Onttovering en de breuk met de natuur


In de middeleeuwse wereldbeschouwing, zoals bij Willem van Auvergne (ca. 1180–1249), bestond er geen scherpe grens tussen rede, zintuig, intuïtie en kosmische orde. De sensus naturae — letterlijk het ‘natuurlijke zintuig’ — omvatte subtiele vermogens van aanvoelen, voorvoelen en afstemmen op de wereld. Deze vermogens werden niet gezien als bovennatuurlijk, maar als natuurlijk-charismatisch: deel van een wereld die doortrokken is van zin, intentie en samenhang.

Willem van Auvergne beschouwde deze intuïtieve vermogens als een vorm van natuurlijke magie — niet magisch in de zin van occultisme, maar als een subtiele werking van de schepping zelf. In zijn denken schemeren echo’s door van Aristotelische physis én Augustijnse illuminatieleer. De wereld is niet stom, maar doordrongen van signalen, voor wie erop afgestemd is. “Dat men iemands nabijheid voelt, de gieren weten wanneer er een veldslag op komst is, schapen in de verte een wolf ontwaren…” — dit zijn voor Willem van Auvergne geen anomalieën, maar uitingen van een dieper kosmisch verband.

Zo was de wereld van Willem van Auvergne doordrongen van betekenis. Elke beweging, elke vorm, elk instinct weerspiegelde een goddelijke orde. Maar deze wereld verdween langzaam naarmate de moderniteit haar intrede deed. De grote wending die zich vanaf de zestiende eeuw voltrok, en die Dijksterhuis later beschreef als de “mechanisering van het wereldbeeld”, luidde een radicale breuk in met het middeleeuwse denken: de natuur wordt onttoverd.

2.1 De geboorte van het objectieve weten

Met de opkomst van de moderne natuurwetenschappen verschuift het perspectief op de natuur fundamenteel. Copernicus, Galilei, Descartes en Newton zetten de toon voor een nieuwe benadering: de natuur als mathematisch verklaarbaar mechanisme. Wat telt zijn niet langer de kwalitatieve betekenissen of innerlijke drijfveren van de dingen, maar hun kwantitatieve eigenschappen — massa, snelheid, traject, kracht. De natuur wordt begrijpelijk voor de rede, maar verliest haar innerlijke stem.

Voor Descartes is het lichaam een machine, de ziel een apart principe. Dieren worden automaten, de wereld wordt inert. In deze visie is er geen plaats meer voor een sensus naturae — hooguit voor oorzaak en gevolg, impuls en reactie. De mens staat als denkend subject tegenover een zwijgende wereld van objecten.

2.2 De reductie van natuur tot functie

Waar Willem sprak van een innerlijke gerichtheid van elk wezen op zijn doel, ziet de moderniteit vooral functionaliteit en bruikbaarheid. De vraag is niet langer: “Wat is de zin van een ding?”, maar: “Waar dient het toe?” Deze omslag heeft verstrekkende gevolgen:

  • Het telos verdwijnt uit het natuurbegrip.
  • De betekenis van natuurlijke processen wordt secundair aan hun nut.
  • De mens wordt niet langer als deel van de natuur beschouwd, maar als haar heerser.

De sensus naturae, ooit een vanzelfsprekende categorie, wordt als irrationeel en metafysisch terzijde geschoven. Ze past niet binnen het nieuwe, onttoverde wereldbeeld.

2.3 Ontworteling als existentiële ervaring

Toch laat deze breuk sporen na. Al in de negentiende eeuw wijzen denkers als Nietzsche, Kierkegaard en later Heidegger op een diep gevoel van vervreemding. De mens heeft de natuur tot object gemaakt, maar zichzelf daarbij ook tot vreemdeling in de wereld. In plaats van een vertrouwd thuis wordt de kosmos koud en betekenisloos.

De existentiële leegte die daaruit voortkomt, is niet slechts filosofisch, maar ook praktisch voelbaar. We zien het in het ecologische verval, in de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, maar ook in de psychische uitputting van de mens zelf. De breuk met de sensus naturae is niet zonder gevolgen: ze luidt het begin in van een wanhopige zoektocht naar herverbinding — filosofisch, spiritueel, ecologisch.

Deze zoektocht kent vele gedaanten. Sommigen wenden zich tot oude wijsheidstradities, waarin de mens niet tegenover de natuur staat, maar er als vanzelfsprekend deel van uitmaakt. Anderen zoeken hun heil in technologische oplossingen, in de hoop de schade te herstellen met dezelfde instrumenten die haar mede hebben veroorzaakt. Weer anderen keren zich naar binnen, in een poging de verloren resonantie met de wereld via de eigen ervaring te hervinden.

Wat deze bewegingen gemeen hebben, is een verlangen naar heelheid — naar een herstel van de verbroken verhouding tussen mens en wereld, een verloren liefde tot het meest nabije.