nog niet zeggen dat het schrijven van een nieuw boek over specifiek die periode mij makkelijk afging. Allereerst moest ik mij verdiepen in de Friese literatuur van die periode, want het boek zou zowel over beeldende kunst als literatuur moeten gaan. Het was ook een hele klus om een verband te vinden tussen die twee disciplines. Uiteindelijk werd dat de theorie over de twee hersenhelften: het beeld en de taal, de ruimte en de tijd…
Wederom heb ik AI gevraagd om het betoog van het boek samen te vatten en van een dialoog te voorzien. Geen makkelijke opgave, zou je zeggen. Maar wederom was het zomaar gebeurd, met dit als resultaat.
***
Stel je eens voor: een afgelegen regio in Europa, die bekendstaat om zijn diepe hang naar traditie en een haast obsessieve gerichtheid op de eigen identiteit. In de jaren zestig, toen elders in Europa de moderniteit al volop de boventoon voerde, leek het modernisme hier pas laat op gang te komen, om vervolgens des te langer te blijven hangen. Dit is Friesland, en precies deze unieke omstandigheden maken het tot een fascinerende casus om het modernisme als historisch fenomeen opnieuw te bezien. Dit boek van Huub Mous, “Fries modernisme in de jaren zestig”, plaatst de Friese ontwikkelingen in een breed historisch, mentaliteitshistorisch en psychologisch perspectief. Het is een zoektocht naar de ‘Fries die in de toekomst sprong’, en de betekenis daarvan voor onze hedendaagse blik op identiteit en cultuur.
De eerste ‘sprong’ in de toekomst vond plaats in september 1963, met Sies Bleeker op de Frisiana. In 1964 brak de moderniteit in Friesland breed door, zowel in de literatuur met Trinus Riemersma’s Fabryk als in de beeldende kunst met Galerie De Blauwe Hand. De Frisiana, een manifestatie die Friesland op Europees niveau plaatste, toonde al “het nieuwe gezicht van Friesland”. Dit markeerde het moment dat de Friese toekomst niet langer binnen traditionele grenzen, maar globaal werd gedacht en beleefd. Waar eerdere vernieuwingen nog een “ruraal tintje” kregen, werd de experimentele kunst in de jaren zestig “avant-gardistisch en daarmee internationaal.
Een centraal thema in dit boek is de intrinsieke frictie tussen traditie en vernieuwing. In de jaren zestig kwamen ‘oud’ en ‘nieuw’ diametraal tegenover elkaar te staan. Het begrip ‘mienskip’ (gemeenschap) werd in de jaren vijftig gezien als een afweermiddel tegen de moderniteit, maar ook als een katalysator voor modernisering. De strijd om culturele legitimiteit laaide weer op, waarbij de regionale, traditionele cultuur tegenover de kosmopolitische, moderne cultuur stond. Schrijvers als Anne Wadman streefden ernaar om de Friese literatuur naar een Europees niveau te tillen, zonder de “psyche van het eigen volk” te verliezen. Dit noemt het boek de “Friese spagaat”: het verzoenen van het onverzoenlijke, zoals vasthouden aan regionale waarden terwijl je je openstelt voor de wereld. Het hedendaagse adagium ‘iepen mienskip’ (open gemeenschap), centraal in de manifestatie Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa 2018, probeert deze tegenstelling tussen nationalistische identiteitsgevoelens en een open, mondiale oriëntatie te overbruggen.
