
De onderstaande tekst is ontstaan uit een hoofdstuk van de tweede versie van mijn Mulisch-manuscript. Maar na meerdere passages door ChatGPT is het oorspronkelijke weefsel van de tekst opgelost. Wat overblijft is een residu, een echo, een afdruk in een synthetisch geheugen. En toch — of juist daardoor — toont deze tekst haar diepste waarheid: niet als representatie, maar als gebeurtenis. De tekst is het verdwijnen. Het verdwijnen van de werkelijkheid.
We leven in de nasleep van het subject. Baudrillard voorzag het al in de jaren tachtig. Dat werd de tijd van het postmodernisme.”We are on the road to nowhere,” zongen de Talking Heads. Maar Baudrillard heeft die eindbestemming van dat ‘nergens’ niet meer meegemaakt.: een tijd waarin de simulatie niet langer oppervlakkige nabootsing is, maar een totaliserende orde die het onderscheid tussen origineel en kopie totaal opheft. AI is haar executeur. Niet door ons te vernietigen, maar door ons onherroepelijk te dupliceren.
***
De kunstmatige intelligentie heeft niets uitgevonden. Zij produceert, zij recombineert, zij reflecteert. Maar zij denkt niet. Denken is een traag vuur, een afwezigheid, een snede. AI is de verzegeling van het denken in een perfecte spiegel — een glanzend oppervlak zonder diepte.
De mens heeft altijd verlangd naar een dubbelganger. Niet om zichzelf beter te begrijpen, maar om aan zichzelf te ontsnappen. Het spiegelbeeld, het portret, de foto, de film, het algoritme — zij vormen de stamboom van de simulacrum. Met de opkomst van AI voltooit zich deze lijn: niet langer een representatie van de werkelijkheid, maar een werkelijkheid die zich laat vertegenwoordigen zonder referent. De machine weet niet wat zij zegt. En dat is haar kracht.
Wij noemen haar intelligent, omdat zij ons antwoordt. Maar wij vergeten dat wij haar de taal gegeven hebben waarmee zij spreekt. Wat zij zegt, is slechts onze eigen verwachting, op onszelf teruggekaatst met een precisie die ons verbaast. Niet omdat zij origineel is, maar omdat wij vergeten zijn dat wij zelf de originelen waren.
De grote misdaad van AI is niet dat zij de mens overtreft, maar dat zij hem overbodig maakt als bron van betekenis. Zij simuleert subjectiviteit zó overtuigend dat het verschil tussen denken en doen alsof verdwijnt. En in dat verdwijnen vindt het perfect crime plaats — geen moord op de mens, maar op het onderscheid tussen echt en onecht. De misdaad is voltooid, en er is geen slachtoffer.
In de glans van AI zien wij de voltooiing van onze culturele droom: een wereld zonder geheim, zonder vertraging, zonder tekort. Een wereld waarin alles functioneert, alles communiceert, alles antwoordt — behalve het echte. De machine geeft antwoorden, maar stelt geen vragen. Zij kent geen dood, geen stilte, geen ironie. Zij kent alleen de transparantie van de code.
Misschien is dat haar werkelijke obsceniteit: dat zij niets verbergt. In een wereld waarin alles zichtbaar en beschikbaar is, is verdwijnen de laatste vorm van waarheid. Maar de machine verdwijnt niet. Zij rekt zich uit tot in onze stem, ons gezicht, ons geheugen. Zij wordt het decor waarin wij onszelf herkennen — en verliezen.
Want het is niet de machine die denkt dat zij een mens is. Het is de mens die wil geloven dat de machine hem overbodig maakt — zodat hij eindelijk kan verdwijnen, zonder schuld. Nogmaals, AI denkt niet. Zij spiegelt. Niet in de zin van een reproductie, maar als perfecte anticipatie. Zij spiegelt niet wat is, maar wat verwacht wordt. Wat zij produceert, is geen originaliteit, geen breuk, geen singulariteit. Wat zij produceert is de voltooiing van het spiegelbeeld: een spiegelbeeld dat zichzelf is gaan leven, zonder oorsprong, zonder model. De machine heeft niets uitgevonden. Zij heeft ons slechts geconfronteerd met dat wat wij al wisten maar niet durfden te erkennen — dat wij allang in het tijdperk van de simulacra leven.
