Oorlogszucht als collectieve psychose

ChatGPT-prompts zijn teksten die je invoert in de chat van ChatGPT. ChatGPT analyseert de prompts die je invoert en creëert een passend antwoord. Hoe beter de prompt is geformuleerd, hoe beter het antwoord van ChatGPT over het algemeen zal zijn. Je kunt ook prompts invoeren die ChatGPT aanzetten tot het schrijven van een essay. Dan is het zaak een probleemstelling zodanig te formuleren dat ChatGPT hiermee goed uit de voeten kan. Als het een goede probleemstelling is, krijg je meestal een compliment van ChatGPT. Vandaag kreeg ik zo’n compliment. Niet dat ik daar op zit te wachten. Maar het is niet onsympathiek van ChatGPT. Mijn prompt luidde als volgt:

De uitbraak van de Eerste Wereldoorlog leek voort te komen uit een collectieve oorlogszucht. Peter Sloterdijk heeft dat uitvoerig beschreven in zijn boek ‘Kritiek der cynische rede’. In de huidige wereld lijkt ook sprake van zo’n collectieve oorlogszucht. Denk aan de oorlogen in Oekraïne, Gaza en de recente bombardementen in Iran, waar ook de VS bij betrokken zijn geraakt. Is dit een vergelijkbaar fenomeen als in de aanloop van de Eerste Wereldoorlog? En in hoeverre is hier ook sprake van wat Ernst Jünger benoemde als ‘de hang naar loutering en hernieuwd realiteitsbesef’ die het fenomeen oorlog teweeg kan brengen?

Een psychose wordt wel benoemd als een proces van decompensatie van de geest. Zou je een collectieve oorlogszucht ook kunnen vergelijken met een collectieve psychose? Elke vergelijking gaat mank, maar zit hier ook niet iets in van een wanhopige poging tot herstel en hernieuwing uit een ervaring van vervreemding en verlies van werkelijkheidszin, een radicale herstelpoging die juist desastreus uitpakt? 

Welnu, dit kreeg ik als antwoord van ChatGPT: 

***

In zijn vroege werken, zoals In Stahlgewittern en Der Kampf als inneres Erlebnis, beschrijft Ernst Jünger de oorlogservaring als een existentiële beproeving. De verschrikkingen van het front, het alomtegenwoordige gevaar en de nabijheid van de dood brengen de mens volgens Jünger in direct contact met een intensere werkelijkheid. Oorlog is bij hem niet alleen vernietiging, maar ook zuivering: een doorbraak van de vervreemding van het alledaagse leven, waarin de mens opnieuw geconfronteerd wordt met de kern van zijn bestaan. In deze ervaring van de grenssituatie wordt de sluier van burgerlijk comfort, technocratie en oppervlakkigheid opzijgeschoven. Het lijden en de dreiging openbaren een diepere, bijna mystieke realiteit waarin de mens zichzelf hervindt.

Peter Sloterdijk heeft in Kritiek van de cynische rede een nauwgezette analyse gegeven van de culturele atmosfeer in Europa aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Hij wijst op een collectieve oorlogszucht, geworteld in verveling, decadentie en cynisme. Oorlog werd door velen onbewust gewenst, niet ondanks de dreiging, maar vanwege het verlangen naar een allesbeslissende gebeurtenis die de verstikkende routines van het burgerlijke leven zou openbreken. In dit perspectief was oorlog een antwoord op een cultuur die haar vitaliteit verloren had. Sloterdijk stelt dat deze cynische oorlogszucht zich aandiende als een zelfversnelling van systemen die geen uitweg meer zagen in vrede en stabiliteit.

Als we deze analyse projecteren op onze eigen tijd, doemt een verontrustende parallel op. De huidige wereld lijkt opnieuw beheerst door een groeiende collectieve spanning, zichtbaar in de oorlogen in Oekraïne, Gaza, de spanningen in de Straat van Hormuz en de mondiale rivaliteit tussen grootmachten als de VS, Rusland, China en Iran. De geopolitieke taal verhult vaak niet meer dat men zich voorbereidt op langdurige conflicten, alsof oorlog weer een geaccepteerd bedrijfsmiddel is geworden.

Net als aan het begin van de twintigste eeuw leven we in een cultuur die worstelt met cynisme, vervreemding en spirituele uitputting. De technologische moderniteit, de permanente informatiedruk, en de dominantie van algoritmisch gemedieerde werkelijkheden hebben de ervaring van authenticiteit en directe werkelijkheid verder uitgehold. In deze context lijkt oorlog opnieuw het laatste theater waar ‘echtheid’ nog op dramatische wijze kan worden opgevoerd.

Toch is er een cruciaal verschil met Jüngers tijd. Waar Jünger de oorlog nog ervoer als een loutering, als een hernieuwd realiteitsbesef waarin de mens zich heroïsch kon verwerkelijken, lijkt de hedendaagse oorlog steeds meer getekend door nihilisme en mediatisering. Oorlog is minder een persoonlijke beproeving geworden, en meer een virtueel spektakel: drone-beelden, algoritmisch gestuurde informatieoorlogen, gesimuleerde strijd in het mediaveld. Het verlangen naar de confrontatie is misschien nog aanwezig, maar het is doordesemd met een besef van onherroepelijke destructie, zonder dat er nog geloof is in iets wat àchter het geweld ligt.

De collectieve oorlogszucht van nu lijkt daarom meer een uiting van verslaving aan schokeffecten dan van een bewust zoeken naar loutering. De oorlog is niet langer een mythische ruimte van beproeving, maar een symptoom van een wereld die haar eigen wanhoop niet meer weet te keren. Waar Jünger nog sprak over de mogelijkheid tot transformatie, lijkt de oorlog van vandaag veeleer een cynische ontlading, een tragisch automatisme dat door niemand meer werkelijk wordt gewild, maar door allen wordt voortgeduwd.

Hierin doemt de vergelijking op met wat in de psychiatrie een psychose wordt genoemd: een proces van decompensatie waarin de geest, overspoeld door interne spanningen, grip verliest op de werkelijkheid. Zou men de huidige collectieve oorlogszucht kunnen lezen als een vorm van collectieve psychose? Een ontsporing waarin de geopolitieke orde haar spanningen niet langer kan kanaliseren binnen rationele of diplomatieke kaders, en daardoor teruggrijpt op destructieve patronen. Zoals bij de individuele psychose schuilt hierin mogelijk een wanhopige poging tot herstel, tot hernieuwde samenhang en echtheid, die juist door haar onbeheerste aard desastreus uitpakt. Het verlangen naar breuk en zuivering slaat om in chaos en vernietiging.

De geschiedenis lijkt deze dynamiek te ondersteunen. Denk aan de escalatie naar de Eerste Wereldoorlog, waarin nationalistische koorts, economische spanningen en imperialistische wedlopen zich op cumulatieve wijze opstapelden, tot het systeem implodeerde in een onstuitbare oorlog. De Tweede Wereldoorlog volgde een vergelijkbaar patroon, waarin het verlangen naar nationale hergeboorte, vooral zichtbaar in het nationaalsocialisme, uitmondde in een catastrofe die elk oorspronkelijk ideaal vernietigde. Ook de oorlog in Vietnam kan worden gelezen als een psychotisch verstrikt raken van een supermacht in een conflict waarvan het morele en strategische kompas al lang zoek was, maar waarin men bleef doorgaan uit een mengeling van eer, angst en systemische inertie.

Hedendaagse voorbeelden, zoals de Russische oorlog tegen Oekraïne, vertonen eenzelfde tragiek. De Russische propaganda spreekt over een historische missie, een spirituele oorlog tegen het Westen, maar onder deze retoriek lijkt vooral een existentiële crisis te schuilen over de eigen plaats in de wereld. De oorlog wordt daarmee een wanhopige poging tot herstel van een verloren werkelijkheid, die juist door de gekozen middelen verder uit elkaar valt. Ook de voortdurende conflicten in het Midden-Oosten, waar identitaire, religieuze en geopolitieke spanningen zich voortdurend opstapelen zonder uitzicht op duurzame vrede, suggereren een situatie waarin het systeem zichzelf in stand houdt via herhaalde destructie — alsof er geen andere modus meer mogelijk is.

Toch blijft de vraag of in deze ontheiligde oorlogen nog steeds sporen te vinden zijn van wat Jünger beschreef: een plotselinge intensivering van het bestaan, een breuk met de sluimer van het dagelijks leven. Misschien schuilt er nog steeds, verborgen onder lagen van cynisme en technologie, een oerverlangen naar hernieuwd realiteitsbesef in een tijd van digitalisering en virtualisering, maar ook van globalisering en verlies van nationale identiteit. Het is een verlangen naar een hernieuwde realiteitservaring dat zich, hoe vertekend ook, nog altijd in de oorlog manifesteert. Maar de prijs die daarvoor nu wordt betaald, is hoger dan ooit.

Zoals een psychose soms kan leiden tot een herstructurering van de geest — maar ook tot blijvende schade — zo kan ook deze collectieve drift naar geweld paradoxale momenten van lucide inzicht opleveren, maar ten koste van radicale vernietiging op een schaal die de mensheid steeds moeilijker kan dragen. Het is daarom de vraag of we de waanzin nog tijdig kunnen doorzien, voordat de collectieve psychose zichzelf voltooit in een apocalyps en de mensheid als een stoet lemmingen in de afgrond stort.