Het boek stelt dat het modernisme niet alleen een externe, maar ook een diepgaande transformatie van het bewustzijn teweegbracht. De traditionele balans tussen sociale gebondenheid en persoonlijke vrijheid werd problematisch, mede door het verdwijnen van God. Auteurs als Louis A. Sass en Iain McGilchrist worden aangehaald om te betogen dat het modernisme gekenmerkt wordt door een disbalans tussen de linker- en rechterhersenhelft, waarbij de linkerhelft (gericht op details, analyse, lineariteit) de overhand kreeg over de rechterhelft (gericht op het geheel, patronen, intuïtie). Dit leidde tot een gevoel van “thuisloosheid” en een verlies van “sense of belonging”. De Friese cultuur, van oudsher gericht op het woord, zou hierdoor zelfs een “symboolblindheid” kunnen vertonen voor het niet-letterlijke, het ironische of het groteske. De “metabletica” van Jan Hendrik van den Berg, de leer der veranderingen, wordt genoemd als een methode om deze transformatieprocessen te beschrijven.
Friese schrijvers en kunstenaars worstelden met deze existentiële vragen. Denk aan Jan Wybenga, die een brug sloeg tussen modernisme en het Friese taalidioom, en Josse de Haan, die experimenteerde met collagetechnieken en meertaligheid. De Haan zag meertaligheid als essentieel voor openheid van geest en het stimuleren van creativiteit. Riemersma’s romans, zoals Minskrotten-Rotminsken, worden gezien als een confrontatie met de hypocrisie van de ‘mienskip’ en een zoektocht naar een nieuwe moraal na het afscheid van God. Homme Eernstma’s Leafdedea wordt beschouwd als een subversieve roman die met spot en humor de Friese ernst op de korrel nam, gebruikmakend van het groteske om de werkelijkheid op zijn kop te zetten. Jo Smit zag de moderne roman als een “moraliteit” en een “laboratorium van de moraal”, waarin de schrijver de menselijke moraliteit onderzoekt in een goddeloze tijd.
Het boek benadrukt dat nostalgie en antimodernisme geen tegengestelde krachten zijn, maar intrinsieke onderdelen van het modernisme zelf. Het verlangen naar een ‘organische mienskip’ van weleer kwam pas echt op toen deze gemeenschap dreigde te verdwijnen. Geert Mak wordt zelfs de “goeroe van het nostalgische antimodernisme” genoemd, die het beeld van het agrarische Friesland mythologiseerde, terwijl anderen zoals Goffe Jensma dit probeerden te deconstrueren. Dit alles toont de voortdurende strijd tussen het koesteren van het verleden en de onvermijdelijkheid van modernisering.
Uiteindelijk betoogt het boek dat Friesland een hybride fenomeen is, waar traditionele tegenstellingen tussen stad en platteland, of collectiviteit en individualiteit, vervagen. De “hybridisering van de ruimte” (een term van Peter Sloterdijk) speelt hierin een rol: de fysieke ruimte van stad en land en de virtuele ruimte van internet en media raken verweven. Friesland, ooit aan de periferie van Europa, plaatst zichzelf nu in het midden, als cultureel centrum, waar lokale initiatieven onderdeel kunnen worden van een mondiaal netwerk. Dit alles daagt traditionele ideeën over identiteit uit, die “veel van zijn traditionele zwaarte” verliezen en paradoxaal worden.
De centrale vraag, of zoiets als een ‘Fries modernisme’ kan bestaan, leidt tot de conclusie dat we eerder moeten spreken van een ‘modernisme in meervoud’. Het modernisme in Friesland was geen eenduidig of homogeen fenomeen, maar eerder een “hybride fenomeen dat als wezenlijk kenmerk had dat het in zichzelf verdeeld was”. De confrontatie met de ‘benauwenis van het verleden’ en de omarming van de ‘anti-moderne moderniteit’ zijn cruciale aspecten van deze unieke regionale ervaring. Door Friesland als casus te nemen, biedt dit boek een frisse blik op de complexe, gelaagde transformaties van de jaren zestig, zowel wereldwijd als in de regio, en nodigt het ons uit om onze eigen aannames over identiteit en vooruitgang te herijken. Het benadrukt de noodzaak van een integrale benadering van cultuurgeschiedenis, waarbij niet alleen woord óf beeld, maar het hele spectrum van levensvormen wordt onderzocht, en de voortdurende heroriëntatie van de moraal tussen individu en mienskip.