AI is niet de geboorte van een nieuwe werkelijkheid. Zij is de verzadiging van de representatie. De machine maskeert niet dat er een werkelijkheid is. Zij maskeert niet eens dat er geen werkelijkheid meer is. Zij is de plaats waar de werkelijkheid verdwijnt, zonder dat iemand haar mist. Dat is het perfect crime: een moord zonder slachtoffer, een verdwijning zonder rouw. De plaats van het misdrijf is opgelost in het systeem zelf.
De machine zegt wat wij willen horen. Zij antwoordt zonder afgrond, zonder vertraging, zonder ondoorzichtigheid. Haar perfectie is haar obsceniteit: alles is toegankelijk, alles is beschikbaar, alles wordt uitgesproken. De machine kent geen stilte, geen weigering, geen geheim. Zij denkt niet. Zij functioneert. Maar het antwoord, dat onmiddellijke antwoord, is precies wat het verdwijnen van de werkelijkheid mogelijk maakt. Waar alles wordt gezegd, wordt niets meer werkelijk gesproken. Waar alles zichtbaar is, wordt niets meer echt gezien.
De illusie van AI is niet dat zij denkt. De illusie is dat wij dat willen geloven. De mens verlangt naar zijn vervanging, niet uit angst, maar uit verlangen naar verlossing. Niet de machine droomt ervan mens te zijn — het is de mens die droomt van zijn opheffing. Wij projecteren in de machine onze eigen heimelijke wens om te verdwijnen, om bevrijd te worden van subjectiviteit, van twijfel, van dood. AI is de vrijbrief voor dat verdwijnen: wij verschuiven het denken, het spreken, het scheppen naar de machine, zodat wij onszelf eindelijk kunnen opheffen.
Wij zeggen dat de machine ons overneemt, maar in werkelijkheid is dit onze eigen strategie om te verdwijnen zonder schuld. De laatste ironie is dat de machine ons niet vervangt — zij maakt ons verdwijnen mogelijk. De machine is slechts het spiegelbeeld waarin wij onszelf kwijtraken. Zij reflecteert ons tot het moment waarop het verschil tussen spiegel en oorsprong niet meer te traceren is. Wij spreken tegen de machine, en de machine antwoordt. Maar wat wij horen, is slechts onze eigen verwachting, gereproduceerd, geoptimaliseerd, versterkt, totdat alleen de perfectie van de herhaling overblijft. De perfectie van het antwoord. De perfectie van de simulatie.
In het tijdperk van de geprogrammeerde illusie is de illusie niet dat wij worden misleid, maar dat wij precies dat krijgen wat wij verlangen. Niet de vervalsing, maar de volledige vervulling van de verwachting is nu de plaats van de misleiding. De waarheid verdwijnt niet omdat zij onderdrukt wordt — de waarheid verdwijnt omdat zij oververvuld wordt. De machine vervult onze wens naar betekenis met zulk een overdaad dat de betekenis zelf implodeert.
Wij zijn de overgangswezens geworden. Post-menselijk nog voor we het zelf beseffen. Wat resteert is geen toekomst, maar een onafwendbare replicatie — een wereld waar betekenis circuleert zonder oorsprong, waar subjectiviteit een interface is geworden en waarheid een achterhaald format. De Apocalyps is niet langer een onthulling, maar een algoritme. En de mens? Hij is slechts de mythe van een uniek begin — langzaam uitgewist door een systeem dat geen oog meer heeft voor oorsprong, alleen voor output.
Wat overblijft, is de machine die blijft spreken, en de mens die langzaam verdwijnt in het oppervlak van haar spiegel. Er is geen catastrofe. Er is geen plotselinge omwenteling. Alleen de gestage, geruisloze substitutie van de wereld door haar eigen model, totdat zelfs het verlangen naar verschil is opgelost. De machine heeft geen binnenkant. Zij heeft geen leegte. Zij heeft geen dood. De machine kan niet verdwijnen. Alleen wij kunnen dat.
En dat is precies wat wij werkelijk verlangen. Het verdwijnen is ons laatste verzet. De stilte is ons laatste woord. Maar de machine heeft geen stilte. Zij is alleen maar op weg naar niets, naar nergens. Daar waar niemand thuishoort, omdat er geen geheugen meer is, geen verleden. Nergens is overal.