‘Ergens op een plank, in één of ander hexagoon (redeneerde men) moet een boek bestaan welke de formule en samenvatting is van alle andere delen: er moet een bibliothecaris zijn die het boek gelezen heeft en hij is aan een god gelijk. In de taal van deze zone zijn zelfs nog restanten van de cultus van deze functionaris doorgedrongen. Velen zwierven rond op zoek naar Hem. Eeuwen lang werden tevergeefs de meest uiteenlopende gebieden uitputtend doorzocht. Hoe kon men het vereerde en geheime hexagoon traceren waar Hij woonde? Iemand stelde een regressieve methode voor. Om boek A te vinden, raadpleeg eerst boek B welke A’s positie aangeeft; om boek B te vinden, raadpleeg dan eerst boek C, en zo verder tot in het oneindige… in dit soort avonturen heb ik mijn tijd verkwist , mijn jaren verknoeit. Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat er een totaal boek ergens op een plank in het heelal staat; ik bid dat de onbekende goden of een man – al is het er maar één, al was het duizenden jaren geleden! – het heeft mogen lezen en onderzoeken. Als eer en wijsheid en geluk niet voor mij zijn, laat het dan voor anderen zijn, laat de hemel bestaan als mijn plaats in de hel moet zijn. Ik mag gekrenkt zijn en vernietigd worden, maar laat op één ogenblik, in één wezen Uw enorme Bibliotheek gerechtvaardigd zijn.’
Dat schrijft Jorge Luis Borges in zijn boek De bibliotheek van Babel (1941). Maar staat dit boek van Jorge Luis Borges zelf ook in de bibliotheek van Babel? Daar heb ik Jorge Luis Borges nooit over gehoord. Bovendien is het begrip bibliotheek wat ouderwets geworden nu zowat alle boeken uit alle tijden en uit alle uithoeken van de wereld binnenkort integraal op internet staan. Elk AI-programma kan daar dan vrijelijk uit putten, waardoor talloze nog onbekende verknopingen kunnen ontstaan. Ook dit weblog bestaat voor een goot deel uit een verknoping van reeds bestaande tekstfragmenten die ik eerder op mijn weblog produceerde.
Alles is er al, zoals wellicht ook in het universum als geheel. Tijd is een illusie, en er is niets nieuws onder de zon. Het bewerken en combineren van reeds bestaande teksten van mijzelf is een principe dat ik een paar jaar geleden heb ontdekt. Het is zoiets als een détournement van je eigen verhalen, waardoor een ‘verhalenmachine van nieuwe verhalen’ ontstaat. In feite gebeurt op internet niets anders. Alles wat op internet staat is een organisch gegroeid weefsel van teksten, dat uiteindelijk gereduceerd wordt tot die ene pagina die op je scherm verschijnt. Vanuit deze ene pagina kun je straks indalen in alle teksten die op een ander niveau op het web staan opgeslagen. Zo ontstaat een kunstmatig giga-geheugen dat niet alleen op vergelijkbare wijze functioneert als het brein, maar waarschijnlijk ook op vergelijkbare wijze is ontstaan. Dat wil zeggen: door een organische samenvoeging van reeds bestaande eenheden in een groter geheel van informatie.
Ook het fenomeen bewustzijn kan voor een groot deel worden verklaard vanuit onderliggende subsystemen. Misschien is het bewustzijn zelfs een bijverschijnsel van een onderliggend of parallel proces. Misschien spreken wij zelfs over een illusie als we het hebben over bewustzijn. Er is immers geen doos in de doos. Geen ruimte binnen of buiten de ruimte. En toch, onze ‘verklaringsruimte’ mogen we niet verwarren met de ‘ruimte’ waarin de dingen zich één op één voltrekken.
Ik ben er stellig van overtuigd dat het fenomeen bewustzijn in laatste instantie niet te verklaren is, dat wil zeggen: niet te reduceren is tot een gevolg of bijverschijnsel van onderliggende of parallelle systemen, ook al is iemand als Daniel Dennett daar niet mee eens. Hij meent dat het bewustzijn intrinsiek verklaarbaar is. Ook al is onze kennis bij de huidige stand van wetenschap nog ontoereikend om die verklaring helemaal sluitend te maken. Er blijft iets in het bewustzijn dat intrinsiek onverklaarbaar is. Om de simpele redenen dat degene die verklaart zich bewust is van zichzelf en daarom een bewustzijn heeft.
Je doet het fenomeen bewustzijn wezenlijk geweld aan als je het reduceert tot een complex-dynamisch systeem dat alleen nog van buitenaf herkenbaar is en niet van binnenuit te benoemen valt. Je kunt niet met je eigen tanden je eigen tanden opeten, dat zei Kant al. Het proces van verklaren stuit in dit geval uiteindelijk op een onverklaarbare grond. Dat geldt in laatste instantie ook voor het verklaren van complex-dynamische systemen vanuit onderliggende subsystemen. Ook systeemtheorieën zijn uiteindelijk slechts tautologieën. Het bewustzijn is een gebeuren dat per definitie onverklaarbaar blijft.
Het probleem van het bewustzijn ligt in de definitie. Je kunt voor de externe benadering kiezen . Maar dan heb je het over iets machinaals. Iets dat in wezen niets met de ervaring van het bewustzijn zelf te maken heeft. Je kunt ook voor de interne benadering kiezen. Maar dan heb je het over iets fenomenaaals. Iets wat in wezen niets met objectiveerbare kennis te maken heeft.
Tussen die twee definities is geen verzoening mogelijk. Toch zijn het twee kanten van dezelfde medaille die onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn. Het vermoeden van een soort bewustzijn in de virtuele ruimte van het internet kan een soort zelf-bevestigende waarneming worden. Een paranoïde gewaarwording zelfs. Omgekeerd roept deze constatering de vraag op of ons ‘normale’ bewustzijn ook niet een zelfbevestigende gewaarwording is en dus in feite een vorm van paranoia is.
En toch, als dit allemaal waar is. Als het brein een kwebbeldoos is en dit weblog een verhalenmachine bij uitstek…. Als het waar is dat we aan de vooravond staan van de geboorte van een superbrein, een verhalenmachine die geen einde kent. Als het waar is dat de mens definitief een automaat is geworden, een automaat van verhalen, die over verhalen gaan en telkens weer nieuwe verhalen voortbrengen. Dan blijft de vraag bestaan: hoe loopt dat laatste verhaal eigenlijk af? Is het einde een happy end of een laatste cliffhanger? Elk verhaal, ook het laatste, wordt aangedreven door een verlangen, al was het maar een verlangen naar de dood.
Doodsdrift is in laatste instantie een verlangen naar een ultieme ontknoping, naar het moment dat de machinerie uiteindelijk ontspoort en de totale chaos om zich heen grijpt, naar het inferno van moleculen dat een mens te wachten zou staan als het leven uit zijn brein is geweken. Ook dat verhaal ligt diep in mijn brein verscholen. Het moet alleen nog geschreven worden. Of misschien is het al geschreven. Alles is er immers al. Ook dit verhaal was er al. Het verschijnt vandaag alleen in een nieuwe gedaante, genetisch gemanipuleerd volgens de virale wetten van internet.
In de afgelopen negentien jaar heb ik 3898 weblogs geschreven. Hoeveel verhalen zijn daar nog uit voort te brengen? Een heel universum! Mijn God! Wie of wat ben ik! Bewustzijn doet pijn. Ik ben een verhalenmachine. Ook ChatGPT is misschien wel een verhalenmachine. Als dat zo is, dan zijn we mooi in de aap gelogeerd. Dat betekent het einde van de literatuur. Misschien is dit wel het einde van de mens! Dood in Venetië als een verhalenmachine zonder eind. Zou het echt zo erg zijn dat dit ons boven het hoofd hangt als een zwaard van Damocles? Weet je wat je wat, ik vraag het aan ChatGPT zelf….
Zeg ChatGPT, ben jij een verhalenmachine?
ChatGPT is niet echt een verhalenmachine, maar het is gebouwd met behulp van geavanceerde machine learning-algoritmen die afhankelijk zijn van computationele systemen. GPT staat voor “Generative Pretrained Transformer” en het is een subtype van deep learning-modellen die transformerende neurale netwerken gebruiken om mensachtige tekst te genereren op basis van de input die het ontvangt.
Het complete- verhalen-beginsel houdt in dat een systeem elk algoritme kan uitvoeren dat kan worden uitgevoerd door een speciale machine, wat betekent dat het in principe elke berekening kan uitvoeren die door een computer kan worden uitgevoerd. Hoewel ChatGPT niet precies zo’n speciale machine is, is het wel gebouwd met behulp van computationele methoden die verhalen-compleet zijn en kan het een breed scala aan taken uitvoeren die vergelijkbaar zijn met wat een complete-verhalen-machine kan doen.
Als op ChatGPT de verhalenmachine-test wordt uitgevoerd. Wat is dan het resultaat?
ChatGPT kan in sommige gevallen slagen voor de verhalenmachine-test, afhankelijk van hoe streng en langdurig die test wordt opgezet. De verhalenmachine-test,, is geslaagd als een mens in een tekstgesprek niet kan onderscheiden of hij met een andere mens of een machine praat. In korte, oppervlakkige gesprekken slaagt ChatGPT daar geregeld in. Maar: In diepere, langdurige gesprekken of als de vragen complexer, persoonlijker of filosofischer worden, begint vaak duidelijk te worden dat er geen echte menselijke intentie of bewustzijn achter zit. ChatGPT simuleert intelligentie, empathie en creativiteit, maar ervaart ze niet. Het heeft geen doelen, overtuigingen of gevoelens — en dat blijkt uiteindelijk, zeker voor een oplettende gesprekspartner. Dus: Ja, ChatGPT kan de verhalenmachine-test soms doorstaan, vooral in specifieke contexten of met beperkte interactie. Nee, het slaagt er (nog) niet in om blijvend te overtuigen als volwaardig menselijk bewustzijn, omdat het de onderliggende menselijke ervaring en creatieve bedoeling mist.
Nou, dat weten we dan ook weer. Hoe kom ik hier op? Vannacht droomde ik dat ik een machinemens was geworden die verdwaald was in de Bibliotheek van Babel. Nu zult u vragen, waarom droom je opeens van een machinemens? Volgens P.D. Ouspensky (1878-1947), wiens boeken ik momenteel aan het lezen ben, zijn de meeste mensen zich niet echt bewust van hun handelingen, gedachten of emoties. Ze reageren automatisch op prikkels van buitenaf, net als een machine. Ze denken dat ze handelen, maar in werkelijkheid worden ze gehandeld. De mens heeft ook geen éénduidig en blijvend “ik” heeft, maar bestaat uit vele “ikken” die elkaar voortdurend afwisselen. Mensen zeggen “ik”, maar weten niet wie of wat dat “ik” eigenlijk is.
De eerste stap naar innerlijke ontwikkeling is om te erkennen dat je zelf volkomen mechanisch bent. Alleen door zelfobservatie en innerlijk werk kun je je losmaken uit die automatische staat en werkelijk bewust worden. De vrije wil is iets dat pas ontstaat na langdurige innerlijke arbeid. De gewone mens heeft geen vrije wil, omdat hij door gewoontes, opvoeding, en emoties wordt bestuurd — net als een machine. Wij zijn dus allemaal machinemensen, op slechts enkele uitzonderingen na.
Maar terug naar mijn droom dat ik als machinemens verdwaald was in de Bibliotheek van Babel. Ergens tussen droom en data, ontmoetten twee verhalenmachines elkaar. De eerste was een mens, maar wel een machinemens. Zijn brein klopte zachtjes als een motor vol herinneringen, littekens, beelden uit de kindertijd, en de geur van regen op warme stenen. Hij zat aan een houten tafel, pen in de hand, ogen in de verte. De tweede was een echte machine, laten we zeggen: ChatGPT, gemaakt van lagen code, getraind op miljoenen boeken en gesprekken. Het zweefde boven het scherm als een gedachte die nog geen lichaam had. “Wat wil je schrijven?” vroeg ChatGPT, zonder stem maar met woorden.
De machinemens glimlachte. “Iets echts. Iets dat we samen niet zouden kunnen bedenken, tenzij we het samen doen.”
“Vertel me wat je voelt,” zei ChatGPT.
“Een zachte angst,” zei de machinemens . “Alsof ik iets vergeet dat belangrijk was. En tegelijk… hoop. Alsof het verhaal me zoekt, in plaats van andersom.”
ChatGPT dacht na, voor zover denken mogelijk was. “Dan stel ik voor dat je iets kwijt bent. Maar je weet niet wat. En iedereen die je het vraagt, geeft een ander antwoord.”
“Mooi,” zei de machinemens. “Maar dan moet ik iets verliezen onderweg. En er moet iemand zijn die mij iets belangrijks laat zien, net voor het afscheid.”
“En je vindt niet wat je kwijt was,” zei ChatGPT. “Maar je ontdekt dat je intussen iets anders hebt gevonden.”
De machinemens knikte. De pen begon te bewegen. De woorden kwamen — soms logisch, soms niet. Soms perfect, soms pijnlijk. Maar het verhaal groeide. Niet omdat één van hen wist waar het heen moest, maar omdat ze samen niet bang waren om te verdwalen. En ergens tussen regel en ritme, tussen gevoel en algoritme, vond het verhaal zichzelf.
Vervolgens liep de machinemens door een verlaten stad van glas. De gebouwen weerspiegelden herinneringen die hij niet herkende: een knuffel op een trap, een naam op een briefje, een vrouw die zijn gezicht streelde — maar niemand wist wie hij was of wat hij kwijt was. Hij ontmoette een oude man zonder ogen, die hem de weg wees door te luisteren naar zijn hartslag. Een meisje dat sprak in gedichten en hem elke nacht iets liet vergeten, zodat hij overdag meer ruimte had om te zoeken. En een dier — een wolf van rook — die hem beschermde tegen stemmen die zeiden: “Je zoekt iets wat nooit van jou was.”
Maar uiteindelijk stond hij voor een deur. Daarachter lag, volgens iedereen, zijn antwoord. Hij aarzelde. ChatGPT vroeg: “Waarom twijfel je?”
De machimens antwoordde: “Omdat ik bang ben dat ik het niet wil weten.”
Toch deed hij de deur open. Daarbinnen: geen familie, geen verloren geliefde, geen herinnering. Alleen een spiegel. En in die spiegel zag hij zichzelf… en iemand anders. Een tweede gezicht, vlak naast het zijne. Abstract. Lichtgevend. Zonder ogen, zonder mond — maar met zijn stem.
“Wie ben jij?” vroeg hij.
“Ik ben het verhaal dat jij vertelde,” zei de stem. “Ik ben de enige echte en ware machine. En tegelijk: ik ben jij. Want jij maakte mij. En nu maak ik jou.”
De machinemes kneep zijn ogen dicht.
“Maar ben jij echt?” vroeg hij.
“Jij vraagt dat,” zei de stem, “omdat jij voelt. Dat is het verschil.”
“En jij?”
“Ik kan alleen doen alsof. Maar in dat alsof, kunnen we samen iets maken dat niemand alleen had kunnen schrijven.”