Ontwaken in een spiegelpaleis

Ik werd vanochtend wakker met in mijn hoofd een wonderlijk verhaal. Het ging over een spiegelpaleis dat zich bij elke waarneming spitst. Het idee dat miljarden werelden ontstonden, elk geboren uit een ander moment van aandacht, sluit aan bij de many-worlds interpretation van de kwantummechanica. Dat is een interpretatie die populair is gemaakt door Hugh Everett. Volgens die theorie splitst het universum zich bij elke kwantumgebeurtenis in alle mogelijke uitkomsten, elk in een eigen tak van de werkelijkheid.

Mijn verhaal suggereert ook dat de waarneming een rol speelt in het ontstaan van realiteiten,“alsof de waarneming te zwaar werd”. Hierin klinkt een echo door van de Kopenhagen-interpretatie van de kwantummechanica, waarin de waarnemer een fundamentele rol speelt bij het “instorten” van de waarschijnlijkheidsgolf naar één uitkomst. Ook dit is wetenschappelijk gangbaar, al zijn er interpretatieverschillen.

Maar er is nog iets. De gedachte dat onze werkelijkheid slechts “gekozen” is uit vele mogelijkheden sluit ook enigszins aan bij participatory realism (John Archibald Wheeler) — het idee dat het universum mede ontstaat door interactie met bewuste wezens. Dat idee is niet mainstream, maar wordt wel serieus genomen door enkele theoretische fysici. De verhalende vorm, waarin een spiegelbeeld spreekt als een ander, is zelf natuurlijk literair en symbolisch bedoeld. Vanuit de fysica is er geen model waarin “bewustzijn in spiegels” of dialogen met andere “ikken” fysiek verklaarbaar zijn.

Maar er is ook nog een andere interpretatie mogelijk van mijn verhaal. Kosmologische theorieën beschrijven alternatieve universa, maar die zijn niet rechtstreeks ervaarbaar. In mijn verhaal is die overgang heel persoonlijk en zintuiglijk. De psychologische implicaties (dat “ik” een vraag is tussen miljoenen versies) passen eerder bij existentiële of postmoderne filosofie dan bij natuurkunde. Kosmologie spreekt niet over “zelf” of “keuzes tussen identiteiten”.

Kortom, mijn verhaal sluit op poëtische wijze aan bij een aantal concepten uit de hedendaagse kosmologie — vooral de many-worlds interpretatie en de rol van de waarnemer — maar vertaalt die in een innerlijke, existentiële beleving die vooral thuishoort in de literatuur en de filosofie. Het is dus geen weergave van de huidige stand van de wetenschap, maar een metaforische weerspiegeling van thema’s die wel degelijk voorkomen in de kosmologische en kwantum-theoretische discussie.

Dat alles gezegd hebbende, dit is het verhaal waarmee ik vanochtend wakker werd.

****

Het begon zoals zoveel dingen beginnen: met een blik in de spiegel. Er was niets ongewoons aan die ochtend. De wereld dreef voort op haar vanzelfsprekendheden — de lucht was lucht, de grond was grond, en ik was, naar algemeen aanvaarde maatstaven, mezelf. Maar de spiegel weigerde daaraan mee te doen. Mijn spiegelbeeld keek terug, zoals altijd. Maar het wachtte ook. Niet op een handeling, maar op een beslissing. Iets ongrijpbaars hing in de lucht, alsof het moment zwaarder woog dan de tijd kon dragen.

‘Je kijkt,’ zei mijn spiegelbeeld, zonder zijn mond te bewegen. ‘Maar je kijkt verkeerd.’

Ik bewoog niet. Mijn lichaam bleef strak, maar in mijn geest verschoof er iets. De woorden kwamen niet van buiten. Ze klonken binnenin — als een gedachte die niet de mijne was, maar die zich toch nestelde als een waarheid.

‘Wie ben jij?’ vroeg ik.

‘Ik ben degene die jij vergeet te zijn, elke dag opnieuw. Ik ben wat overblijft als je stopt met je verhaal te herhalen.’ Een stilte viel. Niet leeg, maar geladen. Het was de stilte van inzicht dat nog geen taal gevonden heeft.En toen: het splijten.

Niet letterlijk, geen donder, geen lichtflits. Maar toch voelde ik het: een breuk in het weefsel van het bestaan. Alsof de waarneming zelf te zwaar was geworden, en de werkelijkheid — zoals die altijd keurig in één richting stroomde — nu uiteen viel in mogelijkheden. Miljarden werelden ontstonden, elk geboren uit een ander moment van aandacht, een andere beslissing, een andere waarnemer.

De spiegel werd een poort. Niet naar één andere wereld, maar naar een onvoorstelbaar paleis — een spiegelpaleis zonder muren, zonder eind, waarin elke mens gevangen zit in het licht van zijn eigen ogen. Ik zweeg.

‘Zie je het nu?’ vroeg het spiegelbeeld. ‘Jij bent geen enkelvoud. Jij bent een meervoud, in conflict met zichzelf. Elk “ik” dat je uitspreekt, sluit duizend andere versies buiten.’

‘Maar hoe leef je dan?’ fluisterde ik. ‘Hoe maak je keuzes als alles even werkelijk is?’

Het spiegelbeeld knikte langzaam. ‘Door te kiezen, ondanks het weten. Door de waanzin te omarmen als het kader waarin betekenis mogelijk wordt. Dat is wat mensen doen. Ze geloven in grenzen die er niet zijn, omdat ze anders verdrinken in de oceaan van zichzelf.’

Ik wendde mijn blik af, maar de spiegels bleven. Ze volgden me, alsof ze niet meer in het glas zaten, maar in de structuur van mijn denken. In elke spiegel: een andere ik. Eén die ging, één die bleef. Eén die zweeg, één die schreeuwde. Eén die brak, en één die lachte in de leegte.

De wereld zoals ik haar kende, was niet verdwenen. Maar ik wist nu: ze was nooit alleen geweest. Ze was één variant van velen — gekozen, niet omdat ze waar was, maar omdat ik haar nodig had. En ik begreep: identiteit is geen bezit, maar een voortdurende daad. Een keuze tussen miljoenen versies van jezelf, telkens opnieuw. Het “ik” is geen antwoord. Het is een vraag die zich blijft stellen, zolang er spiegels zijn.

Ik keerde me om. De spiegel was er nog. Maar het beeld sprak niet meer. Het had mij iets gegeven dat geen spiegel terug kan nemen: het besef dat werkelijk zijn altijd betekent een keuze zijn tussen ontelbare mogelijkheden. En daarmee begon de dag